In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Smit Groenadvies B.V. en het Hoogheemraadschap van Delfland. Smit Groenadvies had een inschrijving ingediend voor een aanbestedingsprocedure die door Delfland was gestart voor het ontwerpen en construeren van een vangtuig voor rivierkreeften. Na de eerste dialoogronde, waarin Smit Groenadvies was geselecteerd, heeft Delfland besloten de aanbestedingsprocedure in te trekken. Dit besluit volgde op een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter in een andere kort gedingprocedure, waarin werd bepaald dat een andere inschrijving ongeldig was. Delfland stelde dat er onvoldoende concurrentie was overgebleven om de procedure voort te zetten, omdat na de uitsluiting van een inschrijver slechts twee partijen overbleven voor de tweede dialoogronde.
Smit Groenadvies vorderde in deze procedure dat Delfland haar beslissing om de aanbestedingsprocedure in te trekken ongedaan zou maken en de aanbesteding zou hervatten. De rechtbank oordeelde dat Delfland gerechtigd was om de aanbesteding in te trekken, omdat de feitelijke situatie niet meer voldeed aan de opzet van de aanbesteding, die was gericht op het selecteren van drie partijen. De rechtbank concludeerde dat het besluit van Delfland om de aanbesteding in te trekken niet onbegrijpelijk of onredelijk was, gezien de omstandigheden. De vorderingen van Smit Groenadvies werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.