ECLI:NL:RBDHA:2021:12779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
09/051226-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor betrokkenheid bij steekpartijen in Den Haag

Op 22 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij twee steekpartijen in Den Haag in 2019 en 2020. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 11 oktober 2020 tijdens een woordenwisseling met slachtoffer 1, met een mes in haar buik heeft gestoken, wat resulteerde in een poging tot zware mishandeling. Daarnaast werd de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor een steekincident op 8 september 2019, waarbij slachtoffer 2 in zijn rug werd gestoken, wat gekwalificeerd werd als poging tot doodslag.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en slachtoffers in overweging genomen, evenals de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank achtte de bewijsmiddelen voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien het gebruik van een mes en de gevolgen voor de slachtoffers. De verdachte had geen strafblad voor geweldsdelicten, maar de rechtbank vond de omstandigheden van de feiten ernstig genoeg om een gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op drie jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/051226-21
Datum uitspraak: 22 november 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid Oost, locatie Evertsoord Ter Peel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 9 juni 2021 (pro forma), 24 augustus 2021 (pro forma) en 8 november 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. G. Özveren naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 11 oktober 2020 te ‘s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in haar buik(streek), althans in haar lichaam, heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 11 oktober 2020 te ‘s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in haar buik(streek), althans in haar lichaam, heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 11 oktober 2020 te ‘s-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft mishandeld, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in haar buik(streek), althans in haar lichaam, gestoken/geprikt;
2
zij op of omstreeks 8 september 2019 te ‘s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in zijn rug, althans in zijn lichaam, heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 8 september 2019 te ‘s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in zijn rug, althans in zijn lichaam heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 8 september 2019 te ‘s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft mishandeld, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in zijn rug, althans in zijn lichaam, gestoken/geprikt.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
De verdachte wordt verdacht van betrokkenheid bij twee geweldsincidenten.
Omstreeks 11 oktober 2020 vond bij de woning van aangeefster [slachtoffer 1] een woordenwisseling plaats tussen de verdachte en haar vriend [naam vriend verdachte] . Vervolgens ontstond een woordenwisseling tussen de verdachte en [slachtoffer 1] . Tijdens deze ruzie stapte [slachtoffer 1] opeens achteruit, zakte in elkaar en viel op de grond. De verdachte is tijdens de val van [slachtoffer 1] weggerend. Ter plekke bleek direct dat [slachtoffer 1] een steekwond in haar buik had.
Op 8 september 2019 heeft tussen [slachtoffer 2] en een neef van verdachte, [naam neef verdachte] , een worsteling plaatsgevonden. De verdachte, haar moeder en [naam vriendin slachtoffer 2] (de vriendin van [slachtoffer 2] , hierna: [naam vriendin slachtoffer 2] ) waren bij dit incident aanwezig. Direct na de worsteling bleek dat de [slachtoffer 2] een steekwond in zijn rug had. [slachtoffer 2] kreeg vervolgens een klaplong. In het ziekenhuis is geconstateerd dat [slachtoffer 2] een longbloeding had.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het de verdachte is geweest die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestoken, en zo ja of de feiten gekwalificeerd kunnen worden als poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling of mishandeling.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit, omdat verklaringen van een drietal getuigen onbetrouwbaar zouden zijn en voor het overige in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. De rechtbank zal – voor zover van belang – bij de bewijsoverwegingen nader ingaan op de specifieke (bewijs)verweren van de raadsman.
3.4.
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020306057, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, districtsrecherche Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 239).
Ten aanzien van feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 11 oktober 2020,
voor zover inhoudende (p. 50 t/m 52);
Op 11 oktober 2020 was ik in mijn woning aan de [adres] te Den Haag. Ik wilde naar bed gaan maar hoorde dat [naam] een discussie had op straat. Ik deed de voordeur open en zag [naam] discussiëren op straat met mijn nichtje [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] met haar rechterhand opzettelijk en met kracht stekende beweging in de richting van mij buik maakte. Ik voelde direct een intense stekende pijn aan de linkerzijde van mijn buik. Ik keek naar mijn buik en zag dat er bloed uit mijn buik liep. Ik wist meteen dat ik was neergestoken. Ik viel door de pijn direct op de grond.
