ECLI:NL:RBDHA:2021:13178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
C/09/620029 / FA RK 21-7300
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluitende zorgmachtiging ex art. 6:4 Wvggz; beoordeling van vrijwilligheid en noodzakelijke zorgmaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2021 een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om deze machtiging voor een vrouw, geboren in 1952 in Indonesië, die verblijft in een zorginstelling. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene, ondanks haar acceptatie van de behandeling, niet in staat is om vrijwillig zorg te accepteren vanwege haar psychische stoornis, namelijk schizofrenie, die leidt tot een chronisch psychotisch toestandsbeeld. Dit heeft ernstige gevolgen voor haar zelfzorg en gezondheid.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een verpleegkundig specialist en de mentor. De verpleegkundig specialist verklaarde dat de betrokkene zich niet fysiek verzet tegen de opname, maar dat haar acceptatie van de zorg op oneigenlijke gronden is gebaseerd. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, omdat de betrokkene niet in staat is om de nodige zorg te accepteren door haar gebrek aan ziektebesef.

De rechtbank verleende de zorgmachtiging en bepaalde dat de volgende maatregelen kunnen worden getroffen: toedienen van medicatie, medische controles, andere medische handelingen, beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. De machtiging geldt tot en met 11 november 2021. De beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, met mr. S.T. Viezee als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnummer: C/09/620029 / FA RK 21-7300
Datum beschikking: 11 november 2021

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats] Indonesië,
verblijvende in de accommodatie van [verblijfplaats]
advocaat: mr. H.P.J. van der Eerden te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 oktober 2021, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een op 16 oktober 2021 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
 een zorgplan van 30 september 2021;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur van 27 oktober 2021;
 een afschrift van de beschikking waarin de huidige mentor is benoemd.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 november 2021.
Ter zitting zijn de volgende personen door de rechtbank gehoord:
 betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
 de verpleegkundig [specialist]
 de [casemanager] ;
 de [mentor]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

De verpleegkundig specialist heeft verklaard dat bij betrokkene sprake is van een chronisch psychotisch toestandsbeeld, waarbij zij de overtuiging heeft dat zij binnen de instelling op de afdeling personeelszaken werkt. Vanuit die beleving verzet betrokkene zich niet fysiek tegen de opname en de medicatie, maar die vrijwilligheid is op oneigenlijke gronden. Zij verzet zich wel tegen de nodige hulp bij de zelfzorg, met name bij het douchen en verschonen. Daar is drang, dan wel dwang, voor nodig om gezondheidsrisico’s te beperken.
De mentor heeft de noodzaak van de zorgmachtiging onderschreven om betrokkene te kunnen aansturen bij de zelfzorg. Verder heeft hij verklaard dat betrokkene niet de neiging heeft weg te lopen, maar dat zij inderdaad met een andere beleving woont in de instelling.
Betrokkene heeft verklaard dat zij niet ziek is maar werkt en woont in de instelling. Namens betrokkene heeft de advocaat primair afwijzing van het verzoek bepleit omdat betrokkene de zorg vrijwillig accepteert. Subsidiair heeft de advocaat zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling

Op 4 juni 2021 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 4 december 2021.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie, waarbij sprake is van een chronisch psychotisch toestandsbeeld.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene ten gevolge van haar belevingen vanuit de psychische stoornis onvoldoende in staat is zichzelf te verzorgen, met ernstige gezondheidsrisico’s tot gevolg.
Om het ernstig nadeel af te wenden, haar geestelijke gezondheid te stabiliseren en haar geestelijke gezondheid te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, in die zin dat betrokkene vanwege de afwezigheid van ziektebesef en-inzicht niet in staat is de nodige lichamelijke zorg te accepteren. Betrokkene verzet zich verder niet tegen de behandeling en het verblijf in de instelling, maar dat is op basis van haar eigen interpretatie en beleving daarvan als gevolg van de psychische stoornis. Om die reden is geen sprake van vrijwilligheid zoals bedoeld in de wet.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. De rechtbank vindt dat in de stukken en ter zitting toereikend is gemotiveerd dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding en het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen. Ter zitting is toegelicht dat de behandelaren de inzet van die vormen van zorg niet noodzakelijk of voorzienbaar vinden. Eerder waren er wel problemen met de inname van vocht en voeding, maar de verpleegkundig specialist heeft verklaard dat enige vorm van dwang daarbij niet nodig is geweest in de afgelopen drie jaar.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw]

geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats] Indonesië,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
 toedienen van medicatie;
 verrichten medische controles;
 andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
 beperken van de bewegingsvrijheid;
 aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
 opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 november 2021;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, bijgestaan door mr. S.T. Viezee als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 november 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 november 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.