ECLI:NL:RBDHA:2021:12817

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
C/09/594658 / HA ZA 20-581
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot dekking onder WGA-basisverzekering na fusie tussen eigenrisicodragers

In deze zaak vorderde Reco Groep B.V. (hierna: Reco) dat de rechtbank zou verklaren dat N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken (hierna: NV Schade) ten onrechte de WGA-basisaanvraag van Reco heeft afgewezen. De zaak betreft een fusie tussen Reco en Stokvis Autoschade Service Almere B.V. (hierna: Stokvis), waarbij Reco de verkrijgende rechtspersoon was. Stokvis was eigenrisicodrager voor de WGA en had een WGA-basisverzekering afgesloten bij NV Schade. Na de fusie verzocht Reco om dekking onder deze verzekering, maar NV Schade weigerde dit, met als argument dat de verzekeringsovereenkomst per 31 december 2017 was geëindigd en dat Reco niet verzekerd was voor de WGA. De rechtbank oordeelde dat de voorwaardelijke aanspraak van Stokvis op uitkering onder de verzekeringsovereenkomst was overgegaan op Reco. De rechtbank verklaarde voor recht dat NV Schade de aanvraag van Reco ten onrechte had afgewezen en veroordeelde NV Schade tot betaling van de WGA-uitkeringen aan Reco, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden eveneens aan NV Schade opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/594658 / HA ZA 20-581
Vonnis van 24 november 2021
in de zaak van
RECO GROEP B.V.te Haarlem,
eiseres,
advocaat mr. M.G. Jansen te Haarlem,
tegen
N.V. SCHADEVERZEKERING METAAL EN TECHNISCHE BEDRIJFSTAKKENte Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. C.W.M. Lieverse te Amsterdam.
Partijen worden hierna Reco en NV Schade genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 juni 2020 met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord van 2 september 2020 met producties 1 tot en met 7;
  • het tussenvonnis van 31 maart 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 september 2021.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele onjuistheden per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. NV Schade heeft hiervan bij brief van 26 oktober 2021 gebruik gemaakt. Deze brief maakt onderdeel uit van het procesdossier. Het vonnis wordt gewezen met inachtneming van de inhoud ervan, voor zover het opmerkingen van feitelijke aard betreft.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stokvis Autoschade Service Almere B.V. (hierna: Stokvis) was een autoschadeherstelbedrijf. Zij was eigenrisicodrager voor de Werkhervattingregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (hierna: WGA), hetgeen inhield dat de kosten van een door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) te verstrekken WGA-uitkering voor haar rekening zouden komen. Stokvis had voor dit risico per 1 januari 2010 een WGA-basisverzekering bij NV Schade afgesloten. Deze polis is per 1 januari 2017 voor de duur van één jaar geprolongeerd. Op het polisblad 2017 staat vermeld dat de voorwaarden “
Polisvoorwaarden WGA-basisverzekering” van toepassing zijn.
2.2.
Op 22 september 2017 heeft een werknemer van Stokvis, de heer [A] zich arbeidsongeschikt gemeld.
2.3.
Stokvis is per 4 augustus 2018 gefuseerd met Reco, waarbij Reco de verkrijgende rechtspersoon was en Stokvis de verdwijnende rechtspersoon. De arbeidsovereenkomst met [A] is daarmee overgegaan op Reco. De fusie is per 1 januari 2018 in de boeken van Reco verwerkt. Reco heeft NV Schade bij e-mail van 6 juni 2018 verzocht de vanaf 1 januari 2018 betaalde premies voor de WGA-basisverzekering van Stokvis terug te storten, hetgeen NV Schade ook heeft gedaan. NV Schade heeft bij brief van 6 juli 2018 schriftelijk aan Stokvis bevestigd dat de verzekeringsovereenkomst per 31 december 2017 is geëindigd.
2.4.
Bij besluit van 14 augustus 2019 heeft het UWV aan [A] een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Reco is niet verzekerd voor eigenrisicodragerschap onder de WGA. Het UWV heeft de WGA-uitkering voor [A] op Reco verhaald. Tot het moment van dagvaarden door Reco ging het om het bedrag van € 22.581,23. [A] is arbeidsongeschikt gebleven en tot op heden verhaalt het UWV de maandelijkse uitkering aan [A] op Reco.
2.5.
Reco heeft bij brief van 2 september 2019 bij NV Schade om dekking gevraagd onder de polis die Stokvis bij NV Schade had afgesloten. NV Schade heeft deze aanvraag afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
Reco vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primair:voor recht verklaart dat NV Schade ten onrechte de WGA-basisaanvraag van Reco d.d. 2 september 2019 inzake [A] heeft afgewezen en/of dat NV Schade is gehouden aan Reco dekking te verlenen onder de WGA-basisverzekering met polisnummer [nummer] in het kader van de WGA-uitkering van de heer [A] , althans dat Reco jegens NV Schade als rechtsopvolger onder algemene titel van Stokvis recht heeft op dekking en volledige uitkering onder deze WGA-basisverzekering;
subsidiair:
voor recht verklaart dat NV Schade haar zorgplicht jegens Reco heeft geschonden en dat NV Schade schadeplichtig is, welke schade gelijk is aan de door Reco misgelopen dekking voor de WGA-uitkering van [A] ;
II. NV Schade tegen behoorlijk bewijs van kwijting veroordeelt tot betaling aan Reco van € 22.581,23, zijnde het op datum van dagvaarding door Reco aan het UWV voldane bedrag terzake de aan [A] betaalde maandelijkse WGA-uitkeringen, en te veroordelen zulks te blijven vergoeden tot het moment dat dit WGA-risico niet langer op Reco door het UWV wordt verhaald, zulks te vermeerderen ex artikel 6:119 BW met wettelijke rente daarover vanaf het moment van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
III. NV Schade tegen behoorlijk bewijs van kwijting ex artikel 6:96 BW veroordeelt tot vergoeding van de redelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten te stellen op € 3.991,56, althans op een bedrag in goede justitie te bepalen;
IV. NV Schade veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder salaris advocaat en de nakosten te begroten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als deze niet binnen twee weken na de datum van het vonnis zijn voldaan.
3.2.
Reco legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
Zij stelt zich primair op het standpunt dat de activa en passiva van Stokvis door de fusie onder algemene titel zijn overgegaan op Reco. Daaronder vallen ook de rechten en plichten uit de WGA-basisverzekeringsovereenkomst met NV Schade. Omdat de overeenkomst is overgegaan, geldt dat Reco in de rechten is getreden van Stokvis en aanspraak heeft op dekking onder de polis.
Subsidiair meent Reco dat indien de verzekeringsovereenkomst tussen Stokvis en NV Schade als gevolg van de fusie is geëindigd, de op het moment van fusie reeds bestaande voorwaardelijke aanspraak op uitkering onder de verzekeringsovereenkomst van Stokvis op Reco is overgegaan. Omdat het verzekerde risico zich uiteindelijk heeft gemanifesteerd, geldt dat aanspraak bestaat op dekking.
Indien zou moeten worden aangenomen dat de voorwaardelijke aanspraak op uitkering onder de verzekeringsovereenkomst van Stokvis na de fusie niet op Reco is overgegaan, dan heeft meer subsidiair te gelden dat NV Schade haar zorgplicht heeft geschonden door Reco daar niet op te wijzen. Stokvis en Reco waren voorafgaand aan de fusie beiden bij NV Schade verzekerd, reden waarom op NV Schade een zorgplicht rustte om Reco te waarschuwen voor risico’s verbonden aan het overnemen van ziek personeel. De schade in dat verband is gelijk aan de hoogte van de misgelopen uitkering.
Meest subsidiair geldt volgens Reco dat zij op grond van maatstaven van redelijkheid en billijkheid recht heeft op een uitkering onder de polis.
3.3.
NV Schade heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Primair ligt in deze procedure de vraag voor of Reco na de fusie met Stokvis aanspraak kan maken op dekking onder de WGA-verzekering die Stokvis bij NV Schade had afgesloten. NV Schade betwist gehouden te zijn dekking te verlenen, omdat de verzekering alleen dekking biedt voor de aansprakelijkheid van Stokvis jegens het UWV. De rechtspersoon waarmee NV Schade een verzekeringsovereenkomst is aangegaan, is niet langer eigenrisicodrager als gevolg van de fusie met Reco en de verzekeringsovereenkomst is daardoor geëindigd. Op grond van artikel 82 lid 3 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) rust op Reco een nieuwe en eigen wettelijke aansprakelijkheid jegens het UWV, die los staat van de geëindigde aansprakelijkheid van Stokvis. Er is dus nadrukkelijk geen sprake van overgang van een voorwaardelijke aanspraak die van Stokvis is overgegaan naar Reco. Omdat Reco niet voor de WGA is verzekerd, geldt dat zij geen aanspraak heeft op uitkering onder de verzekeringsovereenkomst, aldus nog steeds NV Schade.
