ECLI:NL:RBDHA:2021:13100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
NL21.15005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens onvoldoende aannemelijkheid identiteit, herkomst en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze afwijzing behandeld, waarbij ook een andere zaak (NL21.15006) op dezelfde zitting werd behandeld.

De rechtbank overwoog dat eiser meerdere aliassen had gebruikt in Nederland en Duitsland en dat hij onjuist had verklaard over zijn naam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit. Dit werd als opzettelijke misleiding beschouwd, vooral omdat eiser hiermee mogelijk aan vreemdelingendetentie had willen ontkomen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in staat was geweest om zijn identiteit en herkomst met documenten te onderbouwen, en dat zijn verklaringen inconsistent en tegenstrijdig waren. Eiser had geen overtuigende uitleg gegeven over zijn achtergrond en de identiteit van zijn ouders, wat leidde tot twijfels over zijn verklaringen.

De rechtbank oordeelde dat, gezien de twijfels over de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, de staatssecretaris terecht niet is overgegaan tot een beoordeling van de asielmotieven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15005
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 15 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.15006, op 18 november 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eisers asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt en hij daarbij verweerder heeft misleid en kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
2. Niet in geschil is dat eiser in Nederland en Duitsland meerdere aliassen heeft gebruikt. Eiser heeft hiermee onjuist verklaard over zijn naam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit. Dit heeft hij opzettelijk gedaan voor zover hij hiermee eerder aan vreemdelingendetentie zou hebben willen ontkomen. Dat eiser een belang zou hebben bij zijn onjuiste verklaringen, maakt dat nog niet verschoonbaar. Ook voor zover hij stelt eerder onder invloed van verdovende middelen onjuist te hebben verklaard, heeft verweerder hem dit kunnen aanrekenen. Dat eiser stelt verslaafd te zijn, maakt dat niet anders. Overigens heeft hij niet met stukken onderbouwd dat hij wegens ziekte of verslaving niet in staat is geweest om voldoende te verklaren.
3. Vaststaat dat eiser zijn nu gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet met documenten heeft onderbouwd. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser er met zijn verklaringen evenmin in is geslaagd om aannemelijk te maken wie hij is en waar hij vandaan komt. Verweerder heeft dit in het voornemen en bestreden besluit uitvoerig gemotiveerd. Hij wijst er daarbij terecht op dat eiser niet weet in welke plaats hij geboren is en dat eiser overigens hierover niet eenduidig verklaart. Zo heeft eiser de asielaanvraag ingediend met daarop de geboorteplaats Agadir vermeld en heeft hij tijdens de gehoren drie andere geboorteplaatsen genoemd. Verder is niet in geschil dat eiser slechts vaag en summier weet te verklaren over de plaatsen waar hij als kind heeft verbleven. Los van de vraag of dit hem verweten kan worden, draagt dit niet bij aan het vaststellen van zijn achtergrond. Ook heeft hij geen inzicht kunnen geven in de identiteit, nationaliteit en herkomst van zijn ouders. Met al deze verklaringen heeft hij de twijfel die is gerezen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst dan ook niet weggenomen.
4. Dat eiser het een en ander weet te vertellen over de politieke achtergrond van de regio waarvandaan hij stelt te komen, betekent, zeker in het licht van zijn gebruikte aliassen, niet dat hij zijn herkomst en nationaliteit aannemelijk heeft gemaakt.
5. Gelet op de twijfel aan de identiteit, nationaliteit en herkomst is verweerder terecht niet toegekomen aan het beoordelen van eisers asielmotieven.
6. Verweerder heeft gezien de gebruikte aliassen bovendien terecht geconcludeerd dat eiser hem heeft misleid omtrent zijn identiteit en nationaliteit. Verweerder heeft de aanvraag daarom al terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.