ECLI:NL:RBDHA:2021:1292
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Op 12 februari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een aansluitende zorgmachtiging voor een vrouw, geboren in 1986 in Somalië. De officier van justitie had op 4 februari 2021 een verzoek ingediend voor deze zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De vrouw, die momenteel in een accommodatie verblijft, heeft verklaard veel last te hebben van bijwerkingen van medicatie en wil naar huis. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2021 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de vrouw zelf en haar advocaat. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de vrouw bereid is om medicatie te blijven gebruiken en dat een opname van twaalf maanden niet passend is. De rechtbank oordeelde dat de vrouw nog niet voldoende gestabiliseerd is en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, tot en met 12 februari 2022, en wees het verzoek om de opname te beperken tot zes maanden af. De rechtbank benadrukte dat de behandelaren leidend moeten zijn in het proces en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn voor de voorgestelde verplichte zorg. De beschikking werd gegeven door rechter J.C. van den Dries, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is vastgesteld op 18 februari 2021.