ECLI:NL:RBDHA:2021:13211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
AWB 20/5690
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens vertrek eiseres naar onbekende bestemming

Op 26 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, onder zaaknummer AWB 20/5690. De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat zij met onbekende bestemming is vertrokken. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris, dat haar geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan toekende. De staatssecretaris had dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft in het kader van haar beroep op verschillende momenten contact gehad met de rechtbank, maar heeft geen gebruik gemaakt van haar recht om op een zitting te worden gehoord. De staatssecretaris heeft op 2 juni 2021 meegedeeld dat eiseres is uitgeschreven bij de gemeente en naar het buitenland is vertrokken. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij haar beroep, aangezien zij geen contact heeft gehouden met haar gemachtigde en niet heeft gereageerd op verzoeken van de rechtbank. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5690

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer] ,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2020 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Bij besluit van 22 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en in het kader van dit beroep op 17 augustus 2020 en 26 maart 2021 brieven naar de rechtbank gestuurd.
De rechtbank heeft partijen gevraagd om haar te laten weten of zij gebruik willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Met een brief van 2 juni 2021 heeft de staatssecretaris laten weten dat zij geen gebruik wil maken van dat recht. Van eiseres heeft de rechtbank geen reactie ontvangen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Bij brief van 26 maart 2021 heeft de (voormalige) gemachtigde van eiseres, mr. L.S.T.H. Ruijters, de rechtbank laten weten dat hij al geruime tijd geen contact met eiseres heeft kunnen krijgen en dat hij zich daarom als raadsman onttrekt aan de zaak.
2. Met een brief van 2 juni 2021 heeft de staatssecretaris laten weten dat eiseres op dit moment staat ingeschreven in de “registratie niet-ingezetenen” en toegelicht dat dit betekent dat eiseres zich bij de gemeente heeft uitgeschreven en naar het buitenland is vertrokken. Ook staat in die brief het bij de staatssecretaris laatst bekende adres van eiseres.
3. Gelet op deze informatie ziet de rechtbank zich (ambtshalve) voor de vraag gesteld of eiseres (nog) procesbelang heeft bij haar beroep en of het beroep dus ontvankelijk is. Uit de reacties van de (voormalige) gemachtigde van eiseres en de staatssecretaris concludeert de rechtbank dat eiseres kennelijk geen inhoudelijk oordeel meer wil van haar beroep. De rechtbank gaat er namelijk van uit dat als dat wel zo was, eiseres haar gemachtigde op de hoogte had gesteld van haar verblijfplaats en contact met haar gemachtigde had gehouden om van haar zaak op de hoogte te blijven. Omdat eiseres dat niet heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen rechtens te beschermen belang (meer) heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen procesbelang (meer) en is het beroep daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, rechter, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar geschied op 26 november 2021.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.