ECLI:NL:RBDHA:2021:13294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
NL21.14580
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Sierra Leoonse vreemdeling op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling en medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Sierra Leoonse nationaliteit. De eiser had op 11 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 september 2021 was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 15 oktober 2021 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De eiser stelde dat hij na het overlijden van zijn vader in 2015 in conflict was geraakt met zijn stiefmoeder en dat hij door leden van een geheim genootschap was aangevallen, wat hem noopte om het land te verlaten.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de gestelde problemen van de eiser niet geloofwaardig achtte. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn oordeel dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij direct na het incident met zijn stiefmoeder was gevlucht en dat zijn verklaringen over de aanvallen ongeloofwaardig waren. De rechtbank merkte op dat de eiser vrijwel alleen informatie van horen zeggen had en dat zijn vrees voor vervolging niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had overwogen dat de aanvraag van de eiser ongegrond was.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14580

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

ProcesverloopBij besluit van 7 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.O. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1996 en van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn.
Hij heeft op 11 augustus 2020 een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij na het overlijden van zijn vader in 2015 ruzie heeft gekregen met zijn stiefmoeder. De broer van zijn stiefmoeder, [Naam 2], ging zich ermee bemoeien en wilde eiser het huis uit jagen met een stok, is buiten over de stok gestruikeld en is vervolgens aan zijn verwondingen overleden. Deze [Naam 2] was lid van een geheim genootschap, [naam genootschap]. Leden van dit genootschap hebben eiser aangevallen. Bij de aanval is een vriend van eiser overleden. Eiser heeft kunnen ontsnappen. Hierna is hij het land uit gevlucht.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat hij de gestelde problemen van eiser met [naam genootschap] vanwege het incident met [Naam 2] niet geloofwaardig acht. Verweerder volgt niet dat eiser meteen na de val van [Naam 2] is gevlucht. Verder heeft eiser vrijwel alle informatie van horen zeggen. Dat hij wordt gezocht is gebaseerd op aannames. Eiser heeft daarnaast ongeloofwaardig verklaard over de ontsnapping aan zijn belagers.
Voor zover eiser in zijn zienswijze stelt dat hij ten onrechte niet is uitgenodigd voor een onderzoek door FMMU [1] , heeft verweerder overwogen dat eiser is uitgenodigd, maar zonder geldige reden niet is verschenen voor het medisch onderzoek. Nu niet is gebleken dat eiser niet kon worden gehoord en niet nader is geduid waar het in het gehoor aan waarborgen zou ontbreken, ziet verweerder geen aanleiding voor de conclusie dat eiser medisch moet worden onderzocht. Voor zover eiser stelt dat zijn littekens betrokken moeten worden bij de beoordeling van het relaas, overweegt verweerder dat deze littekens niet zonder meer zijn te relateren aan het door eiser gestelde incident. De verklaringen over dit incident zijn ongeloofwaardig.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn aanvraag had moeten worden ingewilligd omdat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het land van herkomst gegronde redenen heeft om te vrezen voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin, dan wel voor behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] . De argumenten in de zienswijze zijn volgens eiser in het bestreden besluit onvoldoende weerlegd.
Eiser stelt dat hij geen uitnodiging heeft ontvangen voor een onderzoek door FMMU. Eiser meent dat de bevindingen van de arts van FMMU medisch steunbewijs zouden kunnen opleveren en dat eiser daarmee preciezer bevraagd had kunnen worden over zijn verwondingen.
Verweerder miskent dat het overgelegde krantenartikel een onderbouwing is van het asielrelaas en dat als gevolg hiervan op verweerder een zwaardere bewijslast rust om het relaas desondanks ongeloofwaardig te achten. Eiser wijst hierbij op enkele arresten van het EHRM [3] .
Eiser meent dat hij zijn reden om onder te duiken in [plaats] voldoende duidelijk heeft gemaakt. Ook werpt verweerder ten onrechte tegen dat hij geen nadere onderbouwing heeft gegeven over het overlijden van [Naam 2]. Dit is hem namelijk zelf verteld door [naam genootschap] die hem aanvielen.
Verweerder gebruikt met zijn verwijzing naar de ernst van eisers verwondingen een drogredenering bij de beoordeling van de ontsnapping. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar dit deel van het relaas.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Voordat een vreemdeling inhoudelijk wordt gehoord op zijn asielaanvraag, wordt hij uitgenodigd voor een medisch advies. [4] Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eiser per brief van 24 november 2020 is uitgenodigd voor een afspraak bij de FMMU. Het dossier bevat echter alleen een niet-geadresseerde uitnodiging van die datum. Verweerder heeft niet aan de hand van zijn verzendadministratie laten zien dat de brief ook daadwerkelijk is verzonden of aangeboden aan eiser. Verweerder heeft echter terecht overwogen dat niet is gebleken dat zijn besluit op de aanvraag daardoor onzorgvuldig is voorbereid. Immers is onbestreden gebleven dat eiser zonder beperkingen kon worden gehoord. Voor zover eiser stelt dat de bevindingen uit een FMMU-onderzoek steunbewijs hadden kunnen opleveren voor zijn asielrelaas, geldt dat dat niet het doel is waarmee onderzoek wordt uitgevoerd. Verder wordt niet getwijfeld aan het bestaan van de gestelde littekens. Eisers verklaringen over zijn mishandeling door [naam genootschap] en de ontsnapping aan zijn belagers worden echter niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om verder medisch onderzoek te laten uitvoeren.
5. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser zegt direct te zijn gevlucht nadat [Naam 2] ongelukkig ten val was gekomen. Volgens eisers verklaringen waren er meerdere getuigen van het ongeluk en wist eiser in eerste instantie niet dat [Naam 2] was overleden, noch dat hij een [naam genootschap]-leider was. Evenmin heeft eiser aannemelijk weten te maken dat hij in gevaar was toen hij naar zijn zeggen op een later moment vernam van het overlijden van [Naam 2]. Verweerder wijst er terecht op dat uit eisers verklaringen volgt dat eiser toen nog altijd niet wist dat [Naam 2] een [naam genootschap]-leider was of dat zijn stiefmoeder hem beschuldigde. Dat eiser zijn reden om vervolgens onder te duiken in [plaats] voldoende duidelijk heeft gemaakt, wordt dan ook niet gevolgd.
6. Ook de gestelde ontsnapping heeft verweerder niet hoeven volgen. Verweerder heeft daarbij terecht gewezen op het aantal aanvallers en het door eiser ondervonden geweld en opgelopen letsel. Eiser heeft immers verklaard [5] dat hij en zijn vriend door “heel veel mensen” zijn aangevallen. Hij schat de groep op twaalf tot vijftien mensen. Hij en zijn vriend zijn in elkaar geslagen en zijn vriend is daarbij omgekomen. Meerdere belagers zouden eiser hebben aangevallen. Eiser heeft verklaard dat hij als gevolg van de mishandeling littekens op zijn hoofd heeft en veel littekens op zijn lichaam. Eiser zou zijn ontsnapt via het raam. Zijn belagers zijn achter hem aangerend maar hebben hem niet kunnen pakken. Verweerder heeft het niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden dat eiser in de door hem aldus geschetste situatie heeft kunnen ontsnappen.
Dat verweerder eiser onvoldoende zou hebben bevraagd over dit onderdeel van zijn relaas volgt de rechtbank niet. [6]
7. Verweerder stelt vervolgens terecht dat uit eisers verklaringen volgt dat eiser vrijwel alleen van horen zeggen heeft dat hij wordt gezocht wegens de dood van [Naam 2]. De gestelde dood van [Naam 2] en eisers hieruit voortvloeiende vrees berust dan ook op aannames. Voor zover eiser wijst op zijn verklaring dat zijn belagers hem hebben gezegd “Jij hebt onze baas gedood” [7] , geldt dat uit eisers verklaringen ook volgt dat zijn belagers zich niet als [naam genootschap] bekend hebben gemaakt.
8. Verweerder heeft in het door eiser overgelegde artikel van de nieuwssite ‘The Watch News’, waarin is te lezen dat eiser wordt gezocht, geen aanleiding hoeven zien om eisers verklaringen alsnog aannemelijk te achten. Niet bestreden is dat artikelen in Sierra Leoonse media kunnen worden gekocht en dus niet op voorhand betrouwbaar zijn. Verweerder heeft daarnaast concreet gemotiveerd waarom ook in dit specifieke geval kan worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van het overgelegde artikel. Verweerder heeft hiertoe overwogen dat het nieuwsmedium in dit geval geen grote achterban lijkt te hebben. Ook bevreemdt het verweerder dat het desbetreffende artikel, dat al meer dan zes jaar oud is, in al die jaren slechts 36 keer is bekeken. Verder vindt verweerder het opvallend dat de inhoud van het artikel exact overeenkomt met het asielrelaas van eiser. In het artikel wordt gerefereerd aan verklaringen van alle partijen die het relaas van eiser onderbouwen. Dat er voor een ‘Declaration of Wanted’ interviews met al deze personen zijn gehouden, wordt door verweerder op zijn minst bijzonder genoemd. Voor zover eiser stelt dat het artikel ook in een fysieke krant is gepubliceerd, heeft verweerder kunnen volstaan met de vaststelling dat eiser deze krant niet heeft overgelegd.
Het artikel kan naar het oordeel van de rechtbank, gelet ook op de beoordeling van eisers eigen verklaringen, dan ook niet worden gezien als een sterke aanwijzing voor de aannemelijkheid van het asielrelaas. Er is daarom geen grond voor de conclusie dat verweerder, gelet op de op hem rustende verplichting om bij de beoordeling van de asielaanvraag samen te werken met eiser, nader onderzoek had moeten verrichten. Het beroep van eiser op de door hem genoemde arresten faalt dan ook.
9. Aangezien verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, komt eiser op grond daarvan niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en bekendgemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Forensisch Medische Maatschappij Utrecht
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens 19 september 2013, R.J. tegen Frankrijk (10466/11) en 9 maart 2010, R.C. tegen Zweden (41827/07)
4.Artikel 3.109, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000; paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000
5.Verslag van het nader gehoor, pagina 16, 17 en 18 van 27
6.Zie verslag van nader gehoor, 17 van 27: “Hoe heeft u precies van deze aanval kunnen ontsnappen?” e.v.
7.Verslag van het nader gehoor, pagina 17 van 27.