In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van de meerderjarige [voornaam Y] door zijn stiefvader. Het verzoekschrift was ingediend op 28 september 2020 en de zaak werd behandeld op 30 september 2021. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder instemmingsverklaringen van de vader en de moeder van [voornaam Y]. De vader heeft geen verweer gevoerd en ging akkoord met het adoptieverzoek. De rechtbank overwoog dat de verzoeker en [voornaam Y] een hechte band hebben, waarbij de verzoeker al sinds de vroege kindertijd van [voornaam Y] een belangrijke rol in zijn leven speelt. Ondanks de sterke emotionele band en de wens van [voornaam Y] om de verzoeker officieel als zijn vader te erkennen, oordeelde de rechtbank dat het verzoek tot adoptie niet kon worden toegewezen. Dit was gebaseerd op het feit dat [voornaam Y] op het moment van indiening van het verzoek al meerderjarig was, waardoor niet werd voldaan aan de wettelijke vereisten voor adoptie volgens het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank erkende dat er bijzondere omstandigheden waren, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om een uitzondering te maken op de dwingendrechtelijke bepalingen van de wet. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot adoptie moest worden afgewezen, waarbij iedere partij zijn eigen proceskosten diende te dragen.