ECLI:NL:RBDHA:2021:1315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
C/09/607174 / KG ZA 21-129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van de vader tot naleving van omgangsregeling met de kinderen tijdens de voorjaarsvakantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de omgangsregeling met hun minderjarige kinderen. De moeder, die in het buitenland woont, vorderde dat de vader zou meewerken aan de afgesproken omgangsregeling tijdens de voorjaarsvakantie van 2021. De vader had eerder de kinderen zonder toestemming van de moeder meegenomen naar Nederland, en de moeder vorderde nu dat de vader de kinderen op 24 februari 2021 om 9.00 uur aan haar zou afgeven en hen tot 28 februari 2021 bij haar zou laten verblijven. De rechtbank oordeelde dat de vader de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst van 4 december 2020 moest nakomen, ondanks zijn bezwaren. De voorzieningenrechter verhoogde de door de moeder gevorderde dwangsom tot € 10.000 per dag, omdat de vader weigerachtig was en de belangen van de kinderen voorop stonden. Daarnaast werd de vader veroordeeld om de persoonlijke goederen van de moeder, waaronder handtassen en een horloge, aan haar af te geven. De rechtbank bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/607174 / KG ZA 21-129
Vonnis in kort geding van 18 februari 2021
in de zaak van
[eiseres]te [plaats 1] , [land] ,
eiseres,
advocaat mr. T.A.D. Luijten te IJsselstein,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 2] ,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen worden hierna ‘de moeder’ en ‘de vader’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de e-mail van de vader van 11 februari 2021;
- de op 12 februari 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest en zijn samen de ouders van de minderjarigen [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] en [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] (hierna: de kinderen).
2.2.
Partijen woonden samen met kinderen in Nederland. De moeder is op 9 april 2019 zonder toestemming van de vader met de kinderen vanuit Nederland naar [land] vertrokken. De vader heeft de rechtbank in [plaats 3] gevraagd om op grond van het Haags Kinderontvoeringsverdrag de teruggeleiding van de kinderen naar Nederland te gelasten. Dit verzoek is op 6 februari 2020 toegewezen. De vader is op 6 maart 2020 met de kinderen teruggekeerd naar Nederland. De moeder verblijft nog steeds in [land] .
2.3.
De moeder heeft in [land] een verzoek tot echtscheiding ingediend. In het kader van die procedure hebben partijen, onder leiding van een mediator, op 4 december 2020 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In die overeenkomst is, voor zover hier van belang, opgenomen dat de moeder en de kinderen contact met elkaar zullen hebben tijdens de voorjaarsvakantie 2021 en dat de vader de persoonlijke bezittingen van de moeder aan haar zal afgeven.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. De vader te veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen in de voorjaarsvakantie van 2021 door de kinderen op woensdag 24 februari 2021 om 9.00 uur af te geven aan de moeder bij hem thuis (bij de voordeur) en de kinderen met de moeder mee te laten gaan naar haar hotelaccommodatie in [plaats 2] tot 28 februari 2021 17.00 uur, zijnde het tijdstip waarop de moeder de kinderen weer bij de vader thuis terug zal brengen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- per dag of gedeelte van de dag dat de vader nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
II. de vader te veroordelen om de goederen van de moeder zoals omschreven op de lijst die als productie 13 is overgelegd en de certificaten van echtheid behorende bij de handtassen van het merk Chanel en Louis Vuitton en haar Cartier horloge, aan de moeder af te geven op zondag 28 februari 2021 direct nadat de moeder de kinderen die dag om 17.00 uur heeft terug gebracht naar de vader, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,- per item dat die dag niet wordt afgegeven;
III. de vader te veroordelen om de overige goederen van de moeder, zoals omschreven op de lijst die als productie 12 is overgelegd, in de garage van zijn woning te zetten en de moeder toe te staan om op maandag 1 maart 2021 om 10.00 uur de garage van de woning te betreden zodat de moeder deze goederen kan uitzoeken en meenemen en daarbij de aanwezigheid van de moeder van de moeder en de vriendin van de moeder toe te staan, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,- per item dat die dag niet wordt afgegeven;
IV. de moeder te machtigen om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen, indien de vader in gebreke blijft aan een of meerdere veroordelingen van het vonnis te voldoen;
V. de vader te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert de moeder – samengevat – het volgende aan. De vader weigert zonder goede reden zijn medewerking te verlenen aan de afspraken die partijen in de vaststellingsovereenkomst hebben gemaakt. De vader stelt zich zodanig weigerachtig op, dat de moeder geen andere keuze heeft dan in kort geding dwangmiddelen te vorderen zodat de afspraken daadwerkelijk kunnen worden nagekomen.
