ECLI:NL:RBDHA:2021:13246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
NL21.14644 en NL21.14648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvragen van een gezin uit Irak met beroep op geloofsvervolging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 november 2021 uitspraak gedaan in de zaken NL21.14644 en NL21.14648, waarbij een gezin uit Irak betrokken was. Het gezin had herhaaldelijk een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, waarbij zij zich beroepen op een gestelde bekering naar het christendom. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, wat leidde tot het indienen van beroepen door de verzoekers. Tijdens de zitting op 15 oktober 2021 zijn de verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde mr. P.R. Klaver, verschenen, evenals getuigen die hun situatie konden toelichten. De voorzieningenrechter heeft de getuigen gehoord en de verzoeken om een voorlopige voorziening behandeld.

De rechtbank heeft overwogen dat de gestelde vrees voor terugkeer naar Irak niet aannemelijk is gemaakt en dat de bekering naar het christendom niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht. Gezien de uitspraak in de aanverwante zaken NL21.14643 en NL21.14646, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De verzoeken zijn dan ook afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.14644 en NL21.14648
V-nummers: [Nummer 1], [Nummer 2], [Nummer 3] en [Nummer 4]

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[Naam 1], verzoeker,

[Naam 2], verzoekster,
en hun minderjarige kinderen
[Naam 3],
[Naam 4],
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 14 september 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken, tezamen met de zaken NL21.14643 en NL21.14646, op 15 oktober 2021 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Daarnaast waren voor verzoekers als getuigen aanwezig [Naam 5], coördinator vluchtelingenwerk van de [Gemeenschap] in [Plaatsnaam], [Naam 6], voormalig coördinator vluchtelingenwerk van de [Gemeenschap] in [Plaatsnaam] en theoloog, en [Naam 7], assistent Missionair Werker en lid van de [Gemeenschap]. Als tolk is verschenen F. Said. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL21.14643 en NL21.14646, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid jo. 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).