ECLI:NL:RBDHA:2021:13141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
SGR 20/8174
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wmo 2015; onzorgvuldig onderzoek naar ondersteuningsbehoefte; psychodiagnostisch onderzoek vereist

In deze zaak heeft eiseres, die lijdt aan aandachts- en concentratieproblemen en impulsief gedrag, een aanvraag ingediend voor verlenging van haar persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres ontving eerder begeleiding in de vorm van een pgb met de intensiteit 'plus', maar na een huisbezoek adviseerde verweerder haar om professionele begeleiding te ontvangen voor een periode van zes maanden. Eiseres heeft echter een pgb aangevraagd voor begeleiding door haar dochter, wat leidde tot verschillende primaire besluiten van verweerder. In de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van eiseres deels gegrond verklaard, maar ook een pgb met de intensiteit 'basis' toegekend, wat eiseres betwistte.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, omdat het onderzoek naar haar specifieke ondersteuningsbehoefte onvoldoende was. Er was geen psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd om de ernst van haar aandoening en de bijbehorende beperkingen in kaart te brengen. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van dit onderzoek de motivering van verweerder niet valide maakte. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de resultaten van het inmiddels uitgevoerde psychodiagnostisch onderzoek. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.M. Lintz),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E.H. Buizert).

Procesverloop

In het besluit van 26 maart 2020 (primair besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om ondersteuning bij het sociaal en persoonlijk functioneren op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) toegewezen voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 mei 2020 in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) met de intensiteit basis.
In het besluit van 30 maart 2020 (primair besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 afgewezen.
In het besluit van 19 mei 2020 (primair besluit III) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 19 mei 2020 om ondersteuning bij het sociaal en persoonlijk functioneren op grond van de Wmo 2015 toegewezen voor de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 juli 2020 in de vorm van een pgb met de intensiteit basis.
In het besluit van 10 november 2020 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres, voor zover gericht tegen primair besluit I, niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover het bezwaar is gericht tegen primair besluit II en III heeft verweerder dit gegrond verklaard. Verweerder herroept primair besluit II en beslist dat de duur van de indicatie uit primair besluit III wordt verlengd tot en met 30 november 2020.
In het besluit van 16 december 2020 (bestreden besluit II) heeft verweerder bestreden besluit I gewijzigd en het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit I en II beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiseres heeft als gevolg van een aandoening last van aandachts- en concentratieproblemen en impulsief gedrag. Hierdoor ervaart zij chaos in haar hoofd en heeft zij moeite met het vasthouden aan een dagstructuur en een vaste planning. Ook kost het haar moeite om afspraken na te komen en kampt zij met impulsief koopgedrag. Daarnaast geeft eiseres aan snel boos te worden. Eiseres ontving hiervoor al lange tijd begeleiding op grond van de Wmo 2015, laatstelijk in de vorm van een pgb met de intensiteit ‘plus’. Omdat haar laatste indicatie op 29 december 2019 afliep, heeft eiseres zich op 2 december 2019 bij verweerder gemeld om verlenging van het pgb. In dit kader heeft op 30 januari 2020 een huisbezoek plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder eiseres geadviseerd om middels professionele begeleiding voor de duur van zes maanden geleid te worden naar zelfstandigheid en het omgaan met haar aandoening, omdat met de begeleiding die eiseres de afgelopen jaren van haar familie heeft ontvangen volgens verweerder weinig tot geen verbetering is opgetreden. Tegen het advies van verweerder in heeft eiseres op
26 maart 2020 een pgb aangevraagd voor begeleiding door haar dochter. Vervolgens heeft verweerder primair besluit I, II en III genomen.
2. In bestreden besluit I heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen primair besluit I, II en III respectievelijk, niet-ontvankelijk, gegrond en gegrond verklaard.
2.1.
Wat betreft primair besluit I overweegt verweerder dat de duur van de indicatie in primair besluit III is verlengd, zodat het bezwaar niet-ontvankelijk is.
2.2.
