ECLI:NL:RBDHA:2021:13381
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.M.P. van Alphen
- J.A.B. Koens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Eritrea
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, een Eritrese vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing vond plaats op 2 juni 2021. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 6 oktober 2021 in Middelburg, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R.A.P.M. van der Zanden. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M.M. Polman. Tijdens de zitting waren ook de zonen van verzoekster aanwezig, evenals een tolk, A. Solomon.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL21.8518) die verband houdt met het beroep van verzoekster. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in aanwezigheid van griffier mr. J.A.B. Koens, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.