ECLI:NL:RBDHA:2021:12900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
NL 21.16197 en NL 21.16198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Albanese eiser wegens bloedwraak en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een Albanese eiser die zijn asielaanvraag had ingediend op basis van vrees voor bloedwraak. De eiser, die Albanees is en geboren in 1998, heeft Albanië verlaten uit angst voor vergelding door de familie van een slachtoffer dat zijn vader in de jaren negentig had vermoord. Ondanks dat de eiser zijn relaas heeft onderbouwd met documenten en de verweerder zijn verhaal geloofwaardig acht, heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Albanese autoriteiten hem niet kunnen beschermen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Albanië als veilig land van herkomst is aangemerkt, en dat het aan de eiser is om aan te tonen dat dit in zijn specifieke geval niet geldt. De rechtbank concludeert dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij geen bescherming kan inroepen bij de Albanese autoriteiten. Daarom is de aanvraag van de eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.16197 en NL21.16198
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

ProcesverloopBij besluit van 11 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het beroep en het verzoek op de zitting van 26 oktober 2021 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk in de Albanese taal is verschenen L. Visser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Albanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998.
Aanleiding voor deze procedure
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Albanië gevaar loopt voor bloedwraak. Zijn vader heeft in 1991 iemand vermoord. De familie van het slachtoffer wil wraak nemen door eiser te doden. Eisers vader is vrijgekomen in 1997 tijdens de burgeroorlog en zat sindsdien ondergedoken. In 2014/2015 heeft het Comité van Algehele Nationale Verzoening geprobeerd verzoening te bereiken met de familie van het slachtoffer, maar dit is niet gelukt. In 2020 is eisers vader door de politie in Montenegro opgepakt. Sindsdien is eiser ongeveer vijftien keer telefonisch bedreigd. Uit vrees te worden vermoord, heeft hij Albanië verlaten.
3.1
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 identiteit, nationaliteit en herkomst;
 bedreigingen gericht aan eiser.
3.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat beide relevante elementen geloofwaardig zijn. Omdat Albanië een veilig land van herkomst is, gaat verweerder ervan uit dat eiser bescherming kan inroepen van de Albanese autoriteiten. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Beroepsgronden eiser
4. Eiser voert aan dat verweerder de moord door eisers vader en de vrees voor bloedwraak ten onrechte niet apart als relevante elementen heeft benoemd. Het is nu onduidelijk of verweerder gelooft dat eisers vader iemand heeft vermoord en of eiser daardoor te vrezen heeft voor bloedwraak. Eiser betoogt verder dat Albanië voor hem geen veilig land van herkomst is, omdat hij geen bescherming kan inroepen van de autoriteiten. Hij heeft in beroep verschillende vertaalde documenten, waaronder twee opinies van het Comité van Algehele Nationale Verzoening, een strafvonnis waarin eisers vader is veroordeeld voor het opzettelijk doden van [naam 1] op [maart] 1992 en een krantenartikel van 18 augustus 2020 over het oppakken van eisers vader aan de grensovergang bij [plaats] overgelegd. Tot slot voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij een vals identiteitsdocument heeft overgelegd en dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld voor asiel.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder op de zitting heeft bevestigd dat wordt geloofd dat eisers vader een moord heeft gepleegd. Verweerder heeft op de zitting verder onder verwijzing naar pagina twee van het voornemen het standpunt ingenomen dat hij niet gelooft dat de dreigtelefoontjes voortkomen uit bloedwraak. De rechtbank stelt vast dat dit een ander standpunt is dan in het bestreden besluit is verwoord. Op pagina twee van het bestreden besluit staat immers, in reactie op het reeds in de zienswijze opgeworpen punt of verweerder de moord door eisers vader en de vrees voor bloedwraak al dan niet geloofwaardig acht:
“De bedreigingen vloeien voort uit de moord die door de vader gepleegd zou zijn en is op deze manier ook betrokken bij het tweede relevante element en bij de beoordeling voor zwaarwegendheid en bescherming door de autoriteiten in het land van herkomst. Deze gebeurtenissen zijn dus wel degelijk bij de beoordeling betrokken (…).”.
De rechtbank leest hierin, mede gelet op het feit dat verweerder eisers asielrelaas geloofwaardig acht, dat verweerder gelooft dat de dreigtelefoontjes voortkomen uit bloedwraak. Verweerders verwijzing op de zitting naar pagina twee van het voornemen, waarin staat dat eiser geen enkele inspanning heeft verricht informatie te vergaren over de personen die hem anoniem bedreigden, en dat daaruit dus volgt dat verweerder niet gelooft dat de dreigtelefoontjes voortkomen uit bloedwraak, gaat niet op. Verweerder heeft dit in het voornemen in het kader van de mogelijkheid van het inroepen van bescherming overwogen en niet in het kader van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over de dreigtelefoontjes. De rechtbank gaat dan ook uit van het bestreden besluit waaruit volgt dat de dreigtelefoontjes voortvloeien uit de door eisers vader gepleegde moord en dat verweerder dat geloofwaardig acht.
6.1
Over de vraag of Albanië voor eiser als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt oordeelt de rechtbank als volgt.
