ECLI:NL:RBDHA:2021:13092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
NL21.15486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit inzake asielaanvraag op grond van meerderjarigheid en motiveringsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die stelt minderjarig te zijn. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser betwistte de conclusie van de Staatssecretaris dat hij meerderjarig was ten tijde van de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar de leeftijd van eiser en dat de motivering van het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigde het besluit van de Staatssecretaris en droeg hem op binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15486

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Bij uitspraak van 20 juli 2021, zaaknummer NL21.9033, heeft deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, het besluit van 10 juni 2021 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit met inachtneming van die uitspraak te doen.
Bij besluit van 29 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag wederom op dezelfde grond niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.15487, op 14 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep aangehouden om verweerder in de gelegenheid te stellen een in het bestreden besluit en ter zitting ingenomen standpunt nader te onderbouwen.
Partijen hebben nadere stukken ingediend, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
Overwegingen
1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat eiser meerderjarig was ten tijde van de asielaanvraag in Nederland.
2.1
In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 20 juli 2021 is – kort samengevat – geoordeeld dat eiser zich als minderjarige heeft aangemeld en verweerder hem ook als zodanig had moeten behandelen. Verweerder had nader onderzoek naar de leeftijd van eiser moeten verrichten, hetzij door navraag te doen bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) over de gang van zaken tijdens het gehoor, dan wel door het uitvoeren van een leeftijdsschouw (conform paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 en Werkinstructie (WI) 2018/19) en door navraag te doen bij de Italiaanse autoriteiten over de leeftijdsregistratie aldaar. Voornoemde rechtbank vernietigde daarom het besluit van 10 juni 2021.
Verweerder heeft vervolgens het thans bestreden besluit genomen. Daartoe is alsnog een leeftijdsschouw aan de hand van twee aparte sessies uitgevoerd, de ene schouw werd verricht door een medewerker van de AVIM en de andere door twee medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Op grond van deze leeftijdsschouw is verweerder tot de conclusie gekomen dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven leeftijd. Verder heeft verweerder nader onderzoek gedaan naar eisers leeftijd bij de Italiaanse autoriteiten. Daaruit blijkt volgens verweerder dat eiser na binnenkomst in Italië de naam [naam 2] en de geboortedatum [geboortedatum 1] en op een later moment de geboortedatum [geboortedatum 2] heeft opgegeven. Omdat de Italiaanse autoriteiten volgens verweerder uitgaan van de eerste registratie, betekent dit eveneens volgens verweerder dat eiser in Italië als meerderjarige staat geregistreerd. Omdat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uitgaat dat eisers registratie als meerderjarige vreemdeling zorgvuldig is geschied, gaat hij er ook van uit dat eiser meerderjarig is.
2.2
De rechtbank stelt aan de hand van het digitale zaakdossier vast dat de IND op 25 augustus 2021 een schouwsessie heeft gehouden met eiser. Uit het proces-verbaal daarvan blijkt dat de medewerkers die de schouw hebben afgenomen tot de conclusie zijn gekomen dat er twijfels zijn over eisers gestelde meerderjarige leeftijd en dat uit eisers verklaringen niet kan worden geconcludeerd dat hij evident meerderjarig is. Daartoe hebben de medewerkers het volgende in aanmerking genomen:

Lichamelijke kenmerken:
-Betrokkene heeft geen opvallende kraaienpoten/ rimpels om de ogen
-Betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken
-Betrokkene heeft geen grijze haren
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare adamsappel
-Betrokkene heeft geen stoppels, wel heeft betrokkene onder zijn kin lange(re) haren van zijn baard.
Gedrag en verklaringen betrokkene:
Aan het gedrag van betrokkene is op te merken dat hij puberaal gedrag vertoont in zijn houding, maar ook zijn antwoorden. Hij is kort in reageren en geeft weinig informatie om mee te werken. Je merkt aan hem dat hij laag geschoold is, zo blijkt uit zijn verklaringen dat hij moeite heeft met data en leeftijden van zijn broertjes en zusjes. Betrokkene raakt zichtbaar geëmotioneerd wanneer er over zijn achtergebleven familieleden gesproken wordt. Betrokkene weet het een en ander te vertellen over zijn woonomgeving.
Verweerder heeft ter zitting met betrekking tot het proces verbaal opgemerkt dat daar waar staat dat er twijfels zijn over de gestelde meerderjarige leeftijd, moet staan dat er twijfels zijn over de gestelde minderjarige leeftijd, en dat waar staat dat niet kan worden geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is, moet staan dat niet kan worden geconcludeerd dat hij evident minderjarig is. Volgens verweerder is hierbij sprake geweest van een kennelijke verschrijving.
2.3
De rechtbank stelt verder vast dat de AVIM daarna een aparte schouwsessie met eiser heeft gehouden. Uit het proces-verbaal daarvan blijkt dat de medewerker van de AVIM die de schouw heeft afgenomen, aan de hand van eisers uiterlijk, verklaringen en gedragingen tot de conclusie is gekomen dat eiser evident minderjarig is en het gedrag en de verklaringen van eiser passen bij de opgegeven leeftijd. Daartoe heeft de medewerker het volgende in aanmerking genomen:

