ECLI:NL:RBDHA:2021:12959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
NL21.7826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door Eritrese meerderjarige kinderen op basis van artikel 8 EVRM

In deze zaak hebben eisers, drie Eritrese meerderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. De aanvraag was ingediend door hun referent, die zich als hun vader presenteert. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van bewijs van identiteit. De rechtbank heeft de zaak op 13 oktober 2021 behandeld, waarbij eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, mr. R.C. van den Berg, en de verweerder door mr. H.J. Metselaar.

Eisers stellen dat zij de Eritrese nationaliteit bezitten en dat hun identiteitsdocumenten verloren zijn gegaan door een brand. Ze beargumenteren dat ze op dezelfde manier behandeld moeten worden als andere gezinsleden van de referent, die wel een verblijfsrecht hebben gekregen. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in dergelijke gevallen bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie verlangt. Aangezien eisers geen officiële documenten hebben overgelegd, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van bewijsnood. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft gesteld dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun identiteit.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eisers niet in staat zijn geweest om substantieel indicatief bewijs van hun identiteit te overleggen. De rechtbank heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de andere gezinsleden van de referent wel identiteitsdocumenten hebben overgelegd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing van de staatssecretaris bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7826

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1], V-nummer: [Nummer 1], eiser 1

[Naam 2], V-nummer: [Nummer 2], eiser 2
[Naam 3], V-nummer: [Nummer 3], eiser 3
hierna tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van verweerder van 23 april 2021.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2021 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ook is verschenen [Naam 4] (referent). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen de Eritrese nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op respectievelijk [Geb. datum] 1994, [Geb. datum] 1999 en [Geb. datum] 2000. Eisers beogen verblijf in Nederland bij referent, hun gestelde vader. Ten behoeve daarvan heeft referent op 8 juni 2019 een aanvraag ingediend tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als verblijfsdoel ‘verblijf bij familie en gezin’ op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bij besluit van 15 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat de gestelde identiteit van eisers niet is aangetoond.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
3. Eisers voeren in beroep aan dat ten onrechte geen bewijsnood is aangenomen voor het overleggen van identiteitsdocumenten. Deze zijn immers verloren gegaan bij een brand. Eisers kunnen niet naar Nederland komen, terwijl de andere gezinsleden van referent hier wel een verblijfsrecht heeft gekregen. Eisers stellen dat zij op dezelfde wijze als deze gezinsleden behoren te worden behandeld. De verklaring over de brand is ten onrechte niet gevolgd. De door de andere gezinsleden overgelegde geboorteaktes zijn vermoedelijk opgemaakt na de brand. Eisers waren toen al gevlucht en kunnen nu geen geboorteaktes meer laten opmaken. Tot slot stellen eisers dat er geen twijfel bestaat over de familierelatie, zodat niet valt in te zien waarom er geen identiteits- en DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft volgens eisers het bestreden besluit dan ook onvoldoende gemotiveerd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in zaken als de onderhavige, alvorens wordt beoordeeld of sprake is van familie-of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, voor de afgifte van een mvv verlangt dat de vreemdeling zijn identiteit en familierechtelijke relatie met de referent aantoont. Indien de vreemdeling stelt dat hij geen officiële documenten kan overleggen, moet hij aannemelijk maken waarom dit voor hem niet mogelijk is. Tevens kan de vreemdeling andere, niet-officiële, indicatieve bewijsmiddelen overleggen. Als de vreemdeling afdoende verklaart waarom het ontbreken van officiële documenten hem niet toe te rekenen is, of substantiële indicatieve documenten overlegt, biedt de IND in beginsel nader onderzoek aan. [1]
5. Niet in geschil is dat eisers geen officiële identificerende documenten hebben overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat in het geval van eisers geen sprake is van bewijsnood. Verweerder heeft in dat verband niet ten onrechte gewezen op het feit dat eisers meerderjarig zijn, terwijl uit het algemeen ambtsbericht over Eritrea van 2017 volgt dat alle Eritreeërs die ouder zijn dan achttien jaar in het bezit zijn van een identiteitskaart. Ook heeft verweerder niet ten onrechte opgemerkt dat eisers geen uitgebreide, concrete, volledige en op de individuele situatie toegespitste verklaring hebben gegeven voor het ontbreken van officiële documenten. De enkele stelling van eisers dat hun documenten door een brand in hun tent verloren zijn gegaan is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat referent en zijn echtgenote wel identiteitsdocumenten hebben overgelegd, alsmede een huwelijksakte en de geboorteakten van hun vijf kinderen uit 2017. De opmerking in het beroepschrift dat het erop lijkt dat deze geboorteakten na de brand zijn opgemaakt, is gebaseerd op een vermoeden en niet onderbouwd.
6. Nu geen sprake is van bewijsnood en eisers ook geen substantieel indicatief bewijs van hun identiteit hebben overgelegd, is er geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder nader onderzoek had moeten aanbieden. Deze beroepsgrond faalt. Ook het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, nu - zoals hiervoor al is vastgesteld - de andere gezinsleden van referent wel officiële identiteitsdocumenten hebben overgelegd. Van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen is daarom geen sprake.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie paragraaf 3.1 van werkinstructie 2020/16