6.2
Van belang is dat Albanië is aangewezen als veilig land van herkomst, [1] zonder dat daarbij een uitzondering is gemaakt of verhoogde aandacht wordt gevraagd voor personen die te maken hebben met bloedwraak. Vanwege de aanwijzing van Albanië als veilig land van herkomst, bestaat een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit dat land geen bescherming nodig hebben. Het ligt daarom op de weg van de eiser om aannemelijk te maken dat Albanië in zijn specifieke geval toch niet veilig is. Vanwege dit rechtsvermoeden geldt daarbij een hoge drempel.
6.3
Eiser heeft aangevoerd dat hij geen bescherming kan krijgen bij de autoriteiten. Dat blijkt volgens hem specifiek uit de door hem overgelegde opinies (producties 1 en 2 in beroep) van het Comité van Algehele Nationale Verzoening, beiden gedateerd op
29 juni 2015. In productie 1 staat dat eiser en zijn familie gevaar lopen vanwege een vete en dat dit gevaar zich op elk moment en in elke hoek van het grondgebied van Albanië voordoet. Verder staat dat het voor de staatspolitie onmogelijk is families die bij vetes betrokken zijn te beschermen. In productie 2 staat verder gespecificeerd dat eiser en zijn familie een vete hebben met de familie [naam 2] [2] vanwege de moord die eisers vader heeft gepleegd, en dat verzoeningspogingen zijn gedaan maar tot op heden zonder succes. Verder wijst eiser op stukken die hij bij de zienswijze heeft overgelegd, waaruit blijkt dat bloedwraak met name in het noorden van Albanië (waar hij vandaan komt) voorkomt. Volgens eiser is daarmee duidelijk dat hij in Albanië geen bescherming kan inroepen tegen zijn bedreigers.
6.4
Anders dan verweerder, is de rechtbank van oordeel dat aan de stukken van en over het Comité van Algehele Nationale Verzoening (producties 1, 2 en 3 in beroep) niet op voorhand alle waarde kan worden ontzegd. Uit productie 3 blijkt dat het een nationale vereniging is die zich inzet voor de bescherming van de rechten en belangen van families die door bloedwraak worden geraakt. Het comité biedt bemiddeling en assistentie aan die families en werkt samen met landelijke instituties (waaronder het ministerie van Arbeid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen). Verweerder heeft geen argumenten gegeven die dat tegenspreken en rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding daaraan te twijfelen.
6.5
De rechtbank is verder van oordeel dat uit productie 1 niet volgt dat eiser geen bescherming kan inroepen van de autoriteiten. Dat de staatspolitie maximale pogingen doet om moorden te voorkomen, maar dat het voor haar onmogelijk is om families die bij vetes betrokken zijn te beschermen, acht de rechtbank te algemeen en onvoldoende toegespitst op de situatie van eiser, zeker in het licht van het rechtsvermoeden dat burgers uit Albanië geen internationale bescherming nodig hebben. Productie 2 bevat weliswaar meer concrete en specifieke informatie over de vete waarbij eisers familie is betrokken en over eiser zelf, maar dit stuk roept vragen bij de rechtbank op vanwege het volgende. De opinie is gedateerd op 29 juni 2015, maar bevat verder informatie over andere familievetes en incidenten van een latere datum, namelijk 2016, 2017 en 2018. Desgevraagd heeft eiser verklaard dat het een schrijffout is en de verantwoordelijkheid is van het comité zelf. De rechtbank acht deze uitleg onvoldoende. De rechtbank hecht dan ook minder waarde aan dit stuk dan eiser hieraan wenst te hechten. Overigens staat in productie 2 verder ook niet dat eiser geen bescherming bij de Albanese autoriteiten kan inroepen of dat dat op voorhand zinloos is.
6.6
De overige door eiser ingebrachte producties 4, 5 en 6 gaan over de veroordeling en latere aanhouding van eisers vader. Verweerder heeft al aangegeven eisers verklaringen op deze punten te geloven. Voor de vraag of eiser bescherming kan inroepen zijn deze stukken op zichzelf niet van belang.
6.7
De rechtbank komt tot de conclusie dat eiser met zijn verklaringen en overgelegde stukken onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn concrete geval geen bescherming van de Albanese autoriteiten kan krijgen. Dat betekent dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat Albanië voor eiser een veilig land van herkomst is.
7. Daarmee is de aanvraag van eiser terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Of verweerder aan eiser mocht tegenwerpen dat hij een vals paspoort heeft getoond in het kader van zijn voorgenomen doorreis naar Engeland is daarom niet meer van belang. Datzelfde geldt voor de vraag of verweerder aan eiser mocht tegenwerpen dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld voor asiel, maar pas negen dagen nadat hij in Nederland was aangekomen.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Omdat op het beroep is beslist, is geen voorlopige voorziening meer nodig. Het verzoek wordt afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, geregistreerd onder NL21.16197, ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder NL21.16198, af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M. Journée, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak op het beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Laatste herbeoordeling van 11 juni 2021 in ‘Kamerbrief over herbeoordeling veilige landen van herkomst van Albanië, Algerije, Montenegro en Noord-Macedonië’, beschikbaar op www.tweedekamer.nl.
2.De schrijfwijze van deze naam in dit stuk verschilt van de schrijfwijze in het vonnis (‘Bala’).