In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2021 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd. Eiseres had op 26 januari 2021 haar auto geparkeerd in een gebied waar parkeerbelasting verschuldigd was. Tijdens een controle door een scanauto werd vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan, wat leidde tot de naheffingsaanslag van € 66,90. Eiseres had echter via ParkMobile een betaling van € 3,72 gedaan voor een later tijdstip, en stelde dat zij nog bezig was met het inparkeren toen de controle plaatsvond.
De rechtbank oordeelde dat eiseres aannemelijk had gemaakt dat zij onafgebroken uitvoeringshandelingen had verricht om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank volgde niet het standpunt van verweerder dat eiseres direct via ParkMobile had moeten betalen. De rechtbank benadrukte dat parkeerders niet verplicht zijn om uitsluitend via ParkMobile te betalen en dat er een redelijke tijd moet worden gegund voor het verrichten van uitvoeringshandelingen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en droeg verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiseres te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De zaak benadrukt het belang van redelijke uitvoeringshandelingen bij het voldoen van parkeerbelasting en de rechten van parkeerders in dergelijke situaties.