ECLI:NL:RBDHA:2021:13085
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Italië en was in 2016 de EU binnengekomen via Italië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste overdrachtstermijn van zes maanden, zoals vastgelegd in de Dublinverordening, was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid van Italië voor de behandeling van de asielaanvraag niet meer van toepassing was, omdat Nederland niet binnen de gestelde termijn had overgedragen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris en oordeelde dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.068,- zijn vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de autoriteiten om zich aan de wettelijke termijnen te houden en de rechten van asielzoekers te respecteren.