3.3.
De vader voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

de zorgregeling in de voorjaarsvakantie
4.1.
Partijen hebben op 4 december 2020 met elkaar afspraken gemaakt over het contact tussen de moeder en de kinderen. Daarbij zijn zij onder meer overeengekomen dat de kinderen gedurende de voorjaarsvakantie van 2021 vier dagen bij de moeder zullen zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet de vader die afspraak nakomen. De vader heeft weliswaar een groot aantal argumenten aangevoerd waarom hij tegen het contact is, maar de meeste van die argumenten (de gestelde onbetrouwbaarheid van de moeder, de gestelde negatieve betrokkenheid van de familie van de moeder, het feit dat de moeder de kinderen in 2019 zonder toestemming van de vader naar [land] heeft meegenomen, de beperkingen als gevolg van het corona-virus en het feit dat de vader nu de hoofdverzorger van de kinderen is) waren al lang en breed bekend toen partijen in december 2020 afspraken maakten. De vader heeft die omstandigheden meegewogen bij het maken van de afspraak dat de kinderen in de voorjaarsvakantie bij de moeder zullen zijn. De door de vader genoemde omstandigheden zijn dus geen redenen om de gemaakte afspraken over het contact tussen de moeder en de kinderen niet na te komen. De vader heeft ter zitting nog gesteld dat [de minderjarige 1] op dat moment koorts had en dat het daarom niet in haar belang is de voorjaarsvakantie bij de moeder te zijn. Nog afgezien van het feit dat de moeder pas op 24 februari 2021 naar Nederland zal reizen en [de minderjarige 1] tegen die tijd naar alle verwachting weer is opgeknapt, kan de moeder ook voor de kinderen zorgen als zij onverhoopt ziek zouden zijn. Ook dat is dus geen reden die aan het afgesproken contact in de weg staat.
4.2.
Dit betekent dat de vader zal worden veroordeeld om mee te werken aan de afgesproken zorgregeling, in die zin dat de vader de kinderen op woensdag 24 februari 2021 om 9.00 uur moet afgeven aan de moeder en dat de moeder de kinderen op zondag 28 februari 2021 om 17.00 uur weer terug brengt naar de vader. Anders dan de vader heeft verzocht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding te bepalen dat de moeder de kinderen niet mag ophalen vanaf het huisadres van de vader. De vader heeft weliswaar betoogd dat hij dat – gelet op zijn verleden met de moeder – een te grote inbreuk vindt op zijn persoonlijke levenssfeer, maar partijen hebben in de vaststellingsovereenkomst van 4 december 2020 afgesproken dat de moeder de kinderen zal ophalen van en terugbrengen naar het huisadres van de vader. Ook dat deel van de afspraak moet worden nageleefd. De voorzieningenrechter gaat er daarbij van uit dat de moeder – zoals haar advocaat ter zitting heeft toegezegd – haar moeder niet zal meenemen tijdens het halen en brengen van de kinderen, om de verhoudingen tussen partijen niet verder op scherp te zetten.
4.3.
De vader wil aan het contact tussen de moeder en de kinderen de voorwaarde verbinden dat hij de kinderen dagelijks mag bezoeken in het appartement waar zij met de moeder verblijven, om te zien hoe het met de kinderen gaat. Ook wil hij dat de moeder hem op de hoogte houdt van waar de kinderen zijn en met wie zij contact hebben. De voorzieningenrechter ziet daartoe geen aanleiding. Gebleken is dat de verhoudingen tussen partijen uiterst gespannen zijn. De voorzieningenrechter is daarom van mening dat het niet in het belang is van de kinderen dat partijen elkaar dagelijks treffen. Verder is het aan de moeder om haar tijd met de kinderen zelf in te vullen, zonder daarbij het gevoel te hebben dat de vader haar controleert. De voorzieningenrechter gaat er wel vanuit dat de moeder haar toezegging om de kinderen dagelijks rond 19.00 uur videocontact te laten hebben met de vader, zal nakomen.
4.4.