2. Het geschrift, te weten een brief van M.E. van der Loo (arts-assistent) en A.H.P.
Niggebruge (traumachirurg), opgemaakt op 11 oktober 2020, voor zover inhoudende
(p. 61);
[slachtoffer 1] bezocht op 11 oktober 2020 de afdeling Spoedeisende Hulp, HMC Westeinde.
Reden van komst: Steekverwonding buik.
Aanvullend onderzoek: Oppervlakkige wekedelenlaceratie in de subcutis van de linker
onderbuik reikend tot aan de musculatuur.
Voorlopige diagnose: Steekverwonding abdomen, beperkt tot de subcutis.
3. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , opgemaakt op 11 oktober
2020, voor zover inhoudende (p. 73 t/m 76);
A: Ik stond achter mijn dochter. Ik zag dat zij mijn dochter neerstak met een mes.
V: Het slachtoffer is uw dochter?
A: Ja dat is [slachtoffer 1] .
V: Wat weet u allemaal van de verdachte?
A: Zij heet [verdachte]
(….)
V: Wat hoorde u toen [slachtoffer 1] dit tegen de verdachte had gezegd.
A: [slachtoffer 1] zei nog we gaan kijken hoe sterk je bent en toen pakte [verdachte] een mes en stak mijn dochter neer.
V: Waar stond u toen [verdachte] uw dochter neerstak?
A: Ik heb verklaard dat ik en de kinderen buiten stonden. Mijn dochter was erg verrast.
Mijn dochter werd neergestoken en is toen in elkaar gezakt.
V: In welke hand had [verdachte] het mes?
A: In haar rechterhand.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , opgemaakt op 11 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 94 en 95);
Op 11 oktober 2020 was ik in de gemeente ’s-Gravenhage. Ik ben de [naam straat 1] ingereden. Ik zag dat een vrouw door een man werd gedragen. Ik zag dat de vrouw werd neergelegd op de grond. Ik zag dat de vrouw in haar buik, links van het midden, een steekwond had zitten van ongeveer 1 - 1.5 cm. Ik zag dat er langzaam bloed uit de wond liep. Het slachtoffer bleek te zijn: [slachtoffer 1] .
5. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , camerabeelden [naam straat 2] te Den Haag van 10 en 11 oktober 2020, opgemaakt op 16 december 2020, voor zover inhoudende (p. 102 en 103);
De camera stond ten tijde van het incident gericht op de [naam straat 1] . Op de
camerabeelden was het volgende te zien:
10 oktober 2020
23:57:42 uur
Een klein persoon loopt vanaf de bus naar 2 mannen die ter hoogte van perceel [adres]
staan. De kleine persoon is vermoedelijk een vrouw. De vrouw zal
worden aangeduid als vrouw 1. Vrouw 1 richt zich op getuige [naam vriend verdachte] . Ze spreekt hem
kennelijk aan, grijpt hem vast en duwt hem naar achteren. Er komt een persoon uit het
portiek/woning lopen. Deze persoon blijkt later slachtoffer [slachtoffer 1] te zijn.
[slachtoffer 1] duwt een man opzij en richt zich meteen op vrouw 1. Enkele seconden
later komt er nog een persoon uit het portiek/woning lopen. Deze persoon is gekleed in
een oranje/roze badjas en blijkt later [getuige] te zijn.
23:58:39 uur
Vrouw 1 en [slachtoffer 1] staan tegen elkaar aan te duwen en hebben kennelijk ruzie met elkaar. Opeens stapt [slachtoffer 1] achteruit en zakt in elkaar en valt op de grond. Vrouw 1 rent vervolgens weer terug in de richting van de witte bus. Een motoragent rijdt de [naam straat 1] in en stopt bij [slachtoffer 1] die op de grond ligt.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 november 2021;
Ik was op 11 oktober 2020 op straat bij de woning van [slachtoffer 1] in Den Haag. Ik had ruzie met mijn vriend. Vervolgens had ik een woordenwisseling met [slachtoffer 1] . Ik heb haar
vervolgens geduwd en ben weggegaan. Ik ben degene op de camerabeelden die [slachtoffer 1]
duwde.
