ECLI:NL:RBDHA:2021:12870

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
09.300625-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en vrijheidsberoving met voorbedachte raad in een autogarage

Op 24 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en vrijheidsberoving. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, heeft op 22 november 2020 in Leiderdorp zijn collega en vriendin bedreigd en mishandeld. Tijdens een urenlange vrijheidsberoving heeft hij beide slachtoffers met kabels aan een autohefbrug opgehangen, waarbij zij ternauwernood aan verstikking zijn ontsnapt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld, gezien de tijd die hij had om na te denken over zijn daden en de manier waarop hij zijn slachtoffers heeft behandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met de oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging, vanwege zijn ernstige psychopathologie en het recidiverisico. Daarnaast zijn schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/300625-20
Datum uitspraak: 24 november 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, locatie: Zuid 2 te Zwolle.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 11 maart 2021, 22 maart 2021, 3 juni 2021, 30 augustus 2021 (alle pro forma) en 10 november 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Lintjer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.D.A. Stam naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 november 2020 te Leiderdorp, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- de keel van genoemde [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden en/of
- meerdere malen althans eenmaal een snoer en/of kabel om de nek/hals van genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gebonden en/of geknoopt en/of
- genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (vervolgens) aan dat snoer/die kabel over de grond heeft gesleept en/of
- ( vervolgens) de kabel rond de nek/hals van genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan de autobrug althans een op en neer bewegende mechanische constructie heeft gebonden en/of
- ( vervolgens) genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] middels deze autobrug althans op en neer bewegende mechanische constructie meerdere malen althans eenmaal omhoog te takelen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 november 2020 te Leiderdorp, in elk geval in Nederland opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meerdere malen althans eenmaal te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of
- tegen genoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat hij hem zou opsluiten en/of
- genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een snoer/kabel (om de nek) vast te maken aan een autobrug althans aan een op en neer bewegende mechanische constructie;
3.
hij op of omstreeks 22 november 2020 te Leiderdorp, in elk geval in Nederland [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je dood maken en/of dat worden geweldige doodslagen en/of het gaat wel pijn
doen maar ik beloof je dat wij elkaar gaan ontmoeten aan de andere kant", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 (impliciet subsidiair), 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie verzocht de verdachte partieel vrij te spreken, te weten van de ten laste gelegde voorbedachte raad en daarmee van de impliciet primair ten laste gelegde pogingen tot moord.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring, met uitzondering van de voorbedachte raad. De raadsman heeft in navolging van de officier van justitie vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde voorbedachte raad. De raadsman heeft hiertoe gesteld dat de verdachte heeft gehandeld ‘in een toestand van hevige drift of andere dwingende emotie’ waarbinnen geen ruimte was voor voorbedachte raad. Ook lijkt het tijdsverloop tussen het besluit en de uitvoering niet te kunnen worden vast gesteld. Voor zover van belang, zal de rechtbank hierna het standpunt van de verdediging nader uiteenzetten en hierop ingaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020355663, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, districtsrecherche Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 232).
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 24 november 2020, voor zover inhoudende (p. 57-62), zakelijk weergegeven:
Afgelopen zaterdag, 21 november 2020 was ik aan het werk in de autogarage. Omstreeks 22:00 uur kwam [verdachte] weer bij de garage. Hij kwam het kantoor van de garage ingelopen en hij zei in de Poolse taal allerlei dingen tegen mij die ik gedaan zou hebben. Hij verzon echt dingen. Ik hoorde hem zeggen: ‘Waarom neem je contact op met [slachtoffer 2] ?’ Hij zei dat we dingen achter zijn rug om doen en dat ik [slachtoffer 2] gevraagd had of ik geld van haar mocht lenen. Ik reageerde daarop door uit te leggen wat er aan de hand was. Hij was echter boos en hij luisterde niet naar mij. Vervolgens begon hij mij te slaan. Hij sloeg mij op mijn gezicht en hij raakte me goed. Hij sloeg met zowel zijn vlakke hand als met een vuist. Hij heeft me toen echt tientallen keren geslagen in mijn gezicht. Tijdens de mishandeling zei hij al dat hij me dood ging maken. Hij zei ook dat hij zijn eigen leven zou gaan beëindigen. Hij zei ook dat hij mij zou opsluiten in een ruimte zodat ik niet naar de politie zou kunnen gaan. Hij zei dat hij vervolgens naar [slachtoffer 2] zou toegaan om haar dood te maken en dan zichzelf.
Op dat moment belde [slachtoffer 2] naar [verdachte] . [verdachte] nam de telefoon op en ik hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer 2] zeggen dat hij mij dood ging maken en dat ze afscheid van mij moest nemen.
Vanaf het moment dat hij de telefoon heeft opgehangen bleef hij mij slaan. Hij zei dat als [slachtoffer 2] naar de garage zou komen hij ons beiden dood zou moeten maken en vervolgens zichzelf.
[verdachte] bleef mij dus slaan en vervolgens werd er bij de autogarage aangeklopt en [verdachte] deed de deur open. [slachtoffer 2] stond voor de deur en [verdachte] liet haar binnen. [verdachte] begon toen vervolgens tegen haar te schreeuwen. Ik hoorde hem zeggen dat zij niet had moeten komen en dat hij nu ons beiden dood moesten maken. Hij sloeg ondertussen haar in haar gezicht en ook mij. [verdachte] begon ook aan [slachtoffer 2] te trekken en kneep haar keel dicht. [verdachte] heeft [slachtoffer 2] ook in haar gezicht geschopt. [verdachte] zei ook dat hij ons eerst ging martelen en ons dan ging vermoorden. Hij zei dat we niet gemakkelijk zouden dood gaan.
Ik zag dat hij kabels pakte en [slachtoffer 2] vastbond aan een kluis op kantoor. Dat was een verlengsnoer welke in het kantoor lag. [verdachte] zei vervolgens tegen mij dat ik mee moest lopen en dat ik de eerste was die zou sterven. Hij zei dat hij voor [slachtoffer 2] terug zou komen om haar ook te doden. [verdachte] pakte vervolgens een andere kabel, ook een verlengsnoer. Deze heeft hij om mijn nek heen gedaan en hij liep met mij door de ruimte. Ik voelde dat ik daardoor licht in mijn hoofd werd, want de kabel zat rond mijn nek. Ik hoorde hem zeggen dat hij mij op zou hangen. [verdachte] heeft mij vervolgens aan een autobrug vast gemaakt. Hij maakte mij vast aan die machine en wilde mij ophijsen, maar vervolgens heeft [slachtoffer 2] kennelijk zichzelf kunnen bevrijden want ik zag haar weer lopen. Ik zag dat hij naar haar toeliep en haar op de grond gooide en haar verder begon te slaan. Vervolgens maakte hij [slachtoffer 2] vast aan dezelfde kabel als mij. Het ene uiteinde zat vast aan mijn nek, het andere uiteinde aan de nek van [slachtoffer 2] . Vervolgens ging het midden van de kabel over de autobrug heen en hij ging de autobrug omhoog doen waardoor de kabel werd strakgetrokken wij beiden met ons nek werden opgetild door de kabel. Daardoor kregen we geen lucht. Hij begon met ons te spelen. Meerdere keren heeft hij ons omhoog getakeld en op het moment dat wij kracht verloren deed hij ons weer omlaag. Zo ging het een paar keer op en neer. Wij konden ons met de ene arm vasthouden aan de balk van de autobrug. Met de andere hand probeerde ik me te bevrijden door de kabel los te maken. En met een been konden we met onze voeten leunen op een Renault Laguna. Doordat we konden steunen op de Renault Laguna hebben wij het overleefd. De druk op ons nek was wel heel groot, want de kabel zat zowel aan de nek van mij als [slachtoffer 2] was. Iedere keer als een van ons een beetje bewoog dan bewoog de kabel en voelde ik heel veel pijn. Ik voelde door de kabel dat mijn huid rond mijn nek beschadigde. Ik voelde ook dat ik licht in mijn hoofd werd. Ik begon langzaam het bewustzijn te verliezen.
Ik hoorde hem op een gegeven moment zeggen dat het goed is geweest. Hij heeft daarna een andere kabel om zijn eigen nek gedaan en hij heeft deze aan de brug vastgemaakt, vervolgens deed hij de brug weer omhoog om zichzelf op te hangen. [slachtoffer 2] en ik zaten op dat moment dus nog steeds met ons nek vast aan de kabel en wij waren aan het vechten voor ons eigen leven. De brug stond op dat moment zo hoog dat [slachtoffer 2] en ik niet bij de grond konden. [verdachte] kon wel nog steeds met zijn tenen bij de grond omdat hij langer is dan wij. Ik steunde op dat moment met mijn voet dus nog steeds op de Renault Laguna, maar nog steeds was er heel veel druk op mijn nek. Ik had echt kracht nodig om nog rechtop te blijven. Als ik niet meer zou leunen op de Renault Laguna zou er nog meer kracht op mijn nek komen te staan en dan zou ik niet meer door kunnen vechten en komen te overlijden. Datzelfde gold ook voor [slachtoffer 2] .
Op het moment dat [verdachte] zichzelf ging ophangen probeerden [slachtoffer 2] en ik onszelf te bevrijden door de kabel los te maken. [slachtoffer 2] is het eerst gelukt om zichzelf te bevrijden en de kabel van haar nek los te maken. Doordat [slachtoffer 2] zichzelf los had gemaakt stond er geen druk meer op de kabel. Ik had toen de kabel nog een paar seconden om mijn nek maar daarna kon ik mezelf dus ook losmaken door de knoop rond mijn nek los te maken.
Ik heb van de mishandeling striemen in mijn nek en een blauw oog opgelopen. Ik heb ook zwellingen in mijn gezicht.
[slachtoffer 2] heeft ook schrammen en de plekken van de kabel die zichtbaar is. Zij heeft ook letsel aan het gezicht door de mishandeling.
Dit is niet de eerste keer dat ik in deze situatie terecht ben gekomen met [verdachte] . Hij heeft me eerder psychisch onder druk gezet en mishandeld. De ene keer gedroeg hij zich als een beste vriend en behandelde mij normaal, en de andere keer gebeurde er iets met mij en deed hij heel naar. Dat is meerdere keren voorgekomen, maar dit keer wilde hij het dus ook afmaken.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangever ( [slachtoffer 1] ), opgemaakt op 14 december 2020, voor zover inhoudende (p. 132-135), zakelijk weergegeven:
P: U vertelde over het feit dat [verdachte] u geslagen had. Waar vonden deze mishandelingen plaats?
A: Op het kantoor in de garage. Als je de werkplaats binnen komt heb je eerst een kantoortje. Daar ben ik geslagen door [verdachte] .
P: Alleen daar of ook ergens anders in de garage?
A: Ik werd geslagen door [verdachte] , toen kwam [slachtoffer 2] binnen. Toen liepen wij het kantoor uit en ben ik ook nog geslagen. [slachtoffer 2] kwam gewoon kijken waar [verdachte] was. Zij was ongerust, omdat [verdachte] niet thuis was. Zij kwam het kantoor binnen, waar ik met [verdachte] was. Toen [verdachte] [slachtoffer 2] zag werd hij kwaad. Hij werd kwaad op haar en begon te trekken en te sjorren aan haar. Hij sloeg haar ook. [verdachte] zei dat [slachtoffer 2] naast mij moest komen te zitten. Dit was allemaal in het kantoortje. [verdachte] wilde met ons praten. Tijdens dat gesprek sloeg [verdachte] zowel mij als [slachtoffer 2] . Het praten en slaan ging tegelijkertijd.
