ECLI:NL:RBDHA:2021:12898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
C/09/619160 / JE RK 21-2463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van een minderjarige

Op 29 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot machtiging voor de uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het verzoek was ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling betrokken was bij de ondertoezichtstelling van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, die op dat moment op een groep verbleef, niet goed functioneerde en dat er sprake was van ernstige gedragsproblemen, waaronder verbale en fysieke agressie. Ondanks deze problemen oordeelde de rechtbank dat een gesloten plaatsing niet noodzakelijk was en niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De rechtbank wees op de eerdere negatieve ervaringen van de minderjarige met gesloten plaatsingen en de onduidelijkheid over de effectiviteit van een dergelijke maatregel. De rechtbank benadrukte het belang van een duidelijk plan voor terugplaatsing bij de vader van de minderjarige en de noodzaak voor behandeling en begeleiding in de thuissituatie. De rechtbank besloot het verzoek tot machtiging af te wijzen, met de overweging dat de minderjarige openstond voor behandeling en dat er mogelijkheden waren voor een gezinsopname bij de vader. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/619160 / JE RK 21-2463
Datum uitspraak: 29 oktober 2021

Beschikking van de Meervoudige Kamer

Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van het op 12 oktober 2021 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige] , hierna te noemen: [minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats]
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1]
advocaat: mr. R.F.P. Scheele, kantoorhoudend te Rotterdam;

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2]
advocaat: mr. M. Erkens, kantoorhoudend te Den Haag.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de instemmingsverklaring d.d. 7 oktober 2021 van een gedragswetenschapper als bedoeld
in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren
heeft onderzocht;
- de stukken van advocaat van de vader, inhoudende een brief van de VIG- [coach] en een verklaring van de werkgever van de vader, ingekomen op 29 oktober 2021.
Op 29 oktober 2021 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van het let-team] namens het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (namens de gecertificeerde instelling verantwoordelijk voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling, hierna te noemen: het LET);
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat, mr. P. Drenth, kantoorhoudend te Den Haag.
[minderjarige] is tevens voorafgaand aan de zitting in bijzijn van zijn advocaat in raadkamer gehoord.
De moeder is opgeroepen en niet verschenen.

Feiten

- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft op een groep van [verblijfplaats]
- De rechtbank heeft bij beschikking d.d. 23 april 2021 onder andere de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 5 mei 2021 tot 5 februari 2022 en de machtiging hem gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd van 5 mei 2021 tot 30 september 2021. Bij beschikking d.d. 29 september 2021 is onder andere de machtiging uithuisplaatsing verlengd van 30 september 2021 tot 5 februari 2022.
De rechtbank in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd.
Vanaf de start van zijn verblijf op de groep van [verblijfplaats] lukt het [minderjarige] niet om tot ontwikkeling te komen. Hij wil niet op de groep zijn en wil bij de vader wonen. Hij luistert naar geen enkele gedragsinstructie, weigert behandeling en laat steeds meer verbaal en fysiek agressief gedrag zien richting te groepsleiding. De afgelopen weken is de spanning erg hoog opgelopen en heeft dit geleid tot een levensbedreigende situatie op de groep. Zowel de groepsleiding als andere jongeren voelden zich hierbij angstig en bedreigd. [verblijfplaats] heeft besloten dat [minderjarige] niet langer op de groep kan blijven. Vanuit de open setting hebben zij niet de mogelijkheid om effectief en adequaat te handelen tijdens de incidenten. [minderjarige] verblijft al op een van de meest intensief begeleide groepen in Nederland. Andere open instellingen zullen hem op basis van zijn gedrag geen plek aanbieden. Een gesloten plaatsing lijkt de enige mogelijke volgende stap, echter weten alle betrokkenen dat een gesloten plaatsing in het verleden niet tot het gewenste resultaat heeft geleid en ook deze keer niet tot het gewenste resultaat zal leiden. Stichting Jeugdformaat is bereid gevonden mee te denken over een passende vorm van een gezinsopname van de vader en [minderjarige] in de regio. De huidige situatie maakt het echter noodzakelijk dat [minderjarige] overgeplaatst moet worden naar een gesloten setting. Op dit moment is [minderjarige] niet meer aanspreekbaar op de groep en zijn er dagelijks escalaties, ondanks dat er weinig meer van hem gevraagd wordt, uit angst voor de escalaties. Er is sprake van forse fysieke dreiging, waarbij de veiligheid van zowel [minderjarige] zelf als de groepsleiding en de groepsgenoten niet meer kan worden gewaarborgd. [verblijfplaats] geeft aan dat [minderjarige] met regelmaat lijkt te dissociëren. Binnen een gesloten instelling kan hij tot rust komen, stabiliseren en hopelijk snel vandaaruit met de vader worden opgenomen voor behandeling.