Ten aanzien van feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 11 september
2010, voor zover inhoudende (p. 166 t/m 168);
Ik ben op 8 september 2019 op straat neergestoken. Ik heb met [naam vriendin slachtoffer 2]
het café verlaten. Ik zag vervolgens een drietal mensen om ons heen staan Dat waren een man, een jonge vrouw en een wat oudere vrouw. Ik zag toen dat één van hun mijn telefoon uit één van onze handen trok. Vervolgens zag ik dat die jongen mij probeerde te slaan. Vervolgens raakte ik in een soort worsteling waarbij ik hem wist te overmeesteren. Daarna zat ik bovenop hem en hield zijn handen vast. Ik heb hem daarna ook gewoon los gelaten. Vervolgens voelde ik nattigheid op mijn rug. Ik zag toen wel een beetje rood op mijn handen. Ik had de indruk dat het bloed was. [naam vriendin slachtoffer 2] is vervolgens naar mij toe gekomen. Zij heeft toen gezegd dat ik een gat in mijn rug had. Ik was dus gestoken ter hoogte van de onderzijde van mijn linker schouderblad. Thuis aangekomen is de ambulance voor mij gebeld. Vervolgens ben ik met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. In het ziekenhuis bleek dat ik een ingeklapte long had aan de linkerkant.
2. Het geschrift, te weten geneeskundige verklaring van Kleveren (arts), opgemaakt en
ondertekend op 23 september 2020, voor zover inhoudende (p. 175);
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 2] .
Omschrijving van het letsel. Linkerzijde (achterkant) snij/steekwond thorax.
Is er sprake van uitwendig bloedverlies? Ja
Gering? Ja
Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja
Is er vermoeden van inwendig bloedverlies? Ja, longbloeding
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht? 9/9/19
Overige van belang zijnde informatie. Drain geplaatst op SEH. Na 1 dag verwijderd.
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam vriendin slachtoffer 2] , opgemaakt op 6 november
2019, voor zover inhoudende (p. 177 t/m 181);
V: Wij willen je horen over een incident dat op zondagavond 8 september 2019 heeft
plaats gevonden. Het slachtoffer is [slachtoffer 2] .
V: En wat gebeurde er toen jullie het café verlieten?
A: Toen werden we een soort van aangevallen door die mensen omdat wij een telefoon
zouden hebben gestolen.
V: Hoeveel mensen waren dat?
A: Drie. Het was een oudere vrouw, een oudere man en vrouw van een jaar of 20 a 21.
V: Wat deden die vrouwen? Sloegen die ook?
A: Nee, alleen aan het einde. Tenminste die jonge vrouw.
Die oudere vrouw probeerde [slachtoffer 2] nog wel te tegen te houden. Maar zij was zo
dronken, dat dat ook niet lukte.
V: Het gebeurde er allemaal tussen [slachtoffer 2] en die man?
A: Die man probeerde [slachtoffer 2] iedere keer aan te vallen. Maar dan viel hij weer op de
grond. En dan begon hij weer te huilen.
V: Heb je gezien dat die man daarbij voorwerpen gebruikte? Bij dat rollebollen?
A: Nee, meer zijn handen. Geen voorwerpen.
V: Wat deed die jonge vrouw dan precies?
A: Ik zag dat die jonge vrouw [slachtoffer 2] op zijn rug sloeg.
V: Hoeveel keren sloeg zij [slachtoffer 2] op zijn rug?
A: Dat gebeurde één keer.
V: Kun je beschrijven hoe zij dat deed?
A: Ik vond dat zij hem heel raar sloeg. Zij sloeg alsof zij met haar vuist als een hamer op
zijn rug sloeg. Ik dacht toen: "Wat slaat die vrouw gek."
V: Nou is [slachtoffer 2] in zijn rug gestoken.
A: Ik denk dat dit inderdaad het moment was dat hij in zijn rug werd gestoken. Met die rare slaande beweging door die jonge vrouw. Die steekwond was ook precies op die plek op zijn rug, waar zij had geslagen.
