ECLI:NL:RBDHA:2021:13094
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.J.F.M. Raaijmakers, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit, genomen op 30 juni 2021, leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker, die tevens vroeg om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 15 oktober 2021 in Middelburg, waar de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, V. Emechete. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.P.R. Peeters. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL21.10949) die betrekking had op het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.