ECLI:NL:RBDHA:2021:12931

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ambtsbericht in het personeelsdossier van een ambtenaar wegens wangedrag tijdens ziekteperiode

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de oplegging van een ambtsbericht aan eiser, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, wegens wangedrag. Eiser had zich ziek gemeld, maar verrichtte tijdens deze ziekteperiode nevenwerkzaamheden als Senior Sales Recruiter bij Just Sales Recruitment. De rechtbank oordeelt dat het wangedrag van eiser bestaat uit het niet melden van deze nevenwerkzaamheden en het verrichten van werkzaamheden terwijl hij zich ziek had gemeld. Eiser had de nevenwerkzaamheden moeten melden en toestemming moeten vragen, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat het opleggen van een ambtsbericht met een geldigheidsduur van zes jaar niet onevenredig is, gezien de ernst van het wangedrag. Eiser had de mogelijkheid om toestemming te vragen voor de nevenwerkzaamheden, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en oordeelt dat verweerder niet verplicht is de proceskosten van eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
en
de minister van Defensie (voorheen de staatssecretaris van Defensie), verweerder
(gemachtigde: mr. drs. A.J. Verdonk).

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2019 (het primaire besluit) is eiser een ambtsbericht opgelegd.
Bij besluit van 19 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 16 november 2021. Daarbij waren aanwezig eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee. Per 19 juli 2019 is eiser geplaatst op de verzamelarbeidsplaats ‘zwevend’ en is hij tijdelijk tewerkgesteld als opsporingsambtenaar. Vanaf 19 februari 2019 tot 9 december 2019 was eiser arbeidsongeschikt wegens ziekte. Per 4 november 2019 is eiser een nieuwe functie toegewezen.
De Sectie Interne Onderzoeken (SIO) heeft onderzoek gedaan naar door eiser tijdens de ziekteperiode verrichte werkzaamheden. In het onderzoeksrapport van 30 april 2019 staat dat eiser tijdens de ziekteperiode nevenwerkzaamheden heeft verricht als Senior Sales Recruiter bij Just Sales Recruitment.
Na het voornemen daartoe kenbaar te hebben gemaakt is eiser wegens wangedrag een ambtsbericht [1] opgelegd dat zes jaar betekenis kan hebben bij eventuele rechtspositionele beslissingen.
Deze zaak gaat over de vraag of verweerder eiser op goede gronden een ambtsbericht heeft opgelegd.
Wat vindt verweerder?
2. Het wangedrag dat eiser wordt verweten bestaat uit het verrichten van werkzaamheden terwijl hij zich ziek heeft gemeld en het verrichten van nevenwerkzaamheden zonder daarvoor toestemming [2] aan te vragen. Verweerder vindt dat het verlenen van ontslag wegens wangedrag te ver zou gaan, gelet op eisers persoonlijke omstandigheden en omdat de nevenwerkzaamheden de dienst niet hebben geschaad. Ook is de afwijzing van een aanvraag van eiser om arbeidstijdverkorting misschien een wat te boude beslissing geweest en hebben de nevenwerkzaamheden eisers re-integratie niet belemmerd. Dit alles neemt niet weg dat eiser als re-integrerend opsporingsambtenaar geen open kaart heeft gespeeld en dat er sprake is van ernstig wangedrag. Daarbij past een ambtsbericht met een geldigheidsduur van zes jaar.
Wat vindt eiser?
3. Eiser stelt dat hij vier of vijf gesprekken heeft gehad met zijn leidinggevende en de P&O-adviseur. Alleen over het gesprek van 15 april 2019 hebben zij een verklaring afgelegd. Eiser heeft tijdens een van deze gesprekken gemeld dat hij een kijkje in de keuken ging nemen bij Just Sales Recruitment. Van eiser werd niets verwacht, hij werd niet betaald en hij kon zich ieder moment terugtrekken. Hij wilde de contacten warm houden met het oog op de toekomst en heeft dit besproken met de bedrijfsarts, die hem had aangeraden dingen te gaan ondernemen. De P&O-adviseur zou uitzoeken of dit onder nevenwerkzaamheden viel. Hij zou dit nazoeken maar eiser heeft hierop niets meer gehoord. Daardoor en door de positieve houding van zijn leidinggevende en de P&O-adviseur heeft eiser niet getwijfeld of hij toestemming nodig had deze taken te verrichten. Eiser heeft vanuit zijn integriteit open kaart willen spelen. Het ambtsbericht berust op onvoldoende gronden. Er is van slechts één gesprek een verslag opgemaakt en de eigenaar van Just Sales Management is niet bevraagd.
