ECLI:NL:RBDHA:2021:13194

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2212 en NL21.15471
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van mvv nareis voor gezinsleden van asielgerechtigde in verband met reisdocumenten en diplomatieke vertegenwoordiging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die de Iraakse nationaliteit heeft en samen met haar minderjarige kinderen in Bahrein verblijft, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor verblijf bij haar echtgenoot, die asiel heeft gekregen in Nederland. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen omdat de identiteit van de jongste dochter niet was aangetoond. Na DNA-onderzoek werd het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en werd haar en haar kinderen een mvv verstrekt. Echter, eiseres verzocht om deze mvv's te kunnen afhalen bij een diplomatieke post in Bahrein, wat niet mogelijk was omdat Nederland daar geen vertegenwoordiging heeft.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder terecht had geweigerd om de mvv's in Bahrein af te geven, aangezien de wet vereist dat een mvv persoonlijk moet worden afgegeven bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst of het dichtstbijzijnde land waar vertegenwoordiging is gevestigd. Eiseres stelde dat het voor haar en haar kinderen onmogelijk was om naar de Nederlandse ambassade in Dubai te reizen, omdat haar jongste dochter geen reisdocument heeft en zij vreesde voor vervolging. De voorzieningenrechter concludeerde dat verweerder niet meer kon doen dan hem was toegestaan en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De voorzieningenrechter wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/2212 (vovo) en NL21.15471 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 november 2021 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

mede namens haar minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2004,
[kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2007,
[kind 3]geboren op [geboortedag 3] 2009,
[kind 4], geboren op [geboortedag 4] 2014,
[kind 5], geboren op [geboortedag 5] 2015 en
[kind 6], geboren op [geboortedag 6] 2018,
(gemachtigde: mr. B. Manawi,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de namens eiseres ingediende aanvraag voor een machtiging tot voorlopige verblijf (hierna: mvv) in het kader van nareis voor verblijf bij [referent] (hierna: referent) afgewezen.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 17 september 2021 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiseres gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-verbinding plaatsgevonden op 26 oktober 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door referent, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is M. Chaker verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, maar ook op het beroep. [1]
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Iraakse nationaliteit en verblijft samen met haar minderjarige kinderen in Bahrein. De kinderen hebben de Bahreinse nationaliteit. Eiseres heeft een mvv nareis gevraagd voor verblijf bij haar echtgenoot. Haar echtgenoot heeft in Nederland asiel gekregen. Verweerder heeft de aanvraag aanvankelijk afgewezen, omdat de identiteit van de jongste dochter niet was aangetoond. Daardoor kon ook niet worden aangenomen dat zij daadwerkelijk hun dochter is.
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, omdat door middel van DNA-onderzoek is vastgesteld dat eiseres en haar echtgenoot de ouders zijn van de jongste dochter. Aan eiseres en haar kinderen wordt daarom een mvv verstrekt. Eiseres heeft gevraagd of deze mvv’s kunnen worden verstrekt op een buitenlandse diplomatieke post in Bahrein. Nederland heeft daar namelijk geen diplomatieke post. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat daartoe geen mogelijkheden zijn.
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres is het daar niet mee eens en stelt dat het voor hen niet mogelijk is om naar de Nederlandse ambassade in Dubai af te reizen. Haar jongste dochter heeft namelijk geen reisdocument en het is niet mogelijk om die van de Bahreinse autoriteiten te krijgen. Haar echtgenoot is een politiek vluchteling en zij durven zich daarom niet tot de Bahreinse autoreiten te wenden voor hulp. Ook eiseres zelf kan niet naar Dubai reizen, omdat zij als Iraakse daarvoor een visum nodig heeft. Zij hebben hulp gevraagd van het UNHCR, maar die kunnen hen niet verder helpen. Van verweerder mag worden verwacht zich meer in te spannen zodat eiseres en haar dochters een laissez-passer en de mvv’s kunnen krijgen. Daarbij wijzen zij op artikel 13, eerste lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn [2] en het arrest E. van het Hof van Justitie. [3] Verder wijst eiseres erop dat de Duitse ambassade in Bahrein bereid is om als tussenpersoon op te treden en de mvv’s aan hen te overhandigen.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat een mvv een nationaal visum is en dat deze in persoon aan de vreemdeling dient te worden afgegeven bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst of bestendig verblijf, dan wel het dichtstbijzijnde land waar vertegenwoordiging is gevestigd. [4] De wet biedt geen ruimte hiervan af te wijken. Het is daarom niet mogelijk om de mvv af te geven bij de Duitse ambassade.
6. Ook ten aanzien van het verstrekken van een laissez-passer voor de jongste dochter van eiseres heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat die niet kan worden verstrekt, zolang zij in Bahrein zijn. Een laissez-passer is alleen geldig voor het land van bestemming en de landen waarvan de houder op doorreis de grens passeert. Daarbij geldt dat een laissez-passer nooit geldig is in het land waarvan de houder de nationaliteit bezit. [5] Aan iemand met de Bahreinse nationaliteit kan daarom geen laissez-passer worden verstrekt om Bahrein te kunnen verlaten.
7. Gelet op voorgaande heeft verweerder op dat punt dan ook niet meer kunnen doen en heeft hij eiseres voor hulp bij uitreis uit Bahrein verwezen naar het UNHCR. Het beroep van eiseres op de Gezinsherenigingsrichtlijn, danwel het arrest E., maakt dat niet anders.
8. Ter zitting is verder aan de orde geweest dat uit de brief van 12 oktober 2021 van het UNHCR is gebleken dat het UNHCR niets voor eiseres heeft kunnen betekenen, omdat eiseres uit angst voor vervolging niet wil dat het UNHCR contact opneemt met de Bahreinse autoriteiten voor het verkrijgen van de benodigde reisdocumenten. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres gevraagd om hulp van verweerder, dan wel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, om samen met het UNHCR zich te wenden tot de Bahreinse autoriteiten. Indien verweerder hierbij ondersteuning verleent, voelt eiseres zich enigszins beschermd. Verweerder heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn om te kijken of het mogelijk is om een brief op te stellen waaruit blijkt dat eiseres en haar minderjarige dochters naar Nederland mogen komen. Deze brief kan het UNHCR gebruiken bij het contact met de Bahreinse autoriteiten.
Conclusie.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2021.
De voorzieningenrechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
3.Arrest van het Hof van Justitie van 13 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:192).
4.Artikel 2r, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5.Artikel 2.11, tweede en derde lid, van het Paspoortbesluit.