ECLI:NL:RBDHA:2021:13376

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
NL21.8523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met risico op schending van mensenrechten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, afkomstig uit Eritrea, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 6 oktober 2021 waren de verzoeker, zijn moeder, zijn broer en een tolk aanwezig, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, verwijzend naar een eerdere uitspraak in een aanverwante zaak (NL21.8522), waarin het beroep gegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel er risico's zijn op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door de verlengde dienstplicht in Eritrea, de afwijzing van de aanvraag als kennelijk ongegrond niet onterecht was. De rechtbank heeft de staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 748,00, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8523

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.8522, op 6 oktober 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen [naam moeder], de moeder van verzoeker, [broer], de broer van verzoeker, en tolk A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.8522, heeft de rechtbank het beroep in de bodemzaak waarover dit verzoek om voorlopige voorziening gaat gegrond verklaard.
2. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om voorlopige voorziening af.
3. Vanwege de gegrondverklaring van het beroep, zal verweerder worden veroordeeld in de proceskosten van verzoeker. Het bedrag van deze proceskosten wordt overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 748 (1 punt voor het verzoekschrift, waarde per punt € 748, gemiddeld gewicht).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van tot een bedrag van € 748,-
(zevenhonderdachtenveertig euro) te betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.