ECLI:NL:RBDHA:2021:13178
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansluitende zorgmachtiging ex art. 6:4 Wvggz; beoordeling van vrijwilligheid en noodzakelijke zorgmaatregelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2021 een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om deze machtiging voor een vrouw, geboren in 1952 in Indonesië, die verblijft in een zorginstelling. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene, ondanks haar acceptatie van de behandeling, niet in staat is om vrijwillig zorg te accepteren vanwege haar psychische stoornis, namelijk schizofrenie, die leidt tot een chronisch psychotisch toestandsbeeld. Dit heeft ernstige gevolgen voor haar zelfzorg en gezondheid.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een verpleegkundig specialist en de mentor. De verpleegkundig specialist verklaarde dat de betrokkene zich niet fysiek verzet tegen de opname, maar dat haar acceptatie van de zorg op oneigenlijke gronden is gebaseerd. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, omdat de betrokkene niet in staat is om de nodige zorg te accepteren door haar gebrek aan ziektebesef.
De rechtbank verleende de zorgmachtiging en bepaalde dat de volgende maatregelen kunnen worden getroffen: toedienen van medicatie, medische controles, andere medische handelingen, beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. De machtiging geldt tot en met 11 november 2021. De beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, met mr. S.T. Viezee als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.