ECLI:NL:RBDHA:2021:12819

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en uitvoeringshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2021 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd. Eiseres had op 26 januari 2021 haar auto geparkeerd in een gebied waar parkeerbelasting verschuldigd was. Tijdens een controle door een scanauto werd vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan, wat leidde tot de naheffingsaanslag van € 66,90. Eiseres had echter via ParkMobile een betaling van € 3,72 gedaan voor een later tijdstip, en stelde dat zij nog bezig was met het inparkeren toen de controle plaatsvond.

De rechtbank oordeelde dat eiseres aannemelijk had gemaakt dat zij onafgebroken uitvoeringshandelingen had verricht om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank volgde niet het standpunt van verweerder dat eiseres direct via ParkMobile had moeten betalen. De rechtbank benadrukte dat parkeerders niet verplicht zijn om uitsluitend via ParkMobile te betalen en dat er een redelijke tijd moet worden gegund voor het verrichten van uitvoeringshandelingen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en droeg verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiseres te vergoeden.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De zaak benadrukt het belang van redelijke uitvoeringshandelingen bij het voldoen van parkeerbelasting en de rechten van parkeerders in dergelijke situaties.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/1345

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van8 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen aan den Rijn, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 15 februari 2021 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft door middel van een Skype-zitting plaatsgevonden op
25 oktober 2021. Eiseres heeft daaraan deelgenomen. Namens verweerder hebben
[A] en [B] daaraan deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. Op 26 januari 2021 om 10:33 uur stond de auto van eiseres met kenteken
[kenteken] (de auto) geparkeerd in de [straat] te [plaats] . Deze locatie is door burgemeester en wethouders aangewezen als parkeerplaats waar op die datum en dat tijdstip slechts geparkeerd mag worden met een parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle door een scanauto is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en dat geen sprake was van parkeren met een geldige vergunning. Naar aanleiding hiervan is de naheffingsaanslag opgelegd van € 66,90, bestaande uit € 1,90 aan belasting en € 65 aan kosten naheffing.
3. Eiseres heeft op 26 januari 2021 via ParkMobile € 3,72 aan parkeerbelasting betaald voor de periode van 10:37 tot en met 12:25.
4. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
5. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Verordening parkeerbelastingen 2021 van de gemeente Alphen aan den Rijn is parkeerbelasting verschuldigd bij de aanvang van het parkeren. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt mee dat een belastingplichtige enige tijd moet worden gegund voor het verrichten van uitvoeringshandelingen tot het voldoen van de parkeerbelasting. Onder een uitvoeringshandeling wordt bijvoorbeeld verstaan het zich onverwijld van het voertuig naar de parkeerautomaat begeven, het eventueel wachten bij de automaat als het druk is en het tegen betaling aanmelden van het voertuig.
6. Eiseres heeft herhaaldelijk en overtuigend verklaard dat zij nog aan het inparkeren was toen de scanauto langskwam. Naar het oordeel van de rechtbank onderbouwen de foto’s gemaakt door de scanauto deze verklaring, aangezien daarop zichtbaar is dat de achterlichten van de auto aanstaan. Eiseres is vervolgens uitgestapt, heeft haar baby uit de auto meegenomen en is op zoek gegaan naar een parkeerautomaat. Zij liep in de richting van het centrum, omdat ze er van uitging dat ze daar een automaat zou vinden. Toen eiseres echter na een minuut of twee nog geen parkeerautomaat had gezien, heeft ze direct ParkMobile geïnstalleerd en via deze app parkeerbelasting voldaan (zie onder 3).
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres hiermee aannemelijk gemaakt dat zij onafgebroken uitvoeringshandelingen heeft verricht om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank weegt hierbij mee dat tussen het tijdstip van de naheffingsaanslag (10:33) en de betaling verricht door eiseres (10:37) slechts vier minuten zijn verstreken en verweerder ter zitting heeft aangegeven dat de dichtstbijzijnde parkeerautomaat op een aanzienlijke loopafstand staat. Het standpunt van verweerder dat eiseres direct via ParkMobile had moeten betalen in plaats van eerst een parkeerautomaat te gaan zoeken, volgt de rechtbank niet. Parkeerders zijn immers niet verplicht om uitsluitend via ParkMobile de parkeerbelasting te voldoen.
8. Gelet op het bovenstaande is het beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat er geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.E. Brummel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.