P: Hangt daar, in het kantoor, een bewakingscamera?
A: Nee, niet in het kantoortje. Maar [verdachte] heeft de kabels van de camera onklaar gemaakt die in de werkplaats hangen.
P: Wij hebben de beelden gezien.
A: Ja dat klopt. Die heb ik aan de politie geleverd. Dat was van de grote camera. Er hangen nog vier kleine camera's en die heeft [verdachte] onklaar gemaakt. Maar de grote camera werkt met een ander systeem en die beelden heeft de politie.
P: Wanneer heeft [verdachte] die vier kleine camera's onklaar gemaakt?
A: Dat was nog ver voordat ' [slachtoffer 2] ' kwam. [verdachte] en ik waren in het kantoortje. Nadat hij mij een paar klappen had gegeven, stopte hij met slaan en ging hij de camera's onklaar maken. Dat onklaar maken kan vanuit het kantoortje heb ik gezien. Toen hij dat deed, zei [verdachte] : "Ik ga dit onklaar maken, zodat niemand kan zien wat er is gebeurd". Het is alsof hij dit echt bewust deed. Nadat hij de camera's onklaar maakte ging hij verder met mij slaan. Dat onklaar maken deed hij precies door de stroomtoevoer naar een soort registrator te stoppen, waardoor de camera's uit waren.
P: Waar raakte hij u allemaal precies?
A: Voornamelijk in het gezicht.
P: Heeft u nu, drie weken na het incident, nog pijn of letsel aan de mishandelingen overgehouden?
A: Af en toen voel ik pijn aan de hals. Dit is dan als ik een kraag heb op mijn overhemd bijvoorbeeld.
3. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 8 december 2020, voor zover inhoudende (p. 206-215), zakelijk weergegeven:
A: Het gebeurde in de nacht van zaterdag 21 op zondag 22 november 2020.
Toen [verdachte] 's avonds thuis kwam was het al laat. Het was al donker. Het was zeker na 20:00 uur.
Toen hij terugkwam was [verdachte] erg somber en verdrietig en niet zichzelf. Ik vroeg of hij boos was, maar hij wilde met mij niet praten en zat alleen maar op de bank. De dagen voor die tijd waren voor mij ook al heel onprettig en ik voelde dat [verdachte] afstand van mij had genomen. Het leek erop dat hij mij wilde straffen voor iets. [verdachte] gedroeg zich een paar dagen heel gelukkig met mij, maar de dagen erna zei hij dat hij niet gelukkig was en dat onze relatie niet stand zou houden.
Die avond kwam hij op een gegeven moment naar mij toe. Ik zat in de andere kamer, want ik wilde hem niet storen. Hij zei mij toen dat hij naar de garage zou gaan en dat hij die nacht niet thuis zou komen.
Ik zat thuis en maakte me zorgen en begreep niet wat er aan de hand was. Hij zag er erg slecht uit toen hij wegging. Toen belde ik hem en nam hij de telefoon op. Ik hoorde dat hij heel erg boos was. Hij zei dat hij eerst nog wat moest regelen en dan naar huis zou komen om ook wat met mij te regelen. Ik was bang, want ik wist dat in de garage [slachtoffer 1] nog aanwezig was. [verdachte] zei dat hij nog wat moest regelen en ik dacht dat hij [slachtoffer 1] wat zou doen. Ik had eerder al bij [slachtoffer 1] blauwe plekken gezien op het gezicht.
Toen belde ik de tweede keer, na een kwartier en nam [verdachte] weer op en zei hij mij dat ik moest stoppen met bellen. Ik moet eerst hier iets regelen en dan kom ik naar jou om iets te regelen. Ik kreeg toen van [verdachte] , [slachtoffer 1] aan de lijn. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] huilde en dat hij afscheid van mij nam. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei: ‘Tot ziens.’ [verdachte] zei mij dat ik moest thuisblijven en wachten en dat hij dan met mij af zou rekenen.
Ik heb mij aangekleed en rende naar de garage om [verdachte] te stoppen. Toen ik de garage in kwam, zag ik dat de luxaflex dicht was, maar ik kon door de luxaflex nog zien dat [slachtoffer 1] op een stoel zat en zich klein maakte. Ik zag toen dat [verdachte] naast [slachtoffer 1] stond en dat [verdachte] twee keer met zijn vuist op [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag dat die vuist van [slachtoffer 1] tweemaal op het gezicht raakte. Ik zag dat [slachtoffer 1] zich probeerde te beschermen door zijn gezicht te beschermen. Dit gebeurde allemaal in het kantoortje aan de voorzijde van de garagebedrijf.
Ik begon toen tegen [verdachte] gaan schreeuwen en vroeg wat er aan de hand was, dat hij [slachtoffer 1] niet moest slaan en moest kalmeren. Ik zag toen dat [verdachte] even wegging. Ik weet niet meer precies in welke volgorde, maar [verdachte] heeft mij toen ook geslagen en op een stoel gezet. Toen hij mij hard op mijn gezicht sloeg, niet zo als hij mij in het verleden sloeg, wist ik dat dit geen grapje was en dat dit erger kon aflopen dan de mishandelingen die eerder door [verdachte] tegen mij hadden plaatsgevonden.
Op dat moment sloeg [verdachte] mij zo hard op mijn gezicht, dat ik de hoop op een goede afloop was verloren. Hij heeft mij toen met zijn vlakke hand geslagen, met de binnen- en buitenzijde van zijn handpalm. Hij pakte ook mijn hals beet, omdat hij niet wilde dat ik zou praten. Ik voelde dat [verdachte] mijn hals dichtkneep.
Ik probeerde met hem te praten en [verdachte] te begrijpen. [verdachte] legde mij uit, dat hij geen doel meer had om te leven en geen doel had om terug te gaan. Dat hij zichzelf iets aan zou gaan doen en zelfmoord zou gaan plegen. Ik hoorde dat hij zei: ‘Ik kan geen getuigen achterlaten, dus ik moet jullie ook doden.’
[slachtoffer 1] zat naast mij op zijn stoel en was ook aan het luisteren. [verdachte] sprak tot ons, waarom wij dit verdiend hadden. Dat dit door ons gedrag kwam. Ik hoorde dat [verdachte] ook aan [slachtoffer 1] vragen stelde. Ik zag dat [slachtoffer 1] erg bang was. De deur was dicht en we konden niet weg omdat de toegang heel smal was. [verdachte] is een sterke man en wij wisten dat [verdachte] dat niet zou toestaan. [verdachte] had de deur op slot gedaan.
Ik zag dat [slachtoffer 1] , geslagen werd door [verdachte] op het gezicht. [slachtoffer 1] werd meerdere malen hard geslagen. Ik pakte [verdachte] bij zijn arm en zei dat hij moest stoppen. Ik voelde dat [verdachte] mij toen een schop gaf tegen de zijkant van mijn hals. Ik voelde toen pijn aan mijn slokdarm. Toen kon ik niet meer praten, door de pijn in mijn keel. Ik huilde. Ik hoorde dat [verdachte] zei: ‘Nu afgelopen. [slachtoffer 1] is als eerste aan de beurt.’ Ik zag dat [verdachte] een soort kabel uit de werkplaats had gepakt. Het was een zwarte kabel, iets dunner dan de kabel van uw computer. Een soort elektriciteitskabel. Ik hoorde dat [verdachte] zei: ‘Ik moet het afmaken. Ik moet afrekenen.’ Ik hoorde dat [verdachte] tegen ons zei, dat hij eerst [slachtoffer 1] zou ophangen. Ik begreep van [verdachte] dat hij mij eerst zou vastbinden, zodat ik [verdachte] niet kon stoppen. Ik zat toen op mijn knieën en zag en voelde dat [verdachte] die kabel meerdere keren strak om mijn nek deed.
Ik werd op dat moment aan de deur van de kluis vastgebonden met die kabel. [slachtoffer 1] was op dat moment ook met een kabel om de nek gebonden door [verdachte] en werd aan die kabel de werkplaats ingetrokken
Ik weet niet meer hoe het precies ging, maar uiteindelijk lag ik in de werkplaats en zat [verdachte] op mij. Ik zag dat [verdachte] toen zijn shirt uittrok. [verdachte] zat met een ontbloot bovenlichaam op mij en ik voelde dat hij die kabel weer om mijn nek heen draaide. Ik probeerde mij daartegen te verzetten. [verdachte] trok mij over de vloer en omhoog. Ik moest op een gegeven moment dus opstaan, omdat ik voelde dat ik anders stikte.
Ik weet wel dat [verdachte] , mij en [slachtoffer 1] uiteindelijk aan die hefbrug in de werkplaats heeft vastgebonden.
Toen wij daar aan die brug hingen, probeerde ik mij direct weer te bevrijden Ik voelde op dat moment pijn in mijn nek. [verdachte] had de brug opgehesen, maar niet zo hoog dat ik niet met mijn voeten tegen een auto kon steunen en dat ik op die wijze die kabel van mijn nek kon halen. [verdachte] heeft toen het raam van die auto dichtgedaan en zei dat dit niet zo makkelijk zou gaan. Hij heeft mijn nek toen weer vastgebonden en de brug wat hoger opgehesen. Wij kwamen toen bijna niet meer met onze voeten bij de grond en ik voelde dat ik ging stikken. Ik voelde erge pijn in mijn nek. [slachtoffer 1] heeft mij geholpen met mijn voeten tegen het dak van die auto te steunen. Ik hield mij vast met één hand aan de brug en probeerde met de andere mijn nek los te maken. [slachtoffer 1] is kleiner dan mij en ik hoorde dat ook [slachtoffer 1] aan het stikken was. Toch kon hij mij nog helpen. Door zijn hulp leven wij ook allebei en door zijn hulp kon ik mezelf losmaken en ook [slachtoffer 1] weer helpen. [slachtoffer 1] hing naast mij en heeft met zijn benen, mijn benen bij die auto gekregen. Hij hield zich met zijn armen vast aan de brug en heeft met zijn benen mijn benen ondersteund om bij die auto te komen. Intussen zag ik dat [verdachte] zich ook bezig was aan het ophangen. Ik kon mijzelf en [slachtoffer 1] uiteindelijk bevrijden.
4. Het proces-verbaal van bevindingen (beelden beveiligingscamera’s), opgemaakt op 25 november 2021, voor zover inhoudende (p. 80-89), zakelijk weergegeven:
Op 25 november 2020 werden de beelden door collega [naam] bekeken. Op deze beelden is de werkplaats van een autogarage te zien. De datum en tijd weergegeven in beeld stond op 2020-11-22 00:36:40 uur.
Ik zag dat de verdachte, iets vasthield waardoor [slachtoffer 1] achter de verdachte aanliep. Ik zag dat er een soort touw achter [slachtoffer 1] aan werd gesleept. Ik zag dat zij achter de eerste auto liepen. Ik zag duidelijk dat de verdachte, [slachtoffer 1] ter hoogte van zijn hals vasthield.
Ik zag dat beide mannen vervolgens achter de auto vandaan liepen. Ik zag dat de verdachte, [slachtoffer 1] hierbij naar achteren duwde.
