ECLI:NL:RBDHA:2021:12918
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verlies van Nederlandse nationaliteit door verkrijging Surinaamse nationaliteit op basis van kennisgeving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen en daardoor de Nederlandse nationaliteit zou hebben verloren. Verzoekster, geboren in Suriname, had zich in 1975 in Nederland gevestigd en deed op 18 augustus 1976 een kennisgeving om de Surinaamse nationaliteit te verkrijgen. De IND heeft het verzoek van verzoekster tot vaststelling van het Nederlanderschap afgewezen, met de stelling dat verzoekster op basis van de kennisgeving de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen. Verzoekster betwist dit en stelt dat zij de Nederlandse nationaliteit wilde behouden, omdat zij op het formulier niet ondubbelzinnig voor de Surinaamse nationaliteit heeft gekozen. De rechtbank heeft de stukken van de zaak bestudeerd en vastgesteld dat verzoekster sinds 19 augustus 1976 geregistreerd staat met de Surinaamse nationaliteit. De rechtbank concludeert dat verzoekster door het doen van de kennisgeving de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen en daarmee de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Het beroep van verzoekster op het verbod van willekeur en de beginselen van rechtszekerheid en rechtsbescherming werd niet onderbouwd en kon daarom niet slagen. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen.