ECLI:NL:RBDHA:2021:12918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
C/09/582307 / HA RK 19-618
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van Nederlandse nationaliteit door verkrijging Surinaamse nationaliteit op basis van kennisgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen en daardoor de Nederlandse nationaliteit zou hebben verloren. Verzoekster, geboren in Suriname, had zich in 1975 in Nederland gevestigd en deed op 18 augustus 1976 een kennisgeving om de Surinaamse nationaliteit te verkrijgen. De IND heeft het verzoek van verzoekster tot vaststelling van het Nederlanderschap afgewezen, met de stelling dat verzoekster op basis van de kennisgeving de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen. Verzoekster betwist dit en stelt dat zij de Nederlandse nationaliteit wilde behouden, omdat zij op het formulier niet ondubbelzinnig voor de Surinaamse nationaliteit heeft gekozen. De rechtbank heeft de stukken van de zaak bestudeerd en vastgesteld dat verzoekster sinds 19 augustus 1976 geregistreerd staat met de Surinaamse nationaliteit. De rechtbank concludeert dat verzoekster door het doen van de kennisgeving de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen en daarmee de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Het beroep van verzoekster op het verbod van willekeur en de beginselen van rechtszekerheid en rechtsbescherming werd niet onderbouwd en kon daarom niet slagen. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 19-618
Zaaknummer: C/09/582307
Datum beschikking: 24 november 2021

Beschikking op het op 25 oktober 2019 ingekomen verzoekschrift van:

[X] ,

verzoekster,
wonende te [woonplaats] , Suriname,
advocaat mr. T. Bissessur te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de IND”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. C.M. Meijer.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 28 januari 2020 van de zijde van de IND;
- de brief van 19 maart 2020, met bijlage, van de zijde van verzoekster;
- de brief van 2 juni 2020, met bijlagen, van de zijde van de IND;
- de brief van 10 augustus 2020 van de zijde van verzoekster;
- de brief van 21 september 2020 van de zijde van de IND;
- de brief van 17 mei 2021 van de zijde van verzoekster;
- de brief van 16 juli 2021 van de zijde van de IND;
- een e-mailbericht van 1 augustus 2021, van de zijde van verzoekster;
- de conclusie van de officier van justitie van 23 augustus 2021.
Verzoekster en de IND hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling en dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan.

Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van het Nederlanderschap van verzoekster.
De IND concludeert tot afwijzing van het verzoek.
De officier van justitie heeft bij voormelde conclusie medegedeeld zich aan te sluiten bij het standpunt van de IND.

Feiten

- Verzoekster is geboren te [woonplaats] , Suriname, op [geboortedatum] 1954.
- Zij verkreeg bij haar geboorte de Nederlandse nationaliteit.
- Verzoekster heeft zich op 12 november 1975 in Nederland gevestigd.
- Op het moment van de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst
inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Suriname (TOS) op 25 november 1975, behield verzoekster de Nederlandse nationaliteit.
- Op 18 augustus 1976 heeft verzoekster ten overstaan van de Procureur Generaal te Suriname een kennisgeving gedaan op grond van artikel 5, lid 1, TOS.
- Verzoekster heeft zich in 2004 duurzaam in Suriname gevestigd.
- Verzoekster heeft op 23 juni 2013 bij de Nederlandse ambassade te Paramaribo een Nederlands paspoort aangevraagd. Deze aanvraag is afgewezen bij beschikking van 10 juli 2013 omdat verzoekster het Nederlanderschap heeft verloren op 18 augustus 1976.