Na ongeveer 30 seconden zag ik in de ruimte achter het raam, links in beeld beweging. Ik zag dat een persoon de deur opendeed en naar de werkplaats liep. Ik zag dat dit een vrouw was ( [slachtoffer 2] ). Ik zag dat zij richting de camera liep en richting de plaats liep, waar de mannen uit het beeld verdwenen.
Ik zag een gele drager van een 2 koloms brug, aan de rechterzijde van het beeld bewoog. Ik hoorde en zag dat de gele drager omhoogging. Ik hoorde hierbij een aantal harde klappen. Het is mij bekend dat dit de vergrendeling/ beveiliging van deze 2 koloms brug dit geluid maakt wanneer het omhoog of naar beneden gaat.
Ik zag dat onderin het beeld vervolgens de verdachte en [slachtoffer 2] verschenen. Ik zag dat de verdachte [slachtoffer 2] aan haar haren had vastgepakt.
Ik zag dat alle drie de personen richting de achterzijde van de werkplaats liepen. Ik zag dat [slachtoffer 2] aan haar haren werd gesleurd en ineengedoken meeliep. Ik zag dat [slachtoffer 1] nog steeds ter hoogte van zijn nek met iets werd vastgehouden en in een onnatuurlijke houding meeliep.
Ik zag dat ze vlak voor de gele oprijplaten van de vier koloms brug op de grond kwamen. Ik zag dat hier de verdachte, met zijn knie op het bovenlijf van [slachtoffer 1] ging zitten. Ik zag dat [slachtoffer 1] op zijn rug lag en dat [slachtoffer 2] voorover gebogen zat. Met haar rug naar de camera. Ik zag dat de verdachte het hoofd van [slachtoffer 2] naar beneden drukte. Na een korte tijd zag ik dat de verdachte iets van een touw vastpakte, waardoor [slachtoffer 1] overeind kwam. Ik zag dat de verdachte dit touw met zijn rechterhand vast had en om de hals van [slachtoffer 2] deed. Ik zag dat [slachtoffer 1] hierbij ineengebogen houding stond.
Ik zag vervolgens dat [slachtoffer 2] en de verdachte over de grond rolden, waarbij [slachtoffer 2] op haar rug kwam te liggen. Ik zag dat [slachtoffer 1] hierbij in een onnatuurlijke houding op zijn knieën zat. Ik zag dat de verdachte over [slachtoffer 2] gebogen zat. Ik zag dat het been van [slachtoffer 2] bewoog en op een moment verslapte. Alsof [slachtoffer 2] buiten bewustzijn was.
Ik zag dat de verdachte overeind kwam en ik zag dat hij met zijn rechterhand het “touw” vast hield. Ik zag dat hij met zijn linkerhand het uiteinde van dit touw vast hield en probeerde te ordenen.
Ik zag dat de verdachte bovenop [slachtoffer 2] zat en ik zag dat hij tegen haar sprak. Ik zag dat hij het “touw” losliet en ik zag dat hij zijn T-shirt uit deed en een ontbloot bovenlichaam had. Ik zag dat hij het uiteinde van het “touw” weer pakte en het uiteinde van het touw om de nek van [slachtoffer 2] deed en een knopende beweging maakte.
Ik zag dat [slachtoffer 2] tegenstribbelde. Ik zag dat de verdachte opstond en het “touw” beetpakte. Ik zag dat hij [slachtoffer 2] op haar rug, aan het “touw” door de werkplaats sleurde. In de richting van de camera. Ik zag dat [slachtoffer 1] met kleine passen, gebukt meeliep.
Ik zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] samen aan één (1) “touw” vast zaten. Ik zag dat de mannen en [slachtoffer 2] rechts onderin beeld buiten het zicht van de camera verdwenen. Ik zag dat dit omstreeks 00:40:41 gebeurde. Ik zag dat [slachtoffer 2] duidelijk tegenstribbelde.
Ik zag dat de brug een aantal keer naar boven en naar beneden ging. Ik zag dat de ontblote arm van de verdachte iets om de hals van [slachtoffer 2] doen. Ik zag dat de brug omhoog ging en dat [slachtoffer 1] zich vasthield aan de stempel.
Ik zag dat de brug meerdere malen op en neer ging, met verschillende tussenpozen. Ik zag dat [slachtoffer 2] een paniekerige indruk maakte en aan het huilen was. Ik zag dat zij praatte.
Omstreeks 00:47:34 zag ik dat de brug verder omhoog ging, waardoor ik de indruk kreeg dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan de arm van de brug hingen. Ik zag dat de verdachte wegliep naar de ruimte met het raam. Ik zag dat hij vervolgens weer terugliep. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich met man en macht probeerde vast te houden aan de stempel van de brug.
Ik zag dat de brug weer zakte waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] konden “ontspannen”. Omstreeks 00:50:44 uur zag ik dat de brug weer omhoog ging. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich probeerde vast te houden. Ik zag dat de verdachte weer naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] liep. Ik zag dat hij om de auto heen liep en uit beeld verdween.
Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 2] zich met één (1) hand wist vast te pakken aan de naast haar geparkeerde auto. Ik zag dat zij de kans zag om haar benen op het dak van de auto te leggen, waardoor zij een arm kon loslaten.
Ik zag dat ze na veel moeite zich uiteindelijk los weet te maken, waardoor [slachtoffer 1] ook los kan komen. Op 2020-11-22, omstreeks 01:08:00 uur is de opname beëindigd. Ik zag dat beide uit beeld verdwenen, waarna [slachtoffer 1] richting de ruimte met het raam loopt en met een telefoon terugloopt. Ik zag dat hij een keer of drie heen en weer loopt.
