ECLI:NL:RBDHA:2021:13090

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
AWB 21/626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Guinese eiser op grond van ongeloofwaardig relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2021 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een eiser met de Guinese nationaliteit. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, omdat beide partijen toestemming hebben gegeven om het beroep zonder zitting te behandelen.

Eiser heeft aangevoerd dat hij problemen ondervindt van de vader van een minderjarig meisje, dat zwanger van hem is geworden, en van zijn eigen vader. Hij heeft ook problemen met de autoriteiten vanwege een bosbrand en illegale houtkap. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiser inconsistent en ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar de overige elementen van zijn relaas niet. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn claims, en zijn verklaringen zijn tegenstrijdig.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij terugkeer naar Guinee langdurig gedetineerd zal worden, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de afwijzing van de aanvraag. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/626
V-nummer: [Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

gemachtigde : mr. F. Ben-Saddek,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 januari 2021 (het bestreden besluit), waarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen.
Partijen hebben toestemming gegeven tot het achterwege laten van een zitting. De rechtbank doet daarom met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser bezit de Guinese nationaliteit en stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1997. Op 21 september 2018 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen ondervindt van de zijde van de vader van een minderjarig meisje, dat zwanger van hem is geworden, en zijn eigen vader omdat hij de eer van de families geschonden heeft. De vader van het meisje heeft aangifte tegen hem gedaan vanwege verkrachting van zijn dochter. Ook heeft eiser problemen met de autoriteiten omdat hij een bosbrand veroorzaakte, waardoor veel schade ontstond. De opgelegde boetes kon hij niet voldoen. Verder werd hij beschuldigd van illegale houtkap. Eiser is gearresteerd en vervolgens uit de gevangenis ontsnapt. Eiser vreest bij terugkeer langdurig gedetineerd te worden.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft daarbij de identiteit, nationaliteit en herkomst behoudens het geboortejaar van eiser geloofwaardig geacht. De overige relevante elementen van het relaas van eiser acht verweerder ongeloofwaardig. Die elementen omvatten het zwanger maken van een minderjarig meisje, het onopzettelijk stichten van een bosbrand en verrichtte werkzaamheden in een bos. Verweerder heeft daartoe overwogen dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig, ongerijmd en summier zijn en dat er geen documenten ter onderbouwing overgelegd zijn. Zo heeft eiser wisselend verklaard over de leeftijd van het meisje en heeft hij evenmin toegelicht hoe het mogelijk is dat het meisje, afkomstig uit een streng religieus milieu, regelmatig openlijk met eiser uit kon gaan en ’s nachts laat thuis kwam, terwijl in eisers land van herkomst een relatie buiten het huwelijk om verboden is. Het is eveneens bevreemdend dat de autoriteiten eiser niet gezocht hebben na de door de vader van het meisje ingediende klacht. De gestelde doodsbedreiging door eisers eigen vader volgt verweerder evenmin nu eiser daarna nog geruime tijd bij zijn oma, de moeder van zijn vader, zonder problemen heeft verbleven. Ook heeft eiser wisselend verklaard over de leeftijd en verblijfplaats van zijn buitenwettelijke kind. Wat betreft de bosbrand is onduidelijk hoe eiser aan de brand zelf wist te ontkomen en bij die grote brand de politie kon ontwijken. Ook heeft eiser geen documenten overgelegd, waaruit blijkt dat hij tot een gevangenisstraf veroordeeld is vanwege het veroorzaken van die bosbrand. De werkzaamheden die eiser verrichtte in een bos, het kappen van bomen, deed hij in opdracht van de prefect. Niet valt in te zien waarom eiser dan daardoor problemen met de overheid zou krijgen. Eiser heeft evenmin zijn ontsnapping uit de gevangenis aannemelijk gemaakt. Niet valt in te zien dat gewapende agenten niet zouden hebben ingegrepen op het moment dat eiser met zijn medegevangenen een agent overmeesterden en vervolgens het bewaakte gevangeniscomplex uitrenden.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de inconsistenties in zijn relaas veroorzaakt worden door het feit dat hij zijn relaas herhaaldelijk heeft moeten vertellen, onder meer bij een eerdere asielaanvraag in Duitsland. Hij verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar een pagina uit een iMMO rapport. Verder stelt hij dat de onnauwkeurigheden ook veroorzaakt kunnen zijn door vergissingen van de tolk of de gehoormedewerker. Eiser kan niet tegengeworpen worden dat het voor het meisje mogelijk was tot laat buiten te blijven, dit is iets tussen het meisje en haar ouders waar eiser buiten staat. Eiser stelt tevens dat intertribale relaties ook een rol speelden in het gebeurde, eiser is [Afkomst] van afkomst maar het meisje behoorde tot de [Bevolkingsgroep], een rivaliserende bevolkingsgroep. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat hij het gebeurde omtrent de bosbrand voldoende inzichtelijk heeft gemaakt. De bomenkap vond plaats in opdracht van een sous-prefect, die geen toestemming had van de autoriteiten om in het betreffende gebied hout te laten hakken, waardoor eiser feitelijk illegaal werkte. Ten slotte wijst eiser op een getuigenverklaring van [Naam 2], een neef van eiser, van 2 juni 2021, opgemaakt ten overstaan van een vrederechter te [Plaats] in Guinee, die eisers relaas ondersteunt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft eisers verklaringen omtrent het zwangere meisje niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Eiser heeft wisselende en tegenstrijdige verklaringen omtrent het gebeurde afgelegd. In het nader gehoor [1] stelt eiser dat hij openlijk gedurende een maand een relatie heeft gehad met het meisje tijdens haar vakantie in Melia, hoewel hij wist dat het verboden was om een relatie te hebben buiten het huwelijk om. Eiser ontmoette haar tijdens een voetbalcompetitie, ze gingen regelmatig samen naar een discotheek, zwommen samen in rivieren in de omgeving en trokken samen de bergen in. In de zienswijze [2] verklaart eiser dat het meisje tegenover haar vader en de autoriteiten gezegd heeft dat zij verkracht is door eiser, waarop haar vader daarvan aangifte tegen eiser heeft gedaan. Eisers neef stelt in zijn getuigenverklaring echter dat eiser, als aanvoerder van een groep jongeren, die in 2013 ernstige ongeregeldheden veroorzaakten en brand stichtten omdat zij zich verzetten tegen de autoriteiten na beschuldigingen van illegale houtkap, het meisje verkracht heeft als gevolg waarvan zij zwanger raakte. Haar vader heeft vervolgens aangifte gedaan van groepsverkrachting door eiser en de andere jongeren. Verder heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser de gestelde aangifte niet met documenten heeft onderbouwd. Eiser is sinds december 2014 vertrokken uit zijn land van herkomst en heeft derhalve ruim gelegenheid gehad om via derden relevante informatie, die de essentie van zijn relaas ondersteunen, in Guinee op te vragen nu hij stelt dat dit via familie niet mogelijk is. Dat eiser onder verwijzing naar een pagina van een iMMO-rapport stelt dat inconsistenties in zijn relaas met betrekking tot onder meer de leeftijd van het meisje en hun kind en de verblijfsplaats van het kind het gevolg zijn van het herhaaldelijk vertellen van zijn relaas in de afgelopen jaren, hoeft verweerder evenmin te volgen. De herkomst van de pagina is onduidelijk en niet gebleken is dat die ziet op de situatie van eiser. Uit het FMMU-rapport van 3 oktober 2019 blijkt niet dat eiser psychische problemen heeft waardoor hij niet in staat zou zijn te kunnen verklaren. Nu verweerder de problemen vanwege de gestelde zwangerschap niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, heeft verweerder niet hoeven ingaan op de gestelde intertribale problemen.
5. De problemen als gevolg van de onopzettelijk veroorzaakte bosbrand en de illegale houtkap heeft eiser evenmin met documenten onderbouwd. Dit klemt temeer nu eiser verklaard [3] heeft dat de autoriteiten papieren over onder meer de strafverwachting aan zijn ouders hebben gegeven. De brand had immers grote schade veroorzaakt en eiser diende een aanzienlijke boete te betalen aan de betrokken dorpelingen. Eiser kon deze boete niet voldoen, waardoor hij een gevangenisstraf van vijf jaar riskeerde. Voorts blijkt uit het relaas van eiser zelf geen verband tussen de gestelde bosbrand en de illegale houtkap. Uit de getuigenverklaring van zijn neef blijkt echter dat eiser als aanvoerder van jongeren opzettelijk de brand gesticht zou hebben, waarbij ook het politiebureau en het verblijf van de sous-prefect in brand gestoken zijn, als protest tegen de beschuldiging door de autoriteiten van illegale houtkap. Gelet op de tegenstrijdigheden in eisers verklaringen heeft verweerder die verklaringen met betrekking tot de bosbrand en de illegale houtkap dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
6. De slotsom is dat verweerder eisers asielaanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier is buiten staat deze uitspraak mee te ondertekenen
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Pagina’s 12-15
2.Pagina 2
3.Nader gehoor, pagina’s 11, 20, 21