ECLI:NL:RBDHA:2021:13100
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens onvoldoende aannemelijkheid identiteit, herkomst en nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze afwijzing behandeld, waarbij ook een andere zaak (NL21.15006) op dezelfde zitting werd behandeld.
De rechtbank overwoog dat eiser meerdere aliassen had gebruikt in Nederland en Duitsland en dat hij onjuist had verklaard over zijn naam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit. Dit werd als opzettelijke misleiding beschouwd, vooral omdat eiser hiermee mogelijk aan vreemdelingendetentie had willen ontkomen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in staat was geweest om zijn identiteit en herkomst met documenten te onderbouwen, en dat zijn verklaringen inconsistent en tegenstrijdig waren. Eiser had geen overtuigende uitleg gegeven over zijn achtergrond en de identiteit van zijn ouders, wat leidde tot twijfels over zijn verklaringen.
De rechtbank oordeelde dat, gezien de twijfels over de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, de staatssecretaris terecht niet is overgegaan tot een beoordeling van de asielmotieven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.