Ter zitting is namens het LET het volgende naar voren gebracht. Na het levensbedreigende incident op de groep is er relatieve rust ontstaan, waarbij niks meer van [minderjarige] verwacht wordt. Er zijn geen incidenten meer geweest. De groep durfde [minderjarige] niet meer aan te spreken, wat nu heel langzaam weer een beetje lukt. Er is echter nog geen sprake van een pedagogisch klimaat. Het dissociëren van [minderjarige] maakt de groep angstig en handelingsverlegen. Door de gedragswetenschapper van [verblijfplaats] is gesteld dat er geen mogelijkheden meer zijn om [minderjarige] op de huidige groep te houden en dat hij gesloten geplaatst moet worden. Het is de bedoeling dat [minderjarige] in de gesloten setting intensieve begeleiding en behandeling krijgt. De vader zal door [mogelijke verblijfplaats] intensief betrokken worden bij het traject van [minderjarige] . [minderjarige] moet leren zijn emoties te reguleren en moet gemotiveerd worden om daar behandeling voor te krijgen. Er moet begonnen worden met PMT, zodat de motivatie voor traumabehandeling opgebouwd kan worden. In de tussentijd moet het verlof en de thuisbegeleiding opgebouwd worden. Een verblijf bij de vader met 24 uur per dag toezicht lijkt het LET op dit moment nog niet haalbaar. De vertegenwoordiger van het LET geeft ter zitting aan dat het niet de bedoeling is dat de gezinsopname in een behandelinrichting (zoals Yulius) zal plaatsvinden, maar bij vader thuis.. Er zal begeleiding en behandeling worden geboden bij vader thuis vanaf het moment dat [minderjarige] weer bij zijn vader woont. De start van deze vorm van gezinsopname zal afhangen van de voortgang van de doelen van [minderjarige] op [mogelijke verblijfplaats] en van de doelen van de vader.. Het LET is het niet eens met de inschatting van [coach] Een verblijf van [minderjarige] in de reguliere setting is nu niet meer haalbaar, omdat er geen mogelijkheden meer zijn om hem te begeleiden. Het behandeltraject kan niet vanuit [verblijfplaats] geboden worden. Binnen [mogelijke verblijfplaats] kan [minderjarige] met lichte dwang richting behandeling bewogen worden. In de gesloten setting krijgt [minderjarige] structuur en duidelijkheid die hij bij de vader nu nog niet zou kunnen krijgen.
Namens [minderjarige] heeft zijn advocaat verweer gevoerd tegen het verzochte. Primair pleit hij voor afwijzing van het verzoek. [minderjarige] wil niet gesloten geplaatst worden. Het gaat bij [verblijfplaats] niet optimaal, maar een gesloten plaatsing is een uiterst middel, dat nu niet noodzakelijk is om in te zetten. [minderjarige] kan bij [verblijfplaats] wachten op de gezinsopname. Volgens [coach] is een gesloten plaatsing niet per se veilig voor [minderjarige] . [minderjarige] kan dan meegaan in het gedrag van de groep, waardoor de gezinsopname uiteindelijk niet haalbaar zal worden geacht. De vrees is ook dat [minderjarige] bij een gesloten plaatsing eerst de gebruikelijke observatietermijn van zes weken moet ondergaan, waarin hij geen vrijheden heeft. De gedragswetenschapper heeft ingestemd op basis van het verzoekschrift, waarin de gesloten plaatsing werd bedoeld als tijdelijke overbruggingsplek. Ter zitting wordt een ander plan naar voren gebracht, waarbij juist sprake zou zijn van een behandelplek. Als het verzoek al zou kunnen worden toegewezen moet er eerst meer duidelijkheid en onderbouwing vanuit [mogelijke verblijfplaats] komen over de invulling van de gesloten plaatsing. Subsidiair verzoekt de advocaat daarom om aanhouding van het verzoek voor de duur van vier weken, zodat er duidelijkheid gegeven kan worden over het nieuwe plan en er een nieuwe instemmingsverklaring kan komen.
[minderjarige] heeft aangegeven dat hij eindelijk bijna naar huis gaat en dat alles dan opeens weer fout gaat. In het begin van de gesloten plaatsing mag je hooguit eens per week bellen en krijg je geen behandeling. [minderjarige] wil wel graag therapie, in de vorm van PMT. Dit heeft hij al eerder aangegeven, maar daar is niks mee gebeurd. [minderjarige] kan niks met alle onduidelijkheid die hij ervaart.
