ECLI:NL:RBDHA:2021:13102
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 november 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.P.R. Peeters, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit, dat op 15 september 2021 was genomen, leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld tijdens een zitting op 18 november 2021, waarbij zowel de verzoeker als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in de aan de zaak gerelateerde procedure (zaaknummer NL21.15005), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.