ECLI:NL:RBDHA:2021:13135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen besluit Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG), maar dit bezwaar werd door verweerder ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit beroep op 18 juni 2021 ingetrokken. Tegelijkertijd heeft eiser verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten van de procedure bij de rechtbank, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser. Eiser heeft verzocht om vergoeding van kosten, waaronder de kosten van een cursus over verantwoord rijgedrag en reis- en verblijfskosten. De rechtbank heeft overwogen dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is voor kosten die in het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn genoemd. De rechtbank heeft de kosten voor de cursus van verantwoord rijgedrag, ter hoogte van € 1.219,-, voor vergoeding in aanmerking laten komen, omdat verweerder deze kosten heeft aangegeven te vergoeden.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het griffierecht van € 178,- door verweerder aan eiser dient te worden vergoed, zonder dat een veroordeling daarvoor nodig is. Het verzoek om vergoeding van € 180,- aan reiskosten is afgewezen, omdat er geen bewijsstukken zijn overgelegd. De rechtbank heeft verweerder uiteindelijk veroordeeld in de proceskosten tot een totaalbedrag van € 2.287,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5477

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),verweerder
(gemachtigde: mr. S. van der Ark).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gericht tegen de opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiser heeft het beroep bij brief van 18 juni 2021 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft hij verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.

Overwegingen

1.
De rechtbank doet uitspraak op grond van artikel 8:75a, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb).
2. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser en dat eiser tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten, in het bijzonder de kosten van de cursus over verantwoord rijgedrag, reis- en verblijfskosten en de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te veroordelen. Eiser heeft bij brief van 18 juni 2021 een overzicht verstrekt van de kosten die hij vergoed wenst te zien.
3. De rechtbank merkt op dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is voor kosten die worden genoemd in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). Het gaat om de volgende kosten:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende,
d. verletkosten van een partij of een belanghebbende,
e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken,
f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
4. De rechtbank overweegt dat de kosten van € 1.219,- voor de cursus van verantwoord rijgedrag voor vergoeding in aanmerking komen nu verweerder heeft aangegeven deze kosten te vergoeden. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de intrekking van het bestreden besluit, niet hoeft deel te nemen aan de cursus in november 2021. Verweerder heeft aangegeven dat eiser per vergissing nog een keer is opgeroepen om aan deze cursus deel te nemen.
Het verzoek om vergoeding van € 180,- aan reiskosten wordt afgewezen. Er zijn geen bewijsstukken overgelegd, ook is niet gebleken dat eiser reiskosten heeft moeten maken in zowel de bezwaar- als de beroepsprocedure, omdat de procedures tot op heden schriftelijk zijn gevoerd.
Het verzoek om vergoeding van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt toegewezen. Eiser is in de bezwaarprocedure door een gemachtigde bijgestaan. Niet is gebleken dat eiser ook in beroep door een gemachtigde is bijgestaan nu alle stukken door eiser zelf zijn ingediend. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten in bezwaar. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit vast op € 1068,- 1 punt voor het indienen van de bezwaarschriften, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 534,-. Voor de vergoeding van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand van € 785,13 ziet de rechtbank geen aanleiding.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 178,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 2.287,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2021.
griffier rechter
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.