Namens de vader heeft zijn advocaat verweer gevoerd tegen het verzochte. Bij de uitspraak van 29 september 2021 heeft de rechtbank gesteld dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] uitgebreid moet worden. Bij toewijzing van het verzochte zal dat worden doorkruist, omdat [minderjarige] in de gesloten setting eerst punten moet gaan verdienen om verlof en omgang met de ouders te krijgen. De advocaat voorziet dat de gezinsopname dan niet meer door zal gaan en dat thuisplaatsing bij de vader als optie zal wegvallen. Een gesloten plaatsing zou een tussenoplossing zijn in afwachting van een gezinsopname, wat doet twijfelen aan de noodzaak van een gesloten setting. Het plan van de gecertificeerde instelling is onduidelijk. Op zitting wordt iets heel anders voorgesteld dan in het verzoekschrift. De vraag is of zij [minderjarige] wel willen terugplaatsen. De gedragswetenschapper die de instemmingsverklaring heeft opgesteld, geeft ook aan dat [minderjarige] zich niet aan de hulpverlening onttrekt en dat hij door de uithuisplaatsing trauma’s heeft opgelopen. De VIG-coach [coach] staat dicht bij de ouders en [minderjarige] , en hij staat ook niet achter de gesloten plaatsing. De vader is bezig met het voldoen aan de voorwaarden uit de beschikking van 29 september 2021. Hij heeft zich weer aangemeld bij de Waag en heeft vast werk met flexibele uren. Ook heeft hij een woning in [woonplaats 1] en accepteert hij de hulpverlening. De lijn van de beschikking van 29 september 2021 moet worden gevolgd. Het verzoek moet worden afgewezen, waarbij de gecertificeerde instelling haast moet maken met het regelen van de gezinsopname, of [minderjarige] moet per direct bij de vader geplaatst worden.
De vader heeft zelf het volgende naar voren gebracht. De vader heeft soms stevige gesprekken met [minderjarige] en is het er niet mee eens dat hij op de groep over de schreef gaat. [minderjarige] heeft altijd respect voor de vader. De vader staat open voor alle begeleiding. Als [minderjarige] naar de gesloten setting gaat, vallen de bezoeken bij de vader weg en zal [minderjarige] een terugval krijgen. Hij heeft al drie keer in de gesloten setting verbleven en de ouders zijn bij dat traject nooit bij betrokken.
Namens de moeder heeft haar advocaat verweer gevoerd tegen het verzochte. Een gesloten plaatsing is niet proportioneel, nu de ernst en de frequentie van de incidenten onvoldoende is onderbouwd. Ook is het gebrek aan een pedagogisch klimaat onvoldoende voor een overplaatsing naar een gesloten setting. Binnen de gesloten setting zal [minderjarige] geen behandeling krijgen, omdat deze bedoeld is ter overbrugging tot de gezinsopname. Hij zal stil blijven staan in zijn ontwikkeling. Er is een minder vergaand alternatief beschikbaar, dus is een gesloten plaatsing te ingrijpend. [minderjarige] onttrekt zich volgens de instemmingsverklaring niet aan hulpverlening. De veiligheid van [minderjarige] moet gewaarborgd worden door de oorzaak van zijn gevoelens van onmacht en verdriet weg te nemen en niet door hem gesloten te plaatsen. Een gesloten plaatsing zal het huidige proces doorkruisen, waardoor er risico is op verdere escalaties. Dit is niet in het belang van [minderjarige] . Er is veel onduidelijkheid over het plan van het LET, wat voor [minderjarige] ook gevoelens van onmacht en verdriet oplevert. Bij een gesloten plaatsing valt het perspectief van thuisplaatsing bij de vader weg.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de moeder niet bereid is zich te doen horen, zodat het horen van deze persoon op grond van artikel 6.1.10, eerste lid onder a, Jeugdwet achterwege kan blijven.