V: Zijn er nog anderen als die jonge vrouw, die [slachtoffer 2] op die plek op zijn rug kunnen
hebben gestoken?
A: Nee.
V: Waarom denk je dat?
A: Omdat die man [slachtoffer 2] alleen via de voorkant probeerde aan te vallen. Maar omdat
hij dronken was, lukte dat niet echt.
4. De verklaring van [naam vriendin slachtoffer 2] , afgelegd op de terechtzitting van 8 november 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Die dame viel mijn vriend aan, bij zijn rug. De man en mijn vriend lagen te vechten op de grond. Toen kwam zij ineens en sloeg op zijn oor en zijn longen aan de achterkant. Dat is precies de plek waar hij gewond is geraakt. Ik heb niet iemand anders met een mes of voorwerp gezien. De man sloeg mijn vriend ook, maar niet op de plekken die ik net aangaf waar de vrouw sloeg.
5. Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , opgemaakt en ondertekend door de
rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank,
op 10 september 2021, voor zover inhoudende;
U vraagt mij of ik heb gehoord over het andere verhaal waar [verdachte] bij betrokken zou zijn, een steekpartij. Dat zij iemand had gestoken. Ik was daar niet bij. Ik werd gebeld. Zij zei:
“Kijk waar je broer is want ik heb iemand gestoken". Het was twee uur ’s nachts of één uur 's nachts. Zij heeft verteld dat de ruzie ging om een telefoon in de bar, dat mijn broer gedronken had en zijn telefoon thuis had gelaten. Hij dacht dat die telefoon van die jongen van hem was. Daar ging de ruzie over. U vraagt mij of ik dat van [verdachte] heb gehoord. Ja.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 november 2021,
voor zover inhoudende;
Op 8 september 2019 was ik bij de worsteling tussen de aangever en mijn neef in Den Haag aanwezig.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat de aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1
De betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige]
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verklaring die [getuige] bij de politie heeft afgelegd niet betrouwbaar is, omdat zij ten overstaande van de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij tijdens het steekincident in de woning lag te slapen, waardoor zij de verdachte en het steekincident niet heeft gezien. De rechtbank verwerpt dit verweer. In de eerste plaats hebben zowel de verdachte als [slachtoffer 1] verklaard dat [getuige] getuige was van het incident. Dit blijkt ook uit de uitwerking van de camerabeelden, waarop het incident te zien is en waarop te zien is dat de getuige ten tijde van het steken door de verdachte buiten erbij staat. Daarnaast heeft [getuige] direct na het incident bij de politie haar verklaring afgelegd. Deze is gedetailleerd en consistent met wat op de camerabeelden is te zien.
De rechtbank vindt daarom deze verklaring van [getuige] betrouwbaar, en zal deze gebruiken voor het bewijs.
Feitelijke toedracht
Op grond van de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de nacht van 10 op 11 oktober 2020 in Den Haag [slachtoffer 1] met een mes in haar buik heeft gestoken en dat [slachtoffer 1] als gevolg daarvan letsel heeft opgelopen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte [slachtoffer 1] alleen heeft geduwd en dat de verwonding van [slachtoffer 1] mogelijkerwijs is veroorzaakt doordat zij in beschonken toestand tegen een scherp voorwerp is aangelopen of door een val van de trap. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij, omdat de verdachte deze stellingen op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt.
Kwalificatie
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte met haar handelen, te weten steken van een mes in de buik van [slachtoffer 1] (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood, dan wel op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] .
Vrijspraak poging tot doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat het dossier hiervoor onvoldoende aanknopingspunten bevat. Er kan niet worden vastgesteld met welk soort mes is gestoken en ook niet of dat met kracht is gebeurd. Het bij [slachtoffer 1] aanwezige letsel geeft daarover geen uitsluitsel, nu de steekverwonding kennelijk beperkt is gebleven tot het onderhuidse weefsel (subcutis) en geen vitale organen zijn geraakt. Dat duidt er niet op dat met grote kracht is gestoken. Onder die omstandigheden kan niet bewezen worden dat er sprake was van een dusdanige steekverwonding dat daardoor de aanmerkelijk kans op overlijden door het slachtoffer is ontstaan.
