Overwegingen
1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [Geb. datum 1] 1977 [Geb. datum 2] 1979, [Geb. datum 3] 2018 en [Geb. datum 4] 2019 en bezitten allen de Iraakse nationaliteit. Eisers hebben eerder twee maal tevergeefs asiel gevraagd. Zij hebben op 18 september 2020 een (tweede opvolgende)
1. Op grond van artikel 31, eerste lid jo. 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
asielaanvraag ingediend. Eisers hebben aan de aanvraag ten grondslag gelegd dat zij inmiddels zijn bekeerd tot het christendom, dat zij in verband hiermee in Irak behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep en vrezen voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Irak.2
2. Verweerder heeft in de bestreden besluiten de bekering van eisers tot het christendom niet gevolgd. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eisers met hun verklaringen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij vanuit een diepgewortelde innerlijke overtuiging zijn bekeerd.
3. Eisers stellen zich op het standpunt dat hun bekering aannemelijk moet worden geacht, dat de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgedaan en dat ten onrechte een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod is uitgevaardigd. Zij hebben aangevoerd dat verweerder onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op hun zienswijze. Ze stellen dat zij binnen hun mogelijkheden hebben verklaard. Verder menen eisers dat er onvoldoende gewicht is toegekend aan de ondersteunende verklaringen die zijn overgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt afgewezen als ongegrond als de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. De aanvraag kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond als het een opvolgende aanvraag betreft die niet wegens het ontbreken van nieuwe elementen of bevindingen niet-ontvankelijk is verklaard.
5. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij bekering als asielmotief wordt aangevoerd, maakt verweerder gebruik van een vast beoordelingskader dat is neergelegd in de Werkinstructie 2019/18. Hieruit volgt dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een bekering drie elementen betrekt, te weten: de motieven voor en het proces van bekering, de kennis van het nieuwe geloof en de praktische invulling van het nieuwe geloof. Hoewel in alle gevallen een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling wordt uitgevoerd, ligt het zwaartepunt van de beoordeling van dit asielmotief bij de eigen verklaringen van de vreemdeling over zijn motieven voor en het proces van de bekering.
6. Verweerder heeft in zijn aan eisers uitgebrachte en in de bestreden besluiten als herhaald ingelaste voornemen uitvoerig gemotiveerd uiteengezet waarom eisers met hun verklaringen onvoldoende inzicht hebben gegeven in hun persoonlijke motieven voor en het proces van bekering. Verweerder heeft het daarbij opmerkelijk kunnen vinden dat eiser als een niet actief gelovig persoon die uitsluitend slechte ervaringen heeft gehad met de islam openstond voor de uitnodiging van een voor hem onbekende man om naar een gebedshuis van een voor hem onbekende religie te gaan. Verweerder stelt terecht dat eiser hiervoor geen concrete en persoonlijke verklaring voor heeft kunnen geven. Eiser heeft volgens verweerder niet eenduidig verklaard over het moment waarop hij zich volledig christen voelde. Hij heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom hij zich na de geboorte van zijn kind is gaan verdiepen in het christendom. Ook vindt verweerder dat eiser niet overtuigend heeft verklaard over het feit dat hij geen enkel onderzoek heeft gedaan naar andere religies Eiser
2 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden .
heeft slechts algemeen weten te verklaren over hoe hij zich heeft verdiept in zijn nieuwe geloof en wat dat voor hem heeft betekend. Ten slotte heeft eiser niet duidelijk weten te maken waarom evangelisatie voor hem belangrijk is.
7. In het geval van eiseres heeft verweerder de aanleiding voor de bekering ongeloofwaardig kunnen vinden, nu zij stelt dat zij via haar echtgenoot na diens bekering in aanraking is gekomen met het christelijk geloof. Daarnaast heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt wat haar juist in het christendom zo aantrok. Voor zover zij heeft verklaard dat de heilige geest is gekomen, heeft zij volgens verweerder niet weten uit te leggen wat zij daarmee bedoelt. Eiseres heeft geen eenduidig antwoord gegeven op de vraag wanneer zij zich bekeerd voelde en zij heeft niet weten uit te leggen wat het christendom voor haar betekende en wat voor invloed het nieuwe geloof had op haar. Gegeven het verbod op bekering in Irak, vindt verweerder het vreemd dat eiseres geen twijfels zegt te hebben gehad bij haar bekering.
8. Eisers hebben in beroep verwezen naar hun zienswijze. In de bestreden besluiten heeft verweerder echter niet ten onrechte overwogen dat de namens eisers ingediende zienswijze, hun doop en de ondersteunende verklaringen van derden niet alsnog inzicht geven in de motieven voor en het proces van bekering. Eisers worden dan ook niet gevolgd in hun - niet verder geconcretiseerde - beroepsgrond dat verweerder onvoldoende op de zienswijze is ingegaan.
9. Bij aanvullend beroepschrift hebben eisers schriftelijke opmerkingen overgelegd van [Naam 8], coördinator vluchtelingenwerk van de [Kerkgemeenschap] in [plaatsnaam]. Voor zover zijn opmerkingen betrekking hebben op de wijze waarop de gehoren van eisers bij de IND zijn verlopen, geldt allereerst dat hiervoor de correcties en aanvullingen bedoeld zijn. [Naam 8] stelt hierbij dat eiser moeite had met de tolk, maar het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag vermeldt juist eisers verklaring dat hij de tolk goed begrepen heeft. Ook worden door [Naam 8] kanttekeningen geplaatst bij de vragen die tijdens de gehoren aan eiser zijn gesteld over de verschillende stromingen binnen de kerk en over het onderzoeken van andere religies. Dergelijke vragen passen echter in het beoordelingskader zoals dat volgt uit de Werkinstructie 2019/18. Voor het overige geven de opmerkingen van [Naam 8] evenmin inzicht in de motieven voor en het proces van bekering van eisers.
10. Hoewel de getuigen [Naam 8] en [Naam 5] ter zitting desgevraagd hebben verklaard eisers als oprechte christenen te beschouwen, maakt hun overtuiging niet dat de bekering van eisers alsnog aannemelijk moet worden geacht. [Naam 8] en [Naam 5] hebben ter toelichting op hun overtuiging verklaard dat volgens hen sprake is van een bekering die eisers is overkomen (een zogenaamde passieve bekering). Dit komt echter niet overeen met wat eisers zelf hebben verklaard over de aanleiding om zich te interesseren voor het christelijk geloof en de start van het bekeringsproces.
11. Nu verweerder de bekering van eisers tot het christendom niet ten onrechte als ongeloofwaardig heeft aangemerkt, is ook hun in verband hiermee gestelde vrees niet aannemelijk. De aanvragen zijn daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
12. De beroepen zijn ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.