ECLI:NL:RBDHA:2021:13203
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter in een bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2021 een verzoek tot wraking van mr. F.C. Berg, rechter in deze rechtbank, beoordeeld. Verzoeker heeft gesteld dat hij de rechter heeft gewraakt tijdens een zitting op 18 augustus 2021, maar de wrakingskamer kan niet met zekerheid vaststellen dat er daadwerkelijk een wrakingsverzoek is gedaan. In het proces-verbaal van de zitting van 18 augustus 2021 wordt geen melding gemaakt van een wrakingsverzoek. Verzoeker heeft slechts kort in de zittingszaal verbleven en heeft geen eenduidig verzoek tot wraking gedaan. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie benadrukt dat er geen wrakingsverzoek is gehoord door de griffier en dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een wraking zouden rechtvaardigen.
De wrakingskamer overweegt dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. In dit geval heeft verzoeker geen concrete omstandigheden aangedragen die zouden wijzen op partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer concludeert dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking, omdat hij niet in staat is geweest om de vereiste gronden voor zijn verzoek aan te voeren. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.