Uitspraak
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 7 juni 2019 ingekomen verzoekschrift van:
[X]
[Y]
Procedure
Verzoeken
€ 3.000,- bruto per maand (2019), maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen;
Feiten
Beoordeling
€ 32,- per maand in de tabelbehoefte is verdisconteerd voor reguliere sportbeoefening.
€ 3.000,- per jaar voor in dit geval redelijke aftrekbare kosten voor pensioenvoorzieningen. Al hetgeen de vader zonder vooroverleg met de moeder naar eigen keuze meer betaalt voor die beide inkomensvoorzieningen, behoort hij naar het oordeel van de rechtbank gelet op het desbetreffende verweer van de moeder in dit geval in zijn onderlinge verhouding met de moeder en de kinderen uit zijn eigen vrije ruimte te betalen, zodat die extra bedragen in redelijkheid niet ten koste zullen gaan van zijn draagkracht voor kinderalimentatie.
- voor [minderjarige] van 814 / 1.388 x 1.617 = € 948,- per maand;
- voor [jongmeerderjarige] van 574 / 1.388 x 1.617 = € 669,- per maand.
- voor [minderjarige] van 814 / 1.388 x 572 = € 335,- per maand;
- voor [jongmeerderjarige] van 574 / 1.388 x 572 = € 237,- per maand.
€ 150,- per maand, dat is in totaal € 574,- per maand.
€ 428,- per maand nu de jaarlijkse wettelijke indexering (voor 2021 is dat 3%) toepassen, waardoor de rechtbank tot het eindoordeel komt dat de vader per de ingangsdatum in 2021 een kinderalimentatie van € 440,84 voor [minderjarige] aan de moeder moet betalen.
€ 150,- per maand. Wettelijk geïndexeerd naar 2021 is dat respectievelijk € 436,72 en
€ 154,50. De rechtbank zal aldus beslissen.
€ 820,28 meer is betaald aan declaraties van de advocaat van de man dan aan declaraties van de advocaat van de vrouw. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt echter het verweer van de advocaat van de man dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien op welke rechtsgrond onder die feitelijke omstandigheden de vrouw een verrekenvordering heeft op de man. De rechtbank zal dit nevenverzoek daarom afwijzen.
€ 7.895,- van familieleden zou hebben moeten lenen om de door de man ondanks het bepaalde in de wetsartikelen 1:81 en 1:84 BW in het geheel niet meebetaalde kosten van de huishouding en de kinderen te kunnen betalen in de periode van 7 juni 2019 (datum indiening echtscheidingsverzoek) tot 12 september 2019 (ingangsdatum voorlopige alimentaties zoals vastgesteld bij beschikking van 12 september 2019 in voorlopige voorzieningen). De advocaat van de vrouw heeft daartegen ten eerste het juridische verweer gevoerd dat de desbetreffende geldleningen hoe dan ook dateren van na de peildatum en dus niet in de ontbonden gemeenschap vallen en ten tweede het feitelijke verweer dat uit niets blijkt dat de blijkbaar geleende deelbedragen door de vrouw feitelijk zijn besteed aan de kosten van de huishouding en de kinderen in de desbetreffende periode. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt in ieder geval het feitelijk verweer namens de man, omdat namens de vrouw hoe dan ook geen sluitende verifieerbare bewijsstukken zijn geproduceerd dat het door de vrouw blijkbaar geleende bedrag van € 7.895,- in de desbetreffende relevante periode door de vrouw geheel of gedeeltelijk is besteed aan relevante en redelijke kosten van de huishouding en/of van de kinderen. De rechtbank zal dit nevenverzoek dus afwijzen.
Beslissingen
- bepaalt dat de vrouw en de man het verzekeringsproduct bij ASR Leven met polisnummer [nr. 1] zo spoedig mogelijk alsnog moeten (doen) beëindigen en dat de door ASR Leven uit te keren opbrengst daarvan zo spoedig mogelijk alsnog bij helfte tussen de vrouw en de man moet worden verdeeld;
- deelt toe aan de vrouw de scooter en de auto Peugeot 108 en deelt toe aan de man de auto Volkswagen Polo, per saldo zonder verdere onderlinge verrekening;
- deelt toe aan de man en deelt toe aan de vrouw de inboedelzaken die aldus staan vermeld op de inboedellijst die namens de man is overgelegd als zijn productie 20, onder de verplichting van de vrouw om daarbij wegens overbedeling € 2.500,- aan de man te betalen;
- deelt toe aan de man het lijfrenteproduct bij Aegon (Aegon Lijfrente Sparen met IBAN nummer [nr. 2] ), onder de verplichting van de man om daarvoor wegens overbedeling € 3.250,- aan de vrouw te betalen;
- deelt toe aan de man de op 7 juni 2019 nog bestaande vordering op Engie, onder de verplichting van de man om daarvoor wegens overbedeling per saldo nog € 195,71 aan de vrouw te betalen;
- deelt toe aan de man het kapitaal van de man per 7 juni 2019 in het eigen vermogen van de vennootschap onder firma [naam VOF] VOF, onder de verplichting van de man om daarvoor wegens overbedeling € 13.687,- aan de vrouw te betalen;
- bepaalt dat de man nog € 247,50 aan de vrouw moet betalen;
- bepaalt dat de vrouw nog € 217,60 plus € 190,- aan de man moet betalen;