Voor zover het bezwaar is gericht tegen primair besluit II en III overweegt verweerder kort gezegd dat het onderzoek naar de specifieke ondersteuningsbehoefte van eiseres onvoldoende is geweest. Zo is niet gebleken dat de ernst van de aandoening van eiseres middels een psychodiagnostisch onderzoek in kaart is gebracht. Doordat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, kunnen er ook geen uitspraken worden gedaan over de doeltreffendheid van de ondersteuning zoals die tot dusver door haar begeleider is geboden. Omdat het indienen van bezwaar voor eiseres niet nadelig mag uitpakken, en reeds is vastgesteld dat eiseres tot 30 november 2020 in aanmerking komt voor ondersteuning, heeft verweerder primair besluit II herroepen en heeft hij de duur van de indicatie die was toegekend bij primair besluit III verlengd tot en met 30 november 2020.
3. In bestreden besluit II heeft verweerder bestreden besluit I gecorrigeerd en aangevuld omdat het bezwaar tegen primaire besluit I ook was gericht tegen de hoogte van het toegekende pgb. Verweerder onderstreept het belang van het psychodiagnostisch onderzoek omdat dit ook inzicht zal geven in hoe eiseres het best kan worden ondersteund. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat eiseres met de intensiteit basis voldoende wordt ondersteund. Verweerder overweegt daartoe kort gezegd dat eiseres hulp van familie krijgt en zij haar beperkingen in structuur, planning en regievoering kan opvangen met hulpmiddelen gericht op ADHD en ADD problematiek, zoals het gebruik van apps en kant en klare schema’s. Eiseres wordt in staat geacht dergelijke hulpmiddelen te gebruiken. Ten aanzien van de problemen met het beheersen van emoties en het omgaan met prikkels, is behandeling bij de GGZ voorliggend op de inzet van ondersteuning.
4. Eiseres voert aan dat in bestreden besluit I en II niet begrijpelijk is gemotiveerd waarom aan eiseres een pgb met de intensiteit ‘basis’ is verstrekt, terwijl zij in het verleden een pgb met de intensiteit ‘plus’ ontving. Verweerder kent grote betekenis toe aan een gedegen psychodiagnostisch onderzoek, maar daar volgt dan onmiddellijk op dat het ontbreken van het onderzoek er niet aan in de weg staat de intensiteit basis voldoende te achten. Zonder de uitkomsten van dit onderzoek is de motivering van verweerder niet valide.
4.1.
Dit betoog van eiser slaagt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.1.1.
Uit artikel 3:2 van de Awb, in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. De CRvB heeft in zijn uitspraak van 21 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:819) uiteengezet op welke manier een dergelijk onderzoek naar maatschappelijke ondersteuning moet plaatsvinden. Uit deze uitspraak blijkt onder meer dat:
- het college moet vaststellen wat de hulpvraag is;
- het college moet vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving;
- wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is;
- het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn, moet het college een maatwerkvoorziening verlenen;
- voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist een specifiek deskundig oordeel en advies niet zal kunnen ontbreken.
4.1.2.
De rechtbank is van oordeel dat een onderzoek zoals hiervoor onder 4.1.1. is beschreven niet heeft plaatsgevonden. Zoals verweerder ook zelf in de bestreden besluitvorming lijkt te bevestigen is een psychodiagnostisch onderzoek naar de ernst van de aandoening van eiseres, de beperkingen die zij als gevolg daarvan ondervindt en naar de vraag of zij voor deze beperkingen een beroep kan doen op algemene voorzieningen, dan wel voorliggende voorzieningen, vereist om in kaart te brengen hoe eiseres het best kan worden ondersteund. Nu dit onderzoek ten tijde van de bestreden besluitvorming niet heeft plaatsgevonden, ontbreekt een deugdelijke objectieve (medische) onderbouwing voor het standpunt van verweerder dat eiseres met een pgb met de intensiteit basis voldoende wordt ondersteund. Bestreden besluit I, zoals dat is gewijzigd bij bestreden besluit II, is daarmee in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel tot stand gekomen.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt bestreden besluit I en II. Ter zitting is gebleken dat het noodzakelijke psychodiagnostisch onderzoek inmiddels heeft plaatsgevonden, maar dat de resultaten daarvan nog niet bekend zijn. Omdat de aard en de omvang van de eventueel aangewezen maatwerkvoorziening, gelet op de nog onbekende resultaten van het verrichte onderzoek, nog open liggen, ziet de rechtbank geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt bestreden besluit I en II;
- draagt verweerder op om zo spoedig mogelijk een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.