ECLI:NL:RBDHA:2021:13374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
AWB 21/3001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visum kort verblijf wegens hulp aan referente met hartoperatie en Covid-19 maatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep van een eiseres uit Ghana tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag was gedaan om haar moeder bij te staan tijdens een noodzakelijke hartoperatie. De minister van Buitenlandse Zaken had de aanvraag afgewezen op basis van drie redenen, waaronder het niet aantonen van voldoende middelen en het gevaar voor de volksgezondheid door de Covid-19 epidemie. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld en geconcludeerd dat de minister niet op goede gronden de Covid-19 maatregelen heeft tegengeworpen. De rechtbank oordeelde dat de situatie van eiseres, die haar moeder bijstaat tijdens een noodzakelijke medische ingreep, wel degelijk onder de zwaarwegende omstandigheden valt die in de richtsnoeren van de EU zijn opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de zwaarwegende omstandigheden en de hoorplicht heeft geschonden.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn erop gewezen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3001
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Ghana, eiseres

V-nummer: [V-Nummer]
(gemachtigde: mr. S.S. Jangali),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.H. Belevska).

Procesverloop

In het besluit van 17 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een visum voor kort verblijf met als doel familiebezoek afgewezen.
In het besluit van 20 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook waren aanwezig [referente] , referente, en L. Malovic, tolk Engels.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op de zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.

Overwegingen

1. Referente heeft een visum kort verblijf voor eiseres (haar moeder) aangevraagd, omdat zij wordt geopereerd en graag wil dat haar moeder haar bijstaat bij de operatie en daarna bij haar thuis. Verweerder heeft de aanvraag om een visumkort verblijf afgewezen. In het primaire besluit om drie redenen: eiseres heeft het doel en de omstandigheden van het verblijf niet goed aangetoond en niet aangetoond dat zij over voldoende middelen beschikt voor de duur van het voorgenomen verblijf en de terugreis naar Ghana. Daarnaast heeft verweerder de aanvraag afgewezen in het kader van gevaar voor volksgezondheid door de Covid epidemie en de door de overheid opgelegde maatregelen. Eiseres is in bezwaar gegaan. Zoals nader is toegelicht op de zitting is in het bestreden besluit één afwijzingsgrond overgebleven: de Covid maatregelen.
2. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder op goede gronden de Covid maatregel heeft tegengeworpen. De rechtbank oordeelt dat dat niet het geval is en geeft eiseres daarom gelijk.
3.1
De Covid epidemie is wereldwijd, daarom heeft de overheid reizen naar de Europese Unie beperkt. Ten tijde van de besluitvorming mocht alleen gereisd worden naar de EU als sprake is van zwaarwegende redenen. In de richtsnoeren van de EU [1] staan voorbeelden wanneer daar sprake van is, onder andere bij noodhulp. Nederland heeft die richtsnoeren nader uitgewerkt. [2] Volgens verweerder valt de situatie van eiseres niet onder zwaarwegende omstandigheden in de richtsnoeren en ook niet onder de eigen interpretatie van de richtsnoeren, omdat familiebezoek vanwege een operatie niet wordt genoemd in de richtsnoeren.
3.2
De rechtbank overweegt echter dat het eiseres niet slechts gaat om familiebezoek maar bijstand van haar moeder in verband met haar hartoperatie. Referente moet de operatie ondergaan, daarover is een brief overgelegd van de cardioloog [3] . In deze staat dat eisers een “coronary bypass artery grafting” operatie dient te ondergaan en dat behandeling op korte termijn noodzakelijk is om klachten te verlichten en haar prognose te verbeteren. Verweerder vindt dat de ernst en noodzaak niet duidelijk is, omdat referente zo lang heeft gewacht met de operatie. Wat daar ook van zij, de zwaarwegende omstandigheden die in de richtsnoeren worden genoemd betreffen gevallen die diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer. Daarnaast blijkt uit de website van de rijksoverheid, waar de richtsnoeren door verweerder verder zijn uitgewerkt, dat onder zwaarwegende omstandigheden niet alleen terminale, maar ook ernstige ziektes vallen.
3.3
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder gelet op de aanvraag en met name de onderbouwende brief van de cardioloog had moeten onderzoeken of, ondanks de noodzakelijke hartoperatie die eiseres dient te ondergaan, geen sprake is van zwaarwegende omstandigheden in de zin van de richtsnoeren dan wel de Nederlandse uitwerking daarvan. Verweerder heeft dat niet gedaan. Daarom moet het bestreden besluit worden vernietigd, omdat verweerder nader onderzoek had moeten verrichten en referente in dat kader had moeten horen om zo te kijken of geen zwaarwegende omstandigheden aanwezig zijn.
4. Het beroep is daarom gegrond op grond van schending van de hoorplicht en ook de motiveringsplicht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken. De rechtbank merkt wellicht ten overvloede nog op dat verweerder slechts één afwijzingsgrond heeft tegengeworpen, de Covid maatregelen. De andere afwijzingsgronden uit het primaire besluit zijn niet meer aan de orde.
5. De rechtbank wijst erop dat eiseres wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:74 van de Algemene wet bestuursrecht griffierecht hoeft te vergoeden.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.
Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open staat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2021 door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier.
de griffier
rechter
is verhinderd om de uitspraak
te ondertekenen
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking.
2.Zie www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/nederland-inreizen/eu-inreisverbod/uitzonderingen.
3.Brief van 24 augustus 2020, D. Josephus Jitta, cardioloog bij ziekenhuis HMC.