ECLI:NL:RBDHA:2021:13194
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van mvv nareis voor gezinsleden van asielgerechtigde in verband met reisdocumenten en diplomatieke vertegenwoordiging
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die de Iraakse nationaliteit heeft en samen met haar minderjarige kinderen in Bahrein verblijft, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor verblijf bij haar echtgenoot, die asiel heeft gekregen in Nederland. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen omdat de identiteit van de jongste dochter niet was aangetoond. Na DNA-onderzoek werd het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en werd haar en haar kinderen een mvv verstrekt. Echter, eiseres verzocht om deze mvv's te kunnen afhalen bij een diplomatieke post in Bahrein, wat niet mogelijk was omdat Nederland daar geen vertegenwoordiging heeft.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder terecht had geweigerd om de mvv's in Bahrein af te geven, aangezien de wet vereist dat een mvv persoonlijk moet worden afgegeven bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst of het dichtstbijzijnde land waar vertegenwoordiging is gevestigd. Eiseres stelde dat het voor haar en haar kinderen onmogelijk was om naar de Nederlandse ambassade in Dubai te reizen, omdat haar jongste dochter geen reisdocument heeft en zij vreesde voor vervolging. De voorzieningenrechter concludeerde dat verweerder niet meer kon doen dan hem was toegestaan en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De voorzieningenrechter wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.