5. Het proces-verbaal van bevindingen (beelden en audio beveiligingscamera’s), opgemaakt op 25 november 2021, voor zover inhoudende (p. 90-97), zakelijk weergegeven:
Op 25 november 2020 werden de hierboven weergegeven beelden door collega [naam] bekeken en samen met de tolk beluisterd. (…)
[slachtoffer 2] : Oh god, oh god ik wil niet dat het zo is en dat het pijn doet.
De verdachte: Het gaat wel pijn doen, maar ik beloof je dat wij elkaar gaan ontmoeten aan de andere kant, begrijp je dat? (…)
[slachtoffer 1] : jij kan mij doodmaken.
De verdachte: Ik ga je doodmaken, weet je waarom? Dat worden geweldige doodslagen (…)
De verdachte: Zijn jullie aan het vechten voor het leven? Hoe gaat het met het vechten voor het leven? Hoe gaat het met het vechten voor het leven?
6. Het geschrift, te weten: Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Hollands Midden van 25 november 2020 opgesteld door P.H.C. de Vries, Forensisch arts KNMG, voor zover inhoudende (p. 111-113), zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 1] . Datum letselonderzoek: 24 november 2020. Dhr. is door de vriend/bekende met elektradraad om de hals vastgebonden aan een autohefbrug om getuige te zijn van de verhanging van verdachte en te voorkomen deze te beletten. Hij zou daarbij langzaam werden opgeknoopt door de autohefbrug steeds een stukje hoger te doen. Hij geeft aan dat hij verschillende keren met de blote hand/vuist alleen op het hoofd geslagen is, niet op overige lichaamsdelen. Is zoals hierboven vermeld vervolgens met elektradraad om de hals aan de autohefbrug vastgebonden.
Onderzoek.
A. Linker oog: bloeduitstorting rondom het oog waarbij paarsrode verkleuring ooghoek neuszijde alsook onderzijde oog overgaand in een gelige huidverkleuring rondom buitenzijde oog. Oogkas is niet drukpijnlijk, oogvolgbewegingen intact.
B. neus: rode verkleuring, licht gezwollen, niet drukpijnlijk
C. rechter wang: wekedelen zwelling
D. hals/nekregio:
bandvormig, scherp begrensd letsel roodbruin van kleur, beginnend aan de linkerzijde hals vanaf de adamsappel met een lengte van ca. 9 cm en ca. 1 cm breedte en doorlopend in de nek (onder de haargrens) met een lengte van S cm en ca. 0,5 cm breedte. Aan de rechterzijde halsstreek nog een dun streepvormig letsel zichtbaar met een tweetal oppervlakkige ietwat ronde schaafverwondingen van ca. 0,5 cm grootte. Het letsel is niet wegdrukbaar. conclusie strangulatiesporen (bloeduitstorting en schaafwonden) in hals/nekregio ten gevolge van druk en wrijving met elektradraad.
Beoordeling. Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed.
7. Het geschrift, te weten: Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Hollands Midden van 25 november 2020 opgesteld door P.H.C. de Vries, Forensisch arts KNMG, voor zover inhoudende (p. 114-116), zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 2] . Datum letselonderzoek: 24 november 2020. Mw. was zelf door haar vriend vastgebonden aan hals en handen Mw. zou daarbij door haar vriend langzaam worden opgeknoopt door de autohefbrug steeds een stukje hoger te doen. Onderzoek. Op basis van de getoonde foto's op de telefoon is het volgende waarneembaar: in de halsstreek verspreid voorkomende rode plekken, scherp begrensd, ovaal/langwerpig, oppervlakte niet te beoordelen omdat geen lengtemaat mede is gefotografeerd. Het letsel is niet schilferig, lijkt niet gezwollen, geen inscheuring of huidafdruk zichtbaar.
Beoordeling. Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 (impliciet primair), 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.4.1.
Voorbedachte raad
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is geweest van voorbedachte raad. Volgens vaste jurisprudentie is voor bewezenverklaring van voorbedachte raad nodig dat wordt vastgesteld dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat gelegenheid heeft bestaan om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Er moet vast komen te staan dat de verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
De rechtbank overweegt dat de verdachte vanaf het moment dat hij de garage betrad (rond 22.00 uur) tot aan het moment dat hij de beide aangevers had opgehangen aan de hefbrug (rond 01.00 uur) op relatief kalme wijze en planmatig te werk is gegaan waarbij hij eerst beide aangevers van het leven zou beroven en daarna zichzelf. Zijn uitlatingen tegen de slachtoffers laten wat betreft geen twijfel. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat er geen aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn dat de verdachte ten tijde van het gebeurde handelde in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Daarbij weegt, behalve de tijd die deze ogenblikkelijke gemoedsopwelling dan zou hebben voortgeduurd en die een contra-indicatie hiervoor vormt, het volgende mee. Door aangeefster [slachtoffer 2] is verklaard dat de verdachte, toen zij hem die avond vanuit huis voor de eerste keer belde terwijl hij in de garage was, aangaf dat hij eerst nog wat moest regelen en dan naar huis zou komen om ook wat met haar te regelen. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte de stroomtoevoer naar de vier kleine camera’s ver voordat aangeefster [slachtoffer 2] kwam, heeft gestopt zodat deze geen beelden op konden nemen. De spottende opmerkingen die de verdachte heeft gemaakt tegen zijn slachtoffers terwijl die in doodsnood verkeerden spreken naar het oordeel van de rechtbank boekdelen over het feit dat de verdachte zich daadwerkelijk rekenschap gaf van wat hij deed.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat verdachte al op het moment dat hij de garage betrad het besluit had genomen om de slachtoffers te doden en dat hij daar drie uur later uitvoering aan heeft gegeven. De verdachte heeft aldus meer dan voldoende gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van enige contra-indicatie is niet gebleken. De rechtbank acht derhalve ook het bestanddeel voorbedachte raad wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 22 november 2020 te Leiderdorp, ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- de keel van genoemde [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen en
- een snoer of kabel om de nek/hals van genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gebonden en/of geknoopt en
- genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (vervolgens) aan dat snoer/die kabel over de grond heeft gesleept en
- ( vervolgens) de kabel rond de nek/hals van genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de autobrug heeft gebonden en
- ( vervolgens) genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] middels deze autobrug meerdere malen omhoog
heeft getakeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 22 november 2020 te Leiderdorp, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd
heeftgehouden, door:
- genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meerdere malen te slaan en stompen en [slachtoffer 2] te schoppen en
- tegen genoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat hij hem zou opsluiten en
- genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een snoer/kabel (om de nek) vast te maken aan een autobrug;
3.
hij op 22 november 2020 te Leiderdorp, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je dood maken en “dat worden geweldige doodslagen” en “het gaat wel pijn doen maar ik beloof je dat wij elkaar gaan ontmoeten aan de andere kant", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
Mede gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, zal de rechtbank de verdachte de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan hem toerekenen.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Zij heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging (verder: de TBS-maatregel) zal worden opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verweer gevoerd tegen de oplegging van de TBS-maatregel. De raadsman heeft hiertoe gesteld dat nu niet kan worden vastgesteld met welke problematiek de verdachte kampt, ook niet kan worden vastgesteld welke behandeling geïndiceerd is. Door de genoemde onzekerheid staat het nut van de TBS-maatregel niet vast en bestaat het gevaar dat de verdachte eenmaal in de TBS hier niet meer uitkomt. De raadsman stelt zich op het standpunt dat gelet hierop het opleggen van verplichte zorg in het kader van een civiele zorgmachtiging op grond van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) meer passend is.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
6.3.1.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op zijn collega [slachtoffer 1] en een poging tot moord op zijn vriendin [slachtoffer 2] . Aan deze pogingen tot moord ging een urenlange vrijheidsberoving vooraf waarbij de verdachte de slachtoffers mishandelde en bedreigde. De verdachte heeft de slachtoffers uiteindelijk, in de werkplaats van een autogarage, met behulp van kabels aan hun nek aan een autohefbrug opgehangen. Daarna heeft de verdachte zichzelf aan deze autohefbrug op dezelfde wijze opgehangen. De slachtoffers hebben moeten vechten voor hun leven en zijn ternauwernood aan een verstikkingsdood ontkomen. Het is aan het doortastende optreden van slachtoffer [slachtoffer 2] te danken dat de verdachte evenmin door verstikking om het leven is gekomen. De wijze waarop de fysiek sterke verdachte zijn twee veel kleinere en zwakkere slachtoffers heeft mishandeld, vernederd en bespot, alvorens hun op een haar na van het leven te beroven, acht de rechtbank schokkend en buitengewoon ernstig.
Het spreekt voor zich dat de slachtoffers, die dachten dat zij die bewuste avond en nacht de dood zouden vinden in de autogarage, behalve door fysieke pijn en letsel, emotioneel zeer zwaar zijn getroffen door het handelen van de verdachte. Zo heeft [slachtoffer 1] weken na het gebeurde verklaard dat hij sindsdien slecht slaapt vanwege terugkerende nachtmerries en is hij langere tijd in behandeling geweest voor zijn psychische klachten. Ook [slachtoffer 2] heeft langere tijd geleden onder de psychische gevolgen van het handelen van de verdachte. In de verklaring van de psychotherapeut van [slachtoffer 2] is te lezen dat het een traumatische ervaring voor [slachtoffer 2] is geweest die haar mentaal volledig heeft uitgeput.
6.3.2.
De persoon van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het recente strafblad van de verdachte in Nederland. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in Nederland in aanraking is gekomen. Wel blijkt uit het dossier dat de verdachte in Polen al eerder is veroordeeld tot een gevangenisstraf in verband met het plegen van afpersing, ontvoering en meineed.
Dubbelrapportage
In januari 2021 zijn twee NIFP-rapporten verschenen omtrent de persoon van de verdachte, opgesteld door psychiater dr. B.A. Blansjaar en GZ-psycholoog drs. R. Zwaan. Beide gedragsdeskundigen stellen dat zij vanwege het ontbreken van informatie niet kunnen komen tot een diagnose en daardoor ook niet kunnen adviseren met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid.
Onderzoek Pieter Baan Centrum
De verdachte is ter observatie opgenomen in het Pieter Baan Centrum (PBC). Gedurende de observatie is het ook deze onderzoekers nauwelijks gelukt om met de verdachte in gesprek te komen, waardoor er slechts gedeeltelijk tot diagnostische conclusies kan worden gekomen. In het rapport van 5 november 2021, opgesteld door psychiater H.S. Roelfsema en GZ-psycholoog R. Haveman, wordt geconcludeerd dat er bij de verdachte gedurende zijn gehele volwassen leven sprake is van ernstige verslavingsproblematiek. Daarnaast is sprake van een depressieve stoornis. Voorts zijn er sterke aanwijzingen voor de aanwezigheid van ernstige psychopathologie ten tijde van het thans bewezenverklaarde. De onderzoekers hebben evenmin voldoende zicht gekregen op het delictscenario. Ondanks dat geen zicht is verkregen op het delictscenario of de dynamiek die hieraan ten grondslag ligt, staat vast dat de verdachte een man is met ernstige psychopathologie en is het nauwelijks mogelijk een scenario te bedenken waarin de pathologie niet zou hebben doorgewerkt. Voor wat betreft het recidiverisico: dit is vanwege het ontbreken van een sluitende diagnose niet goed in te schatten. Dit neemt volgens de onderzoekers niet weg dat het recidiverisico voor geweld vanuit statistisch oogpunt hoog is.
