ECLI:NL:RBDHA:2021:12953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
AWB 21/2113
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning regulier heeft aangevraagd met als doel arbeid als zelfstandige. Het verzoek is afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 29 maart 2021. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft besloten dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten. In de overwegingen oordeelt de voorzieningenrechter dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Tevens wordt verwezen naar een eerdere uitspraak van 11 oktober 2021, waarin het beroep van de verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard. Hierdoor is een voorlopige voorziening niet meer nodig.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/2113

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

v-nummer: [nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doet de voorzieningenrechter dan ook uitspraak zonder zitting.
2. Bij uitspraak van 11 oktober 2021, zaaknummer AWB 21/2111, heeft de rechtbank uitspraak gedaan en het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, op 15 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.