Lichamelijke kenmerken:
-Betrokkene heeft geen opvallende kraaienpoten/rimpels om de ogen.
-Betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken
-Betrokkene heeft geen grijze haren
-Betrokkene heeft een licht zichtbare adamsappel.
-Betrokkene heeft een beginnende snor/baardgroei
-Betrokkene heeft geen rimpels op het voorhoofd
-Betrokkene heeft een litteken over zijn deel van zijn linker wenkbrauw
-Betrokkene heeft een normaal postuur, met weinig spiertonus
Betrokkene heeft een gave/gladde rug van zijn handen zonder opliggende aders.
Betrokkene heeft weinig beharing op zijn lichaam en lichte beharing op zijn onderarmen.
Betrokkene heeft niet de tijd nodig om antwoord te geven op de vragen die ik stel, hij spreekt duidelijk en met heldere stem.
Betrokkene komt rustig en ontspannen over. Betrokkene zit met zijn handen naast het lichaam. Betrokkene kijkt de tolk en mij goed aan. Betrokkene werkt goed mee en heeft een actieve luisterhouding. Hij zit rechtop en hij geeft het aan als hij dingen niet begrijpt.
Betrokkene geeft goed en duidelijk antwoord, heeft moeite met het geven van data, maar kan wel een duidelijke tijdslijn van zijn reis benoemen. Geeft korte antwoorden en praat op kinderlijke wijze en een beetje verlegen. Wordt verlegen als ik vraag naar vriendinnetjes/relaties.
2.4
Uit paragraaf 2.1 en 2.3 van WI 2018/19 volgt dat bij de afzonderlijke sessies van de leeftijdsschouw moet worden geconcludeerd dat er ten aanzien van de vreemdeling sprake is van:
  • evidente meerderjarigheid;
  • evidente minderjarigheid; of
  • twijfel over de opgegeven leeftijd.
Verweerder kan hierbij niet enkel volstaan met een van voornoemde conclusies. Ook de motivering daartoe dient te blijken uit het proces-verbaal en in het rapport van het aanmeldgehoor.
2.5
De rechtbank is van oordeel dat de conclusie van de IND, dat er twijfels zijn over eisers gestelde meerderjarige leeftijd en dat uit eisers verklaringen niet kan worden geconcludeerd dat hij evident meerderjarig is, niet in overeenstemming is met WI 2018/19, nu deze niet overeenkomt met een van de conclusies zoals hiervoor is overwogen. De toelichting ter zitting van verweerder dat sprake zou zijn van een kennelijke verschrijving en zijn correctie daarbij, namelijk dat bedoeld is te noteren dat er twijfels zijn over de gestelde minderjarige leeftijd, kunnen dit gebrek, voor zover de rechtbank hem daarin zou volgen, niet repareren. De rechtbank begrijpt namelijk dat de waarnemingen van verweerder omtrent de lichamelijke kenmerken en het gedrag van eiser, zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.2, kunnen leiden tot de conclusie dat twijfels over meerderjarigheid bij eiser bestaan. Niet valt echter in te zien, althans niet zonder nadere toelichting, waarom voormelde waarnemingen zouden leiden tot de conclusie dat twijfels bestaan over de gestelde minderjarigheid. Een motivering hieromtrent ontbreekt.
Verder had naar het oordeel van de rechtbank mogen worden verwacht dat als getoetst wordt of sprake is van evidente meerderjarigheid zoals de medewerkers van de IND lijken te hebben gedaan, vervolgens wordt getoetst of dan wellicht sprake is van evidente minderjarigheid, alvorens tot de conclusie te komen dat er twijfels bestaan. Het proces verbaal geeft er geen blijk van dat dit is gebeurd.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit op een gebrekkige motivering berust. De beroepsgrond slaagt hierom.
3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Oonincx, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Faulborn, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.