Verklaring deskundige ter terechtzitting
GZ-psycholoog R. Haveman is (telefonisch) ter terechtzitting gehoord als deskundige. Desgevraagd heeft de deskundige in aanvulling op zijn rapport verklaard dat alhoewel er vanuit forensisch oogpunt geen behandeling kan worden geadviseerd nu er geen sluitende diagnose kon worden gesteld, de verdachte dit vanuit zorgoogpunt wel behoeft nu er sprake is van ernstige psychopathologie. De door de verdediging bepleite civiele machtiging om aan deze zorgbehoefte tegemoet te komen wordt niet door de deskundige geadviseerd.
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde rapporten van de deskundigen op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen van de deskundigen worden gedragen door een deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing.
Alhoewel de deskundigen niet tot een sluitende diagnose hebben kunnen komen en daardoor ook niet hebben kunnen adviseren omtrent de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten aanzien van het thans bewezenverklaarde, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de rapportage wel voldoende dat er bij de verdachte sprake is van ernstige psychopathologie. Deze bestond ook ten tijde van het bewezenverklaarde. De rechtbank is, mede gelet op de rapportage van het PBC, van oordeel dat deze ernstige psychopathologie wel
moethebben doorgewerkt ten tijde van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal het bewezenverklaarde dan ook in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
6.3.3.
Maatregel tbs met dwangverpleging
Gelet op het hiervoor overwogene, komt de rechtbank tot de conclusie dat in verband met de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte, ter bescherming van de maatschappij, de oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is om het recidiverisico te kunnen verminderen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit doel alleen bereikt worden middels een langdurige klinische behandeling in een voldoende beveiligde omgeving van een forensische kliniek.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. De bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht oplegging van terbeschikkingstelling mogelijk is. Voorts is vastgesteld dat tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten bij de verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Tot slot vereist de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel.
De rechtbank overweegt, gelet op hetgeen de verdediging heeft betoogd, dat de TBS-maatregel met dwangverpleging, anders dan de door de verdediging bepleite civiele machtiging voor verplichte zorg (waarbij de zorg voorop staat), primair beoogt de samenleving tegen ernstig recidivegevaar te beschermen. De (secundaire) verpleging en, in voorkomende gevallen, behandeling zijn de middelen waarmee de beveiliging op korte termijn respectievelijk op langere termijn wordt nagestreefd. Anders dan de verdediging heeft betoogd is voor de vraag of de (uiteindelijk) TBS-maatregel dient voort te duren niet (direct) relevant of de behandeling heeft plaatsgevonden en/of succesvol is geweest maar of het recidivegevaar is opgeheven of tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht.
Ongemaximeerde tbs
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, met name de bewezenverklaarde pogingen tot moord. De maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, langer duren dan vier jaar.
6.3.4.
Strafmodaliteit en strafmaat
Naast het opleggen van de TBS-maatregel met dwangverpleging kan naar het oordeel van de rechtbank, ondanks dat de rechtbank de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekent, gelet op de ernst van de feiten en uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij, niet worden volstaan met een andere straf dan een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het bepalen van de duur van de gevangenisstraf is onder meer relevant wat in vergelijkbaar ernstige zaken pleegt te worden opgelegd. Moord is één van de ernstigste strafbare feiten die de wet kent waarop als maximumstraf een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 30 jaren is gesteld. In de onderhavige strafzaak gaat het weliswaar niet om een voltooide moord, maar wel om twee pogingen daartoe. De hiervoor genoemde gruwelijke omstandigheden waaronder deze twee pogingen plaatsvonden wegen hierbij nadrukkelijk mee. Alles afwegende acht de rechtbank – in afwijking van wat door de officier van justitie is geëist – naast de TBS-maatregel met dwangverpleging een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren – passend en geboden. De tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.531,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 85,- aan materiële schade en € 2.446,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.446,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot algehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet betwist en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de gijzeling die wordt toegepast bij het niet betalen van de schadevergoedingsmaatregel heeft de raadsman bepleit deze te beperken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van de gevorderde bedragen. De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.531,- , bestaande uit € 85,- aan materiële schade en € 2.446,- aan immateriële schade.
De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van de gevorderde bedragen. De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.446,- , bestaande uit immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal ten aanzien van beide toe te wijzen vorderingen de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 22 november 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vorderingen zullen worden toegewezen, zal de verdachte ten aanzien van beide vorderingen worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem zijn toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.531,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 november 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald te behoeve van [slachtoffer 1] .
De verdachte zal voor de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem zijn toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.446,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 november 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald te behoeve van [slachtoffer 2] .
De rechtbank zal, anders dan de raadsman heeft bepleit, de LOVS-oriëntatiepunten volgen ten aanzien van de dagen gijzeling. De rechtbank ziet geen reden om van deze ten behoeve van de rechtsgelijkheid opgestelde oriëntatiepunten af te wijken.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 37a, 37b, 45, 55, 57, 282, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 2:
de eendaadse samenloop van:
poging tot moord, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren;
bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt de verdachte om te betalen,
een bedrag van € 2.531,- aan: [slachtoffer 1] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 22 november 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
een bedrag van € 2.446,- aan: [slachtoffer 2] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 22 november 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen,
1. een bedrag van € 2.531,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 november 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen waarbij de toepassing van de gijzeling niet de hiervoor opgelegde betalingsverplichting opheft;
2. een bedrag van € 2.446,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 november 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2];
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 34 dagen waarbij de toepassing van de gijzeling niet de hiervoor opgelegde betalingsverplichting opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. N.I.S. Boers, rechter,
mr. C.W. Griffioen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 november 2021.