Voorwaardelijk opzet op zware mishandeling
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen en zo ja, of de verdachte deze kans ook daadwerkelijk heeft aanvaard.
Het letsel van [slachtoffer 1] bestond uit een steekwond in de het onderhuidse weefsel van de buik. Hoewel het onduidelijk is wat voor mes de verdachte heeft gebruikt en met welke kracht zij heeft gestoken, bestond naar het oordeel van de rechtbank hierdoor wel de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de buik kwetsbare en vitale onderdelen van het lichaam bevinden, waardoor bij het steken de organen en spieren kunnen worden geraakt met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Door met een mes in [slachtoffer 1] ’s buik te steken, heeft de verdachte de kans dat zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan bewust aanvaard.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] in haar buik heeft gestoken met een mes. Dit geweld is te kwalificeren als poging tot zware mishandeling, zodat de rechtbank het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren.
Ten aanzien van feit 2
De betrouwbaarheid van de verklaring van [naam vriendin slachtoffer 2]
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verklaringen die [naam vriendin slachtoffer 2] heeft afgelegd bij de politie en ter terechtzitting niet betrouwbaar zijn, omdat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [naam vriendin slachtoffer 2] een fantast is, want zelf kan hij zich niets herinneren van een klap op zijn oor en hij weet niet hoe hij aan de verwonding op zijn rug is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat [naam vriendin slachtoffer 2] er enig belang bij heeft om in strijd met de waarheid een verklaring bij de politie en ter terechtzitting af te leggen.
Bovendien zijn beide verklaringen van [naam vriendin slachtoffer 2] gedetailleerd, consistent en worden zij ook (grotendeels) ondersteund door andere bewijsmiddelen, waardoor de rechtbank de verklaringen van [naam vriendin slachtoffer 2] betrouwbaar acht. Uit haar verklaringen komt met voldoende mate van betrouwbaarheid naar voren dat het de verdachte moet zijn geweest die de steekverwonding bij [slachtoffer 2] heeft toegebracht.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]
Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat de verklaring van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is. De verdachte en [slachtoffer 1] hebben al enige tijd ruzie met elkaar en [slachtoffer 1] verdenkt de verdachte ervan haar op 11 oktober 2020 te hebben gestoken met een mes. [slachtoffer 1] heeft dus voldoende redenen om een verklaring ten nadele van de verdachte af te leggen.
De rechtbank stelt op basis van het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , opgemaakt door de rechter-commissaris, vast dat zij in eerste instantie helemaal geen verklaring wilde afleggen over wat zij wist over het incident dat op 8 september 2019 heeft plaatsgevonden. Eerst nadat [slachtoffer 1] erop werd gewezen dat zij verplicht was antwoord te geven op vragen, heeft zij verklaard dat de verdachte haar had gebeld en had verteld dat zij iemand had neergestoken. Dit maakt de stelling van de verdediging, dat [slachtoffer 1] de verdachte opzettelijk en in strijd met de waarheid beschuldigt, niet aannemelijk.
Feitelijke toedracht
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte tijdens het incident aanwezig was. [naam vriendin slachtoffer 2] heeft gezien dat de jonge vrouw op enig moment met haar vuist op de rug van [slachtoffer 2] heeft geslagen op de plek waar later een steekwond is geconstateerd. Afgezien van [naam vriendin slachtoffer 2] was de verdachte de enige jonge vrouw die bij het incident betrokken was. De andere vrouw betrof de moeder van de verdachte. Verder heeft de verdachte diezelfde nacht tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij iemand had gestoken. Gelet hierop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte degene is geweest die [slachtoffer 2] in de rug heeft gestoken met een scherp voorwerp.
Voorwaardelijk opzet op de dood
Wederom dient de rechtbank de vraag te beantwoorden hoe het handelen van de verdachte gekwalificeerd moet worden. Voor de vraag of sprake is van een poging tot doodslag is het de vraag of de verdachte met haar handelen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] . Daarvan is, in voorwaardelijke zin, sprake indien de verdachte de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel in het leven heeft geroepen en deze kans ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte met kracht een scherp voorwerp in de rug van de [slachtoffer 2] heeft gestoken, gelet op de aard van het letsel en het feit dat de verdachte dit middels een slaande beweging met de vuist heeft gedaan. Het scherpe voorwerp is bovendien door de kleding van de [slachtoffer 2] heen gegaan en heeft geleid tot een steekwond in de rug ter hoogte van de longen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans groot is, dat bij het met kracht steken in de rug een vitaal orgaan wordt geraakt en dat dit tot de dood kan leiden. In dit geval heeft de verdachte ook daadwerkelijk een vitaal orgaan geraakt. [slachtoffer 2] heeft immers een klaplong en een longbloeding opgelopen. De artsen hebben ook een drain bij [slachtoffer 2] moeten plaatsen. Gelet op het hiervoor genoemde is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door met kracht in de rug van [slachtoffer 2] te steken bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] door haar handelwijze zodanig geraakt en verwond zou worden dat hij daardoor zou komen te overlijden.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] met een scherp voorwerp en met kracht in zijn rug heeft gestoken. Dit geweld is te kwalificeren als poging tot doodslag, zodat de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
feit 1 (subsidiair):
zij omstreeks 11 oktober 2020 te ‘s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] eenmaal met een mes in haar buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 (primair):
zij op 8 september 2019 te ‘s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] eenmaal, met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat en de strafmodaliteit geen verweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en een poging tot doodslag. Het steken van personen met een mes/scherp voorwerp gebeurt veelvuldig op heimelijke wijze, omdat het regelmatig handzame voorwerpen zijn die, net zoals bij de onderhavige feiten het geval was, niet door de (beoogde) slachtoffers worden gezien. Tegelijkertijd wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en kunnen dergelijke daden fatale gevolgen voor de slachtoffers hebben. Deze feiten hebben zich bovendien in de openbaarheid afgespeeld, waardoor de gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij worden versterkt. Dit soort delicten worden om voornoemde redenen zwaar bestraft.
Doordat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestoken met een mes/scherp voorwerp, hebben zij (ernstig) letsel opgelopen. Dat [slachtoffer 1] geen ernstiger letsel heeft opgelopen en [slachtoffer 2] niet dodelijk is getroffen, zijn gelukkige omstandigheden die niet aan de verdachte te danken zijn. Het baart de rechtbank grote zorgen dat de verdachte tot tweemaal toe uit het niets, al dan niet onder invloed van alcohol, en kennelijk in een situatie waarin zij boos is, over is gegaan tot het steken van personen. Daarbij komt dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar daden. De rechtbank rekent het een en ander de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 juli 2021, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage van 11 mei 2021. Uit de rapportage volgt dat niet is vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis of verstandelijke handicap en/of een psychiatrische aandoening. Mogelijk is er wel sprake van overmatig middelengebruik. Het recidiverisico wordt als matig beoordeeld. Mocht er sprake zijn van overmatig middelengebruik, dan kan de verdachte sneller impulsief en agressief reageren. Een interventieadvies ter voorkoming van recidive is niet zinvol.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 20 mei 2021. Hieruit volgt dat op de leefgebieden voldoende stabiliteit lijkt te zijn. Er is geen sprake van verslavingsproblematiek. Het recidiverisico is voor de reclassering niet in te schatten, omdat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft ontkend. De reclassering sluit aan bij de visie van de Pro Justitiarapporteur en ziet geen noodzaak voor het inzetten van interventies om het recidiverisico te verminderen.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank neemt daarbij wel mee dat de verdachte ten tijde van het plegen van de delicten een jonge leeftijd had, waardoor zij de gevolgen van haar handelen weliswaar had behoren te kennen, maar mogelijk niet volledig heeft kunnen overzien. Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf voor wat betreft de poging tot zware mishandeling aangeknoopt bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) waarvoor een gevangenisstraf van 140 dagen als uitgangspunt geldt. In afwijking van de eis van de officier van justitie, acht de rechtbank, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een