Beoordeling

In geschil is of verzoekster in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Verzoekster stelt dat dit het geval is en voert daartoe, verkort weergegeven, het volgende aan.
Verzoekster stelt dat zij weliswaar een kennisgeving heeft gedaan tot verkrijging van de Surinaamse nationaliteit op grond van artikel 5, lid 1, TOS, maar dat door haar op het formulier niet ondubbelzinnig is geopteerd voor de Surinaamse nationaliteit.Immers bovenaan het formulier is de Nederlandse nationaliteit door haar niet doorgehaald.. Het was de bedoeling van verzoekster dat zij de Nederlandse nationaliteit zou houden. Daarom heeft verzoekster niet één bepaalde keuze aangekruist of weggestreept op het formulier. Verzoekster stelt dat zij de Surinaamse nationaliteit niet (bewust) heeft verkregen omdat de ondertekening van een optieverklaring geen garantie biedt voor het verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit. Verzoekster stelt vervolgens dat zij nooit een schriftelijke bevestiging heeft gekregen van de Surinaamse overheid, dat zij de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen en dat zij altijd is behandeld alsof zij niet in het bezit was van de Surinaamse nationaliteit. Zo zijn haar diverse keren verblijfsvergunningen verleend voor verblijf in Suriname en moest zij toestemming vragen aan het Ministerie van Volksgezondheid in Suriname om haar beroep als huisarts daar uit te oefenen. Verzoekster heeft in 2013 en 2018 noodgedwongen een Surinaams paspoort aangevraagd, omdat haar in 2013 een Nederlands paspoort werd geweigerd omdat zij niet de Nederlandse nationaliteit zou hebben.
De IND stelt zich op het standpunt dat verzoekster op 18 augustus 1976 de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen door het ondertekenen van de kennisgeving tot verkrijging van de Surinaamse nationaliteit. Verzoekster heeft ook niet betwist dat zij deze kennisgeving heeft gedaan. Op grond van artikel 5, lid 1, TOS (welk artikel op de kennisgeving als keuze mogelijkheid is onderstreept) kan men uitsluitend opteren voor de Surinaamse nationaliteit. Dat verzoekster de Nederlandse nationaliteit niet heeft doorgehaald of de Surinaamse nationaliteit heeft aangekruist, maakt daarom niet uit. De Nederlandse ambassade te Paramaribo heeft op 6 januari 2020 informatie ingewonnen bij het Centraal Bureau voor Burgerzaken (CBB) te Paramaribo. Het CBB heeft medegedeeld dat verzoekster sinds 19 augustus 1976 staat geregistreerd met de Surinaamse nationaliteit. Dat zij de Surinaamse nationaliteit daadwerkelijk verkreeg blijkt ook uit het feit dat haar tweemaal een Surinaams paspoort is verstrekt. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij op andere wijze de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen. Dat aan verzoekster meermalen een verblijfsvergunning is verstrekt door de Surinaamse autoriteiten maakt het standpunt van de IND niet anders; dit zou kunnen worden verklaard door het feit dat bij het afgeven van de verblijfsvergunningen aan verzoekster niet is gecontroleerd of zij in het bezit was van de Surinaamse nationaliteit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Niet in geschil is dat verzoekster op 18 augustus 1976 een kennisgeving heeft gedaan en ondertekend op grond van artikel 5, lid 1, TOS. Evenmin is in geschil dat verzoekster in het bezit is van de Surinaamse nationaliteit. Hoewel verzoekster stelt dat zij door het doen van voornoemde kennisgeving niet de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen, heeft verzoekster geen uitleg gegeven over hoe en wanneer zij dan wel de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen, bijvoorbeeld door tijdsverloop of door een huwelijk met een persoon van Surinaamse nationaliteit. Nu verzoekster blijkens gegevens van het CBB sinds 19 augustus 1976 bij de Surinaamse autoriteiten is geregistreerd met de Surinaamse nationaliteit, kan het niet anders dan dat verzoekster door het doen van de kennisgeving op grond van artikel 5, lid 1, TOS, de Surinaamse nationaliteit verkreeg en daarmee de Nederlandse nationaliteit verloor.
Voor zover verzoekster een beroep op het verbod van willekeur en de beginselen van rechtszekerheid en rechtsbescherming heeft willen doen, overweegt de rechtbank dat dit beroep niet kan slagen, reeds omdat het niet is onderbouwd.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, H. Dragtsma en J.T.W. van Ravenstein, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2021.