ECLI:NL:RBDHA:2021:13268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
9115386
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie en proceskostenvergoeding in verkeerszaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie die aan betrokkene was opgelegd. De gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach van Verkeersboete.nl, heeft namens betrokkene beroep ingesteld bij de officier van justitie, die de sanctie heeft vernietigd en de proceskosten heeft toegewezen tot een bedrag van € 590,65. De gemachtigde heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing bij de kantonrechter.

De procedure is eerder behandeld op 12 augustus 2021, waarbij de gemachtigde de gelegenheid kreeg om aanvullende gronden in te dienen. Tijdens de zitting op 28 oktober 2021 heeft de gemachtigde zijn standpunt toegelicht, terwijl een vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was. De gemachtigde betwistte dat er sprake was van samenhangende zaken en vroeg om een hogere proceskostenvergoeding.

De kantonrechter heeft overwogen dat de officier van justitie niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de stelling dat er sprake is van samenhangende zaken. De kantonrechter concludeert dat de beroepen bij de officier van justitie op verschillende momenten zijn ingediend en dat de werkzaamheden van de gemachtigde in de verschillende zaken niet nagenoeg identiek zijn geweest. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 3.445,50.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing bij claims van samenhangende zaken en de noodzaak voor de officier van justitie om duidelijk aan te tonen dat de zaken daadwerkelijk samenhangen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat hetgeen door betrokkene als zekerheid is gesteld, door de officier van justitie moet worden gerestitueerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer team straf: 9115386 \ MB VERZ 21-329
Uitspraakdatum : 11 november 2021
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[belanghebbende]
wonende dan wel gevestigd te: [adres]
, nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach van Verkeersboete.nl

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd. De gemachtigde heeft namens betrokkene daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking waarbij de sanctie is opgelegd, vernietigd en het verzoek van de gemachtigde tot vergoeding van de proceskosten toegewezen tot een bedrag van € 590,65, omdat volgens de officier van justitie sprake is van samenhangende zaken.
Tegen deze beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is reeds eerder behandeld ter zitting van 12 augustus 2021. De zaak is destijds aangehouden teneinde de gemachtigde in de gelegenheid te stellen aanvullende gronden in te dienen. De inhoud van het proces-verbaal van die zitting dient als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op de zitting van 28 oktober 2021 de standpunten nader toe te lichten. De gemachtigde is verschenen. Namens de officier van justitie is een zittingsvertegenwoordiger verschenen.

Overwegingen

Gemachtigde heeft bij brief, d.d. 28 september 2021, aanvullende gronden ingediend en heeft – kort samengevat - aangevoerd dat:
  • de officier van justitie niet heeft gemotiveerd waarom sprake is van samenhangende zaken;
  • de beroepschriften op verschillende data zijn ingediend;
  • de hoorzittingen op verschillende data hebben plaatsgevonden;
  • de 15 zaken inhoudelijk (sterk) afwijkende verweren kennen;
  • de toelichting van betrokkenen (sterk) afwijkend is;
  • geen aanleiding bestaat om voor het telefonisch horen een half punt toe te kennen
Gemachtigde betwist dat sprake is van samenhangende zaken en meent dat een hogere proceskostenvergoeding dient te worden toegekend.
De zittingsvertegenwoordiger heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat sprake is van samenhangende zaken en heeft daartoe een overzicht overgelegd met een uiteenzetting van de met onderhavige zaak samenhangende zaken. Daarin heeft de zittingsvertegenwoordiger per samenhangede zaak een omschrijving gegeven van de inhoud van de zaak en is de datum van de hoorzitting en datum van het bestreden besluit vermeld.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 13a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) is de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarbij zijn de artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede, vierde en vijfde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van overeenkomstige toepassing.
Een veroordeling in de kosten als bedoeld in 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28 van de Awb kan uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (artikel 1, onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Het bedrag van de kosten wordt bij de uitspraak op het administratief beroep vastgesteld overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief (artikel 2, lid 1, sub van het Bpb). Samenhangende zaken worden voor de toepassing van artikel 2, eerste lid en onder a, beschouwd als één zaak (artikel 3, lid 1 van het Bpb).
Samenhangende zaken zijn door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen, die door het bestuursorgaan of de bestuursrechter gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand (…) is verleend door dezelfde persoon (…) van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn (artikel 3, lid 2 van het Bpb).
In geschil is of voor de berekening van de proceskostenvergoeding sprake is van samenhangende zaken.
In het bestreden besluit heeft de officier van justitie gesteld dat dat het geval is en heeft een opsomming gegeven van zaken/parketnummers, die samenhangend zouden zijn met de onderhavige zaak. Die opsomming vormt, naar het oordeel van de kantonrechter, niet een onderbouwing van de stelling dat sprake is van samenhangende zaken, nu daaruit niet blijkt of in al die zaken dezelfde gemachtigde is opgetreden, wanneer die beroepschriften zijn ingediend, wanneer deze door de officier van justitie zijn behandeld en evenmin of de werkzaamheden van de gemachtigde in die zaken nagenoeg identiek zijn geweest aan de werkzaamheden in onderhavige zaak.
Het ter zitting door de officier van justitie overgelegde overzicht geeft weliswaar iets meer informatie maar vormt evenmin een dergelijke onderbouwing. Uit dat overzicht blijkt niet dat de beroepen tegen de initiële boetes op hetzelfde moment zijn ingediend, de gronden in de beroepschriften nagenoeg identiek zijn en dus ook niet dat de werkzaamheden van de gemachtigde in de onderhavige zaak nagenoeg identiek zijn aan de werkzaamheden die hij heeft uitgevoerd in de in de opsomming genoemde zaken.
Het enkele feit dat de gemachtigde -zoals de vertegenwoordiger heeft aangevoerd- gebruik maakt van standaardmotiveringen, maakt niet dat sprake is van samenhangende zaken. De beroepen bij de officier van justitie zijn op verschillende momenten (en dus niet gelijktijdig) ingediend. Zoals gemachtigde heeft aangevoerd gaat het om verschillende dossiers waarin om uiteenlopende redenen boetes zijn opgelegd en beroepen zijn ingesteld en waarin hij in iedere individuele zaak het dossier heeft moeten bestuderen en een cliëntgesprek heeft moeten voeren.
Uitgaande van het vorenstaande had de vertegenwoordiger van de officier dan ook niet tot de conclusie kunnen komen dat sprake is van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, lid 2 van het Bpb.
De kantonrechter is gezien het bovenstaande van oordeel dat er voldoende aanleiding bestaat om het beroep gegrond te verklaren. De bestreden beslissing dient te worden vernietigd. Dat is aanleiding om aan betrokkene een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Bij de bepaling van de hoogte van de proceskostenvergoeding houdt de kantonrechter er rekening mee dat de gemachtigde ook als zodanig optreedt in de zaken met registratienummer team straf: 9131293, 9131323 en 9131360 die op dezelfde zitting als de onderhavige zaak zijn behandeld. In deze zaken is in november en december 2020 beroep bij de kantonrechter ingediend. De aanvullende gronden van het beroep zijn in alle vier de zaken op 28 en 29 september 2021, zijnde nagenoeg dezelfde tijdstippen, ingediend en zijn in genoemde vier zaken nagenoeg identiek. Om die reden zal de kantonrechter deze vier zaken, voor wat betreft de fase bij de kantonrechter, aanmerken als samenhangende zaken.
Aan het indienen van het administratief beroepschrift bij de officier van justitie (1 punt), de (telefonisch) hoorzitting (0,5 punt), het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter (1 punt) en het verschijnen ter zitting van de kantonrechter (1 punt) dienen in totaal 3,5 punt te worden toegekend. De waarde per punt voor wat betreft de fase administratief beroep bedraagt per 1 januari 2021 € 534,-. De waarde per punt voor wat betreft de fase bij de kantonrechter bedraagt per 1 juli 2021 € 748,-. Omdat sprake is van samenhangende zaken zal de kantonrechter wegingsfactor 1,5 toepassen. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 3.445,50 (1,5 x 534 + 2 x 748 = 2.297 x 1,5).
Gelet op het voorgaande beslist de kantonrechter als volgt.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, ter hoogte van € 3.445,50;
  • bepaalt dat hetgeen door betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de officier van justitie wordt gerestitueerd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, kantonrechter, bijgestaan door
L.C. de Koning, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.