ECLI:NL:RBDHA:2021:1282

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
NL21.384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Palestijn uit Libanon wegens ongeloofwaardige problemen met Libanese autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een Palestijnse eiser uit Libanon tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar zijn aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de problemen die de eiser met de Libanese autoriteiten zou hebben ondervonden, niet geloofwaardig waren. De eiser stelde dat hij problemen had door het bezit van een Palestijns paspoort, maar de rechtbank vond dat de verklaringen van de eiser niet overeenkwamen met openbare bronnen en dat er geen reden was om aan te nemen dat het bezit van dit paspoort zijn vluchtelingenstatus in Libanon zou beïnvloeden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.384

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.P. Zweedijk).

ProcesverloopBij besluit van 11 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang gelezen met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000. Verder heeft verweerder aan eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd dan wel uitstel van vertrek verleend.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.385, plaatsgevonden op 28 januari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamawandi. Deze tolk heeft evenwel zijn werkzaamheden niet aangevangen omdat een eerder zaak uitliep en hij niet kon blijven wachten vanwege andere werkzaamheden. De begeleider van eiser in het detentiecentrum heeft ingestemd om voor hem te tolken, nadat partijen zich hiermee akkoord hebben verklaard. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt afkomstig te zijn uit Libanon en te zijn geboren op [geboortedag] 1979.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen Libanese autoriteiten in verband met het hebben van een Palestijns paspoort.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Aangezien eiser vanaf zijn geboorte tot aan zijn vertrek – met uitzondering van de periode waarin hij in het buitenland heeft gewerkt – in Libanon heeft gewoond en verbleven, heeft verweerder Libanon aangemerkt als land van herkomst. De problemen met de Libanese autoriteiten in verband met het hebben van een Palestijns paspoort heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de afgelegde verklaringen van eiser niet te verenigen zijn met hetgeen volgt uit openbare bronnen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaring van eiser omtrent het niet in bezit mogen zijn van een Palestijns paspoort in Libanon, evenals de verklaring van eiser dat hij door de Libanese autoriteiten is aangezegd het land te verlaten en terug te keren naar Ramallah, niet wordt gevolgd. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Eisers asielrelaas houdt in dat hij een Palestijn uit Libanon is en dat hij, op enig moment, van de Palestijnse autoriteiten in Ramallah een Palestijns paspoort heeft gekregen. Volgens eiser is het bezit van dit paspoort verboden in Libanon. Nadat het bezit van het Palestijns paspoort als gevolg van een fouillering op de luchthaven is ontdekt door de Libanese autoriteiten, zou hij zijn aangehouden en gedetineerd. De moeder van eiser zou smeergeld moeten hebben betalen om hem vrij te krijgen. Bij zijn vrijlating is hem verteld dat dit was op voorwaarde dat hij Libanon zou verlaten en dat zijn vluchtelingenstatus in Libanon werd ingetrokken. Hij moest zich vervolgens twee keer per week melden op het politiebureau. Bij zijn vertrek uit Libanon zou hem op de luchthaven zijn verteld dat al zijn vluchtelingenpapieren zijn geannuleerd en dat hem geen toegang tot Libanon meer zou worden verleend.
In beroep heeft eiser herhaald dat zijn vluchtelingenstatus is ingetrokken en aangegeven dat hij onder deze omstandigheden niet meer toegelaten wordt in Libanon. Openbare bronnen bevestigen volgens eiser dat Libanon Palestijnse vluchtelingen met een dergelijk paspoort niet toe wil laten.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gestelde problemen met de Libanese autoriteiten niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
4.2.
Niet in geschil is dat het Palestijnse paspoort van eiser is aan te merken als een paspoort uitgegeven voor Palestijnse vluchtelingen, onder meer herkenbaar doordat het nummer van het paspoort begint met drie nullen. In dit verband heeft verweerder voorts verwezen naar pagina 44 en 45 van het rapport uit 2012 van de Norwegian Refugee Council, waaruit blijkt dat het Palestijnse paspoort enkel is aan te merken als een reisdocument en niet kan gelden als volwaardig paspoort [1] . Uit de verklaringen van eiser blijkt ook dat hij dit paspoort enkel heeft gebruikt om te reizen. Daarnaast was eiser in bezit van een Libanees vluchtelingenpaspoort en een pas ten bewijze van de United Nations Relief and Work Agency for Palestine Refugees in the Middle East (UNRWA). Verweerder heeft zich onder verwijzing naar openbare bronnen op het standpunt gesteld dat er geen reden is om te veronderstellen dat het hebben van een Palestijns paspoort van invloed is op de vluchtelingenstatus van eiser in Libanon. Daaruit blijkt namelijk dat ‘
zero-paspoorten’ juist bedoeld zijn voor de aanzienlijke groep Palestijnse vluchtelingen die buiten de West-Bank en de Gazastrook verblijven.
4.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder tevens opgemerkt dat het hebben van dit
zero-paspoort geen toegang en verblijfsrecht verschaft in Israël, de West-Bank of de Gazastrook. Dit blijkt ook uit pagina 57 van het rapport uit 2019 van de Danish Immigration Service. [2] De Libanese autoriteiten zijn bekend met al deze informatie en het is dan ook zonder meer onwaarschijnlijk dat het enkele bezit van dit document, heeft geleid tot de detentie van eiser, intrekking van zijn UNRWA-status en zijn gedwongen vertrek. Een degelijke handelwijze van de Libanese autoriteiten vindt ook geen steun in de openbare bronnen waar eiser zich op beroept. Verweerder heeft hierover voorts niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat het bevreemding wekt dat de Libanese autoriteiten de UNRWA-status van eiser zouden hebben ingetrokken, nu zij daartoe in het geheel geen bevoegdheid hebben. Het wekt eveneens bevreemding dat de autoriteiten eiser hebben vrijgelaten op voorwaarde dat hij het land zou verlaten, maar dat zij hem vervolgens nog weken in Libanon hebben laten verblijven en dat eiser met gebruik en in het bezit van zijn Libanese vluchtelingenpaspoort het land heeft kunnen verlaten, terwijl hij verklaard heeft dat al zijn documenten bij vertrek door de autoriteiten zijn ingetrokken. Nu deze standpunten van verweerder door eiser in beroep voorts niet gemotiveerd zijn betwist en deze afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van dit element van het asielrelaas, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
4.4.
Eiser heeft in beroep met name aangevoerd dat hij bij terugkeer geen toegang zal krijgen tot Libanon en ter onderbouwing in het bezit is gekomen van documenten, te weten een schrijven van 11 januari 2021 van de Palestijnse missie in Den Haag en een tweetal in het Arabisch gestelde documenten met Nederlandse vertalingen.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat, daargelaten dat mogelijke moeilijkheden om bij terugkeer toegelaten te worden tot Libanon op zichzelf niet tot verkrijging van een asielvergunning kunnen leiden, onvoldoende is gebleken dat de door eiser in beroep ingeroepen documenten en openbare bronnen aanleiding geven tot de conclusie dat het voor hem onmogelijk is om terug te keren naar Libanon. Weliswaar kan hieruit afgeleid worden dat het in het algemeen lastig is voor Palestijnse vluchtelingen zonder documenten om terug te keren naar Libanon, maar zoals verweerder in het bestreden besluit heeft opgemerkt, volgt uit het door eiser overgelegde rapport van de Danish Immigration Service (uit 2020) dat er gevallen van succesvolle vrijwillige terugkeer naar Libanon zijn geweest. Bovendien geldt dat niet in geschil is dat eiser een Libanees vluchtelingenpaspoort heeft, dat zijn UNRWA-pas nog in Libanon aanwezig is en dat hij daar familie heeft wonen, hetgeen concrete aanknopingspunten biedt voor zijn eerdere verblijf in Libanon, waardoor aannemelijk is dat terugkeer en het verkrijgen van toegang voor eiser makkelijker zal zijn dan in gevallen waarin dergelijke omstandigheden niet aan de orde zijn.
5. Eiser komt gelet op het voorgaande niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
6. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid vanmr. D.M. Biermann, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Norwegian Refugee Council ‘Undocumented and stateless: The Palestinian population registry and access to residency and identity documents in the Gaza Strip’, January 2012, pp. 44-45.
2.Danish Immigration Service ‘Country report. Palestinians’, May 2019, p. 57.