ECLI:NL:RBDHA:2021:13374
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visum kort verblijf wegens hulp aan referente met hartoperatie en Covid-19 maatregelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep van een eiseres uit Ghana tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag was gedaan om haar moeder bij te staan tijdens een noodzakelijke hartoperatie. De minister van Buitenlandse Zaken had de aanvraag afgewezen op basis van drie redenen, waaronder het niet aantonen van voldoende middelen en het gevaar voor de volksgezondheid door de Covid-19 epidemie. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld en geconcludeerd dat de minister niet op goede gronden de Covid-19 maatregelen heeft tegengeworpen. De rechtbank oordeelde dat de situatie van eiseres, die haar moeder bijstaat tijdens een noodzakelijke medische ingreep, wel degelijk onder de zwaarwegende omstandigheden valt die in de richtsnoeren van de EU zijn opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de zwaarwegende omstandigheden en de hoorplicht heeft geschonden.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn erop gewezen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep openstaat.