Verweerder heeft de belangen niet goed afgewogen. Eiser heeft de organisatie niet benadeeld en verweerder heeft belang bij een zo spoedig mogelijke re-integratie van eiser. Eiser heeft zich gehouden aan de re-integratieverplichtingen. Indien eiser een verzoek had ingediend zou hij toestemming hebben verkregen. Het opleggen van een ambtsbericht is disproportioneel. De termijn van zes jaar waarin het ambtsbericht wordt bewaard in zijn personeelsdossier vindt eiser te lang.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Onder nevenwerkzaamheden wordt in de Regeling nevenwerkzaamheden Defensie verstaan:
activiteiten, geen deel uitmakend van die welke in het kader van de functievervulling aan de werknemer zijn opgedragen, die de werknemer al of niet tegen vergoeding verricht, waaronder nevenbetrekkingen, het drijven van nering of handel, het middellijk of onmiddellijk deelnemen aan aannemingen en leveringen en het zijn van commissaris, bestuurder of vennoot van een vennootschap, stichting of vereniging.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het kijkje in de keuken dan wel de snuffelstage bij Just Sales Recruitment, zoals vermeld in de door eiser overgelegde
e-mail van 27 september 2021 van [A] , zijn aan te merken als nevenwerkzaamheden. Dat van eiser niets werd verwacht, hij niet werd betaald en hij zich ieder moment kon terugtrekken verandert dit niet. Eiser heeft deze werkzaamheden verricht tijdens zijn ziekteperiode. Eiser heeft niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de bedrijfsarts in het kader van de re-integratie heeft ingestemd met deze werkzaamheden. Indien de bedrijfsarts eiser heeft meegedeeld dat hij bezig moet blijven, is dit niet aan te merken als een instemming met het verrichten van werkzaamheden buiten Defensie.
Verder had eiser deze werkzaamheden moeten melden aan het hoofd van de diensteenheid. In de zienswijze van 30 oktober 2019 is vermeld dat eiser over twee dagen vijftien telefoontjes van gemiddeld vier minuten heeft gevoerd. Eiser heeft niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij het daadwerkelijk verrichten van deze nevenwerkzaamheden in een ziekteverzuimgesprek heeft gemeld aan zijn leidinggevende. Volgens een verklaring van 11 juni 2019 van de P&O-adviseur heeft eiser in een ziekteverzuimgesprek van 15 april 2019 wel melding gemaakt van een potentiële nieuwe werkgever, maar ook dat hij nog geen werkzaamheden voor deze werkgever verrichtte.
Bovendien zou het ter sprake brengen van nevenwerkzaamheden in een ziekteverzuimgesprek niet voldoende zijn geweest. Eiser had op grond van artikel 2 van de Regeling nevenwerkzaamheden per formulier een melding moeten doen en toestemming moeten afwachten voor hij deze werkzaamheden mocht verrichten.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van wangedrag.
4.3.
Gelet op de aard en de ernst van het gepleegde wangedrag acht de rechtbank het opleggen van een ambtsbericht met een geldigheidsduur van zes jaar niet onevenredig. Daarbij is reeds rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser toestemming voor de nevenwerkzaamheden zou hebben verkregen indien hij daarom had verzocht en dat de nevenwerkzaamheden de re-integratie niet hebben belemmerd.
4.4.
Het beroep is ongegrond.
4.5.
Nu eiser geen gelijk krijgt hoeft verweerder niet de proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 28c van het Algemeen militair ambtenarenreglement (ARAR)
2.Zie artikel 126b van het AMAR en de Regeling nevenwerkzaamheden Defensie