De rechtbank overweegt dat het niet goed gaat met [minderjarige] op de groep van [verblijfplaats] . De begeleiding van [minderjarige] gaat zeer moeizaam, zeker na het voor de groep beangstigende incident een paar weken geleden, waarbij [minderjarige] met glas in zijn hand dreigend tegenover de groepsleiding heeft gestaan. De situatie lijkt iets gestabiliseerd te zijn, maar er is nog geen sprake van het gewenste behandelklimaat om een positieve ontwikkeling bij [minderjarige] teweeg te brengen. Een overplaatsing naar een gesloten setting acht de rechtbank echter niet noodzakelijk en niet in het belang van [minderjarige] , kijkend naar zijn vele eerdere overplaatsingen en de effecten van zijn eerdere verblijf in een gesloten setting. De gecertificeerde instelling heeft in haar verzoekschrift zelf ook aangegeven dat een gesloten plaatsing waarschijnlijk niet het gewenste resultaat zal opleveren, nu dit bij de eerdere plaatsingen ook niet is gebeurd. De rechtbank deelt (samen met de andere betrokkenen) die vrees, gelet op het waarschijnlijke effect van het regime en de groepsdynamiek in de gesloten setting op het gedrag van [minderjarige] . Daarbij acht de rechtbank het ook van belang dat er van dagelijkse escalaties, zoals beschreven in het verzoekschrift, geen sprake meer lijkt te zijn, zij het dat dit ook komt doordat er weinig meer van [minderjarige] gevraagd wordt. Ook van belang is dat [minderjarige] zich op dit moment wel gemotiveerd toont voor PMT-behandeling. De noodzaak voor een gesloten plaatsing is daarmee afgezwakt. De rechtbank overweegt ook dat een extra overplaatsing nu onrust zal veroorzaken bij [minderjarige] . Dit zou tevens een wisseling van school betekenen. Op dit moment acht de rechtbank een gesloten plaatsing, ondanks de recente veiligheidsrisico’s voor [minderjarige] en de groep, niet noodzakelijk en eveneens niet doelmatig op de weg naar een positieve ontwikkeling van [minderjarige] .
Ondertussen kan een gesloten plaatsing wel het proces van het toewerken naar thuisplaatsing bij de vader onderbreken of er zelfs voor zorgen dat hierin stappen achteruit worden gezet. De rechtbank refereert daarbij aan de beschikking van 29 september 2021, waarin een lijn is uitgezet richting thuisplaatsing van [minderjarige] . Bij dit plan komt enige tijdsdruk kijken, nu de onduidelijkheid over de haalbaarheid en de termijn van thuisplaatsing [minderjarige] parten speelt. [minderjarige] ervaart spanningen als gevolg van het feit dat een duidelijk traject ontbreekt en zijn gedrag lijdt onder deze spanningen. Het doel van de gesloten plaatsing is in het verzoekschrift ook anders uiteengezet dan hoe dit ter zitting is gepresenteerd. Naast de onduidelijkheid die dit voor alle betrokkenen oplevert, lijkt de focus op een zo snel mogelijke gezinsopname verschoven te zijn naar het eerst resultaten willen zien van een nog op te starten behandeling van [minderjarige] , om een gezinsopname mogelijk te maken. De rechtbank vindt het van belang dat de uitgezette lijn in de beschikking van 29 september 2021 gevolgd wordt. Een gezinsopname in de zin van een behandelplan binnen de thuissituatie bij vader, lijkt daarin zeer passend te zijn . Wachten met het inzetten van hulp voor de terugplaatsing van [minderjarige] bij vader tot [minderjarige] profiteert van een behandeling, zet het thuisplaatsingstraject erg onder druk en acht de rechtbank niet wenselijk, mede omdat [minderjarige] zijn heftige gedrag op de groep niet bij de vader laat zien. [minderjarige] heeft ter zitting aangegeven dat hij bij [verblijfplaats] openstaat voor behandeling, zoals PMT, en toegezegd dat hij daaraan zal meewerken. Hij krijgt de kans om de komende periode te laten zien dat hij dit ook meent, zich niet (meer) aan hulp onttrekt en zich inzet om te profiteren van de begeleiding die [verblijfplaats] te bieden heeft. Het is duidelijk dat [minderjarige] behandeling nodig heeft om zich positief te kunnen ontwikkelen, mede gelet op de zorgelijke signalen vanuit [verblijfplaats] van dissociatie. De rechtbank acht het van belang dat er een duidelijk plan komt voor terugplaatsing van [minderjarige] waarin de opbouw van contacten wordt begeleid en daarbij wordt toegewerkt naar een duidelijke datum vanaf wanneer [minderjarige] bij vader woont.
De rechtbank merkt nog op dat de beschikking van 29 september 2021 pas recent naar betrokkenen is opgestuurd en dat het begrijpelijk is dat deze nog niet door iedereen is gelezen, zoals mevrouw [vertegenwoordiger van het let-team] ter zitting ook aangaf. Het is wel van belang dat de uitgezette lijn gelezen wordt door en daarmee bekend is bij alle bij [minderjarige] betrokken instanties, zoals ook de medewerkers bij [verblijfplaats] . Op die manier kan eenduidig richting [minderjarige] gehandeld worden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021 door mr. H.J.M. Smid-Verhage, mr. J.J. Peters en mr. A.E.J. Satink, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van Warners als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.