De moeder heeft gevorderd dat de veroordeling van de vader tot naleving van de afspraken zal worden versterkt met zowel een dwangsom als met een machtiging van de sterke arm van politie en justitie. Hoewel de voorzieningenrechter er alle begrip voor heeft dat de moeder alles op alles wil zetten om te voorkomen dat zij voor niets uit [land] overkomt, zou een eventuele inmenging van de politie voor de kinderen erg ingrijpend en mogelijk traumatisch zijn. De gevorderde mogelijke interventie van de politie zal daarom in het belang van de kinderen worden afgewezen. Een stimulans tot nakoming in de vorm van een dwangsom acht de voorzieningenrechter wel aangewezen. De vader heeft duidelijk te kennen gegeven dat hij niet wil dat dat de kinderen de voorjaarsvakantie bij de moeder doorbrengen. Om die reden zal de voorzieningenrechter in het belang van de kinderen (die jong zijn en de moeder al lange tijd niet hebben gezien) de door de moeder gevorderde dwangsom ambtshalve verhogen tot € 10.000 per dag. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat ter zitting is gebleken dat partijen in grote welstand hebben geleefd. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat de op te leggen dwangsom voor de vader, gelet op zijn financiële positie, een voldoende “prikkel” is om dit vonnis na te leven.
de persoonlijke goederen van de moeder
4.5.
In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen afgesproken dat de moeder haar persoonlijke goederen, die nog in Nederland zijn, zal ophalen tijdens haar bezoek aan Nederland. Zij vordert dat de vader wordt veroordeeld om een aantal met name genoemde goederen aan haar terug te geven (voor wat betreft de Chanel Classic handtas, de Louis Vuitton Epi Alma handtas en het Cartier horloge: inclusief het bijbehorende certificaat van echtheid), als zij de kinderen op 28 februari 2021 bij de vader terugbrengt. De vader heeft daarmee ter zitting uiteindelijk ingestemd. De vordering van de moeder zal dan ook worden toegewezen, inclusief de door de moeder gevorderde dwangsommen van € 750,- per item, die de vader niet heeft weersproken. Gelet op de waarde van de goederen waarvan de moeder afgifte vordert, vindt de voorzieningenrechter de gevorderde dwangsommen niet buitensporig hoog.
4.6.
De moeder heeft daarnaast gevorderd dat de vader een aantal andere goederen in de garage van zijn woning klaarzet, zodat zij die – met behulp van haar moeder en een verhuisbedrijf – kan uitzoeken en ophalen. De vader heeft daartegen geen bezwaar gemaakt, met dien verstande dat hij heeft betoogd dat de moeder al een aantal van de genoemde goederen heeft meegenomen. Nu namens de moeder niet is betwist dat zij een aantal van de genoemde goederen al onder zich heeft, maar niet vaststaat om welke goederen het gaat, zal de voorzieningenrechter aan dit gedeelte van de veroordeling geen dwangsom verbinden. De vader kan immers geen goederen afgeven die de moeder al heeft meegenomen.
de proceskosten
4.7.
Omdat partijen met elkaar getrouwd zijn geweest, zal worden bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de vader tot nakoming van de overeengekomen contactregeling tussen de moeder en de kinderen in de voorjaarsvakantie van 2021, door de kinderen op woensdag 24 februari 2021 om 9.00 uur af te geven aan de moeder bij hem thuis, en de kinderen met de moeder mee te laten gaan naar haar hotelaccommodatie in [plaats 2] tot 28 februari 2021 om 17.00 uur, op welk moment de moeder de kinderen weer bij de vader zal thuisbrengen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag of gedeelte van de dag dat de vader nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
5.2.
veroordeelt de vader tot afgifte aan de moeder van de goederen, omschreven op de aan dit vonnis aangehechte lijst (onder het kopje “afgifte op 28 februari 2021”) en de certificaten van echtheid behorende bij de handtassen van Chanel en Louis Vuitton en het Cartier horloge, op het moment waarop de moeder de kinderen op zondag 28 februari 2021 terugbrengt naar de vader, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,- per item dat die dag niet wordt afgegeven;
5.3.
veroordeelt de vader tot afgifte aan de moeder van de overige goederen omschreven op de aan dit vonnis aangehechte lijst (onder het kopje “afgifte op 1 maart 2021”), door deze in de garage van zijn woning te zetten en de moeder (vergezeld van haar moeder en medewerker(s) van een door haar ingehuurd verhuisbedrijf) toe te staan om deze garage op maandag 1 maart 2021 om 10.00 uur te betreden met het doel deze goederen uit te zoeken en mee te nemen;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2021.
km
afgifte op 28 februari 2021:
afgifte op 1 maart 2021: