Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam 1], V-nummer: [Nummer 1], eiser 1
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, drie Eritrese meerderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. De aanvraag was ingediend door hun referent, die zich als hun vader presenteert. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van bewijs van identiteit. De rechtbank heeft de zaak op 13 oktober 2021 behandeld, waarbij eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, mr. R.C. van den Berg, en de verweerder door mr. H.J. Metselaar.
Eisers stellen dat zij de Eritrese nationaliteit bezitten en dat hun identiteitsdocumenten verloren zijn gegaan door een brand. Ze beargumenteren dat ze op dezelfde manier behandeld moeten worden als andere gezinsleden van de referent, die wel een verblijfsrecht hebben gekregen. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in dergelijke gevallen bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie verlangt. Aangezien eisers geen officiële documenten hebben overgelegd, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van bewijsnood. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft gesteld dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun identiteit.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eisers niet in staat zijn geweest om substantieel indicatief bewijs van hun identiteit te overleggen. De rechtbank heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de andere gezinsleden van de referent wel identiteitsdocumenten hebben overgelegd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing van de staatssecretaris bevestigd.