Van toepassing zijnde polisvoorwaarden
4.2.
De rechtbank zal, gelet op het geschil tussen partijen daarover, eerst beoordelen welke versie van de polisvoorwaarden op de WGA-verzekering van NV Schade met Stokvis van toepassing was. Reco stelt dat de versie NVS 516 02.15 (hierna: 02.15) van toepassing was, en NV Schade stelt dat versie NVS 516 05.18 (hierna: 05.18) van toepassing was. In dat kader is van belang dat tussen partijen niet in geschil is dat versie 02.15 van de polisvoorwaarden vanaf 1 januari 2015 op de polis van Stokvis van toepassing was, zoals ook op pagina 2 van deze polisvoorwaarden staat opgenomen.
4.3.
Uit het polisblad 2017 kan niet worden opgemaakt dat de versie 05.18 op de polis van toepassing is verklaard. Daarvoor biedt de tekst op het polisblad eenvoudigweg geen aanknopingspunt. Uit de tekst van het bij het polisblad gevoegde dekkingsblad voor de WGA-basisverzekering volgt alleen dat de “Polisvoorwaarden WGA-basisverzekering” van toepassing zijn, maar daarbij is niet vermeld welke versie dat betreft. Ook in de begeleidende prolongatiebrief van 27 januari 2017 van NV Schade staat hierover niets vermeld. In die brief wordt alleen meegedeeld dat de polisvoorwaarden die van toepassing zijn, op de website van NV Schade te raadplegen zijn. Daarmee kan echter nog niet worden vastgesteld dat de versie 05.18 van toepassing is verklaard.
4.4.
NV Schade heeft in dit verband verder gewezen op een printscreen van haar website waarop staat vermeld dat op de WGA-basisverzekering per 1 januari 2017 de polisvoorwaarden versie 05.18 van toepassing zijn. Uit deze printscreen kan echter niet worden opgemaakt wanneer deze is gemaakt, zodat ook niet vast is komen te staan dat deze informatie per 1 januari 2017 op de website stond en voor Stokvis raadpleegbaar was. Niet valt uit te sluiten dat deze informatie eerst na januari 2017 op de website is geplaatst. Verder geldt dat in de versie 05.18 – anders dan bij de versie 02.15 – niet staat vermeld wanneer deze van kracht zijn geworden, zodat ook hierin geen aanknopingspunt gevonden kan worden voor het antwoord op de vraag wanneer deze voor het eerst op de polis van toepassing zijn verklaard. De rechtbank is op grond van het voorgaande en mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van Reco van oordeel dat door NV Schade onvoldoende is aangevoerd om tot de vaststelling te kunnen komen dat de polisvoorwaardenversie 05.18 per 1 januari 2017 is gaan gelden. Daarom houdt de rechtbank het ervoor dat op dat moment de versie 02.15 nog op de polis van toepassing was.
Moet NV Schade dekking verlenen?
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat Reco door de fusie van 4 augustus 2018 het gehele vermogen van Stokvis onder algemene titel heeft verkregen op de voet van de artikelen 2:309 en 3:80 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verkrijging onder algemene titel houdt in dat de gehele rechtspositie – goederen, vermogensrechtelijke verhoudingen en schulden – overgaat op de verkrijger. Alleen hoogstpersoonlijke rechten zoals aan een individu verbonden vergunningen en predicaten zijn van deze overgang uitgezonderd. Garantieverbintenissen zoals die uit borgtocht zijn wel vatbaar voor overgang onder algemene titel.
Artikel 6:249 BW bepaalt dat de rechtsgevolgen van een overeenkomst mede gelden voor de rechtverkrijgenden onder algemene titel, tenzij uit de overeenkomst iets anders voortvloeit. Tussen partijen is niet in geschil dat de verzekeringsovereenkomst geen bepalingen bevat die de overdraagbaarheid daarvan beperken.
Tussen partijen is evenmin in geschil dat Stokvis, indien zij nog zou hebben bestaan, een aanspraak op dekking onder de verzekeringsovereenkomst zou hebben gehad.
4.6.
De stelling van Reco dat de verzekeringsovereenkomst die Stokvis heeft gesloten met de fusie op haar is overgegaan, zoals Reco primair aan zijn vordering onder I ten grondslag heeft gelegd, wordt evenwel door de rechtbank verworpen. Niet in geschil is immers dat Reco NV Schade heeft verzocht vanaf 1 januari 2018 (de datum waarop Reco de fusie in haar boeken heeft geadministreerd) de betaalde premies voor de polis terug te storten, hetgeen NV Schade ook heeft gedaan. De verzekeringsovereenkomst is per 1 januari 2018 niet geprolongeerd en NV Schade heeft schriftelijk bevestigd dat de verzekeringsovereenkomst per 31 december 2017 is geëindigd. Reco heeft daar verder niet meer op geacteerd. Op de fusiedatum 4 augustus 2018 was de verzekeringsovereenkomst geëindigd en deze is dan ook niet op Reco overgegaan.
4.7.
De vraag is vervolgens of Stokvis vóór de fusie al een vordering onder de verzekeringsovereenkomst toekwam, die vatbaar was voor overgang onder algemene titel. Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet de rechtbank eerst beoordelen op welk moment een vordering onder de verzekeringsovereenkomst ontstaat, en verder of artikel 82 van de WIA de overdraagbaarheid van een dergelijke aanspraak belet, zoals NV Schade heeft aangevoerd.
4.8.
In dit kader is allereerst van belang wat in de verzekeringsovereenkomst tussen Stokvis en NV Schade is bepaald. Artikel 10.1 van de polisvoorwaarden (versie 02.15) bepaalt
: “Op grond van deze verzekering heeft de Verzekeringnemer recht op uitkering voor een Werknemer die op de Eerste Ziektedag bij de Verzekeringnemer in dienst is en voor zover is voldaan aan de in dit artikel genoemde voorwaarden voor de duur van ten hoogste tien jaar.”. Artikel 10.2 van de polisvoorwaarden (versie 02.15) bepaalt met betrekking tot het tijdstip waarop het recht op uitkering ingaat:
“Het recht op uitkering gaat in wanneer de Werknemer aanspraak kan maken op een door de Verzekeringnemer te verstrekken uitkering uit hoofde van de WGA, en de Verzekeringnemer deze uitkering daadwerkelijk verstrekt, dan wel dat die uitkering door UWV wordt betaald en wordt verhaald op de verzekeringnemer.”Het recht op uitkering ontstaat dus 104 weken na de eerste ziektedag. Het is echter niet zeker dat na elke eerste ziektedag van een werknemer ook een recht op uitkering zal ontstaan. De werknemer kan vanzelfsprekend beter worden voordat de 104 weken zijn verstreken. De rechtbank is van oordeel dat deze constructie meebrengt dat op de eerste ziektedag van een werknemer een
voorwaardelijkevordering tot uitkering jegens de NV Schade ontstaat. Dit is een voorwaardelijke verbintenis in de zin van artikel 6:21 BW, die zich leent voor overgang onder algemene titel.
4.9.
Dat deze voorwaardelijke vordering zich niet zou lenen voor overgang onder algemene titel omdat het stelsel van de wet zich daartegen verzet, zoals NV Schade heeft betoogd, volgt de rechtbank niet. In dat verband is van belang dat artikel 82 lid 3 van de WIA – waarin is bepaald dat het risico van de betaling van de WGA-uitkering bij overgang van onderneming wordt gedragen door de werkgever die de onderneming verkrijgt indien (kort samengevat) het eigenrisicodragerschap van de overdragende werkgever is geëindigd – onverlet laat dat in de polis een regeling wordt getroffen die een aanspraak creëert die zich voor overgang onder algemene titel leent. Daarvan is in dit geval sprake, zoals uit het navolgende blijkt.
4.10.
Artikel 10.7 van de polisvoorwaarden (versie 02.15) bepaalt: “
Onverminderd hetgeen elders in deze voorwaarden is bepaald, blijven bij beëindiging van de verzekering de rechten gewaarborgd ten aanzien van de WGA-uitkering van Werknemers waarvan de Eerste ziektedag ligt vóór de dag van beëindiging van de verzekering, maar na de datum als bedoeld in artikel 3.1.”.Nu de eerste ziektedag van [A] gelegen is vóór de beëindiging van de polis van Stokvis door NV Schade, geldt dat de polis uitdrukkelijk regelt dat ondanks de beëindiging van de verzekering een recht op uitkering door NV Schade gewaarborgd bleef. Daarmee creëert de polis uitdrukkelijk de mogelijkheid dat bij beëindiging van de polis deze waarborg onder algemene titel overgaat. Niet valt in te zien waarom de omstandigheid dat Reco op grond van artikel 82 lid 3 van de WIA zelf aansprakelijk is geworden voor betaling van de WGA-uitkering daaraan in de weg staat. In feite is hiermee nu juist het verzekerd belang – de WGA-uitkering van [A] die door het UWV op Reco wordt verhaald – overgegaan op Reco. Deze aansprakelijkheid van Reco is van belang vanuit publiekrechtelijk oogpunt (in relatie tot het UWV, dat zich thans ook verhaald op Reco als werkgever van [A] ), maar staat er niet aan in de weg dat Reco zich als verkrijgende vennootschap kan beroepen op tussen Stokvis en NV Schade gemaakte afspraken.
4.11.
Ook het bepaalde in artikel 40 lid 10 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), waarin kort samengevat is bepaald dat het eigenrisicodragerschap eindigt zodra een werkgever ophoudt werkgever te zijn, vormt geen beletsel voor overgang van de (voorwaardelijke) vordering. Dat Stokvis gelet op de fusie met Reco is opgehouden te bestaan volgt uit de wet en is tussen partijen ook niet in geschil. Het gaat erom dat de voorwaardelijke aanspraak van Stokvis met haar verdwijnen op grond van overgang onder algemene titel op Reco is overgegaan.
4.12.
Anders dan NV Schade heeft betoogd, blijkt uit de polisvoorwaarden (versie 02.15) ook niet dat de voorwaardelijke vordering van Stokvis eindigt als de status van werkgever en het eigenrisicodragerschap eindigen. Bovendien geldt dat het werkgeverschap en eigenrisicodragerschap in feite ook niet eindigen, maar zijn overgegaan op Reco. Door de fusie en het bepaalde in artikel 82 lid 3 WIA gaat de hele rechtsverhouding met betrekking tot het recht op een WGA-uitkering op Reco over: Reco wordt werkgever van [A] ; Reco wordt op grond van artikel 82 lid 3 WIA de nieuwe eigenrisicodrager voor de WGA-uitkering van [A] en Reco wordt de rechthebbende op de voorwaardelijke verbintenis tot uitkering onder de (beëindigde) verzekeringsovereenkomst. De omstandigheid dat Reco op grond van de WIA eigenrisicodrager voor [A] is geworden en dat dit niet het gevolg is van de met de fusie gepaard gaande overgang onder algemene titel van het vermogen van Stokvis, doet aan het voorgaande niet af.
4.13.
Uit de polisvoorwaarden (versie 02.15) blijkt evenmin dat de verzekering alleen dekking biedt voor de aansprakelijkheid van specifiek Stokvis jegens het UWV. Op grond van de verzekeringsovereenkomst had Stokvis een voorwaardelijke vordering op NV Schade en uit de polisvoorwaarden blijkt niet dat deze voorwaardelijke vordering eindigt als Stokvis ophoudt te bestaan of dat deze voorwaardelijke vordering niet vatbaar zou zijn voor overgang onder algemene titel. De uitleg van de polisvoorwaarden die NV Schade voorstaat, zou ertoe leiden dat aan Reco geen dekking wordt verleend voor een zieke werknemer die als gevolg van een fusie bij haar in dienst is gekomen, terwijl haar rechtsvoorgangster altijd premies heeft voldaan voor de verzekering en er geen wijziging is gekomen in het verzekerd risico.
4.14.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat ook indien op de polis van Stokvis niet versie 02.15, maar versie 05.18 van de polisvoorwaarden van toepassing zou zijn, de conclusie niet anders zou zijn. Daarvoor is van belang dat artikel 9c, vierde
bullitonder meer het volgende bepaalt bij situaties waarin de verzekering wordt beëindigd (zie artikel 8b over beëindiging van de polis: onder meer als verzekerde geen eigenrisicodrager WGA meer is): “
Zijn er op dat moment [de datum waarop NV Schade de verzekering beëindigt, toevoeging rechtbank] werknemers die recht hebbenof kunnen[onderstreping, rechtbank] krijgen op een WGA-uitkering, die u volgens UWV moet betalen? Dan betalen we voor hen wel een vergoeding van de WGA-uitkering. Wij betalen deze vergoeding rechtstreeks aan UWV.”Ook hiermee wordt uitdrukkelijk de mogelijkheid van een voorwaardelijk aanspraak onder de polis gecreëerd die blijft bestaan als de verzekering eindigt en die vatbaar is voor overgang onder algemene titel.
4.15.
De conclusie luidt dan ook dat de voorwaardelijke aanspraak van Stokvis is overgegaan op Reco, en dat Reco zich met het materialiseren van de schade onder de polis, kan wenden tot NV Schade. De overige grondslagen die Reco voor haar vorderingen tot dekking onder de polis heeft aangevoerd, kunnen daarmee dan ook onbesproken blijven.
4.16.
Nu NV Schade de aanspraak van Reco onder de polis van Stokvis heeft afgewezen, geldt dat de door Reco primair gevorderde verklaring voor recht onder I toewijsbaar is. Dat geldt ook voor de gevorderde betaling van de reeds betaalde, en door het UWV op Reco verhaalde WGA-uitkeringen van € 22.581,23 en de toekomstige termijnen. De wettelijke rente daarover zal worden toegewezen op de wijze zoals door Reco is gevorderd.
Buitengerechtelijke kosten en proceskosten
4.17.
Dat Reco buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 BW heeft gemaakt, is verder niet betwist. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is evenwel hoger dan het in het Besluit buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, waarbij zij voor wat betreft de hoogte van de te hanteren hoofdsom van de schade zal uitgaan van een in redelijkheid vast te stellen schadebedrag van € 70.000,- (gelet op een schatting van de op dit moment verschuldigde uitkeringen). NV Schade zal daarom worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 1.475,-, als vergoeding voor door Reco gemaakte buitengerechtelijke kosten.
4.18.
NV Schade zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De proceskosten worden begroot op € 4.357,99, bestaande uit € 2.042,- voor betaald griffierecht en een vergoeding salaris advocaat van € 2.228,- (liquidatietarief berekend op basis van 2 punten x € 1.114 ,- (tarief IV)) en € 87,99 aan verschotten. Voor een veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert, voor zover deze worden gemaakt en zich thans laten begroten. De rechtbank zal de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief als na te melden.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
4.19.
NV Schade heeft tot slot verweer gevoerd tegen de door Reco gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis. Zij heeft de rechtbank subsidiair verzocht Reco te veroordelen om vervangende zekerheid te stellen op grond van artikel 233 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). NV Schade stelt dat Reco geen belang heeft bij de uitvoerbaar bij voorraadverklaring. Zij heeft voorts gewezen op het restitutierisico dat zou bestaan indien de vorderingen van Reco in hoger beroep alsnog worden afgewezen. Reco heeft betwist geen belang te hebben bij de uitvoerbaar bij voorraadverklaring. Zij betwist eveneens dat sprake zou zijn van een restitutierisico, nu zij een kapitaalkrachtige onderneming is.
4.20.
Bij de beoordeling van een vordering op grond van artikel 233 Rv dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij de belangenafweging moet de kans van slagen van een eventueel aan te wenden rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing blijven en wordt degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (vergelijk HR 20 maart 2015 ECLI:NL:HR:2015:688).
4.21.
Dat Reco geen belang zou hebben bij de uitvoerbaar bij voorraadverklaring, is door NV Schade in het geheel niet toegelicht, zodat deze stelling wordt verworpen. Omdat NV Schade ook haar stelling dat sprake zou zijn van een restitutierisico niet heeft toegelicht zal de rechtbank, mede gelet op de betwisting daarvan door Reco, ook aan deze stelling voorbij gaan. De veroordelingen zullen dan ook uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat NV Schade de WGA-basisaanvraag van Reco van 2 september 2019 inzake [A] ten onrechte heeft afgewezen en dat NV Schade gehouden is Reco dekking te verlenen onder de WGA-basisverzekering met polisnummer [nummer] in het kader van de WGA-uitkering van [A] ;
5.2.
veroordeelt NV Schade om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Reco te betalen het bedrag van € 22.581,23, zijnde het op datum van dagvaarding door Reco aan het UWV voldane bedrag terzake de aan [A] betaalde maandelijkse WGA-uitkeringen, en veroordeelt NV Schade zulks te blijven vergoeden tot het moment dat dit WGA-risico niet langer op Reco door het UWV wordt verhaald, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW daarover vanaf het moment van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt NV Schade tegen behoorlijk bewijs van kwijting ex artikel 6:96 lid 2 BW tot vergoeding van de redelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 1.475,-;
5.4.
veroordeelt NV Schade in de proceskosten, aan de zijde van Reco tot dusver begroot op € 4.357,99, en begroot de nakosten op € 163,-, in geval van betekening te vermeerderen met € 85,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen met ingang van de vijftiende dag na heden indien zij niet binnen veertien dagen na heden zijn voldaan;
5.5.
verklaart de veroordelingen onder 5.2., 5.3. en 5.4. uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst de vorderingen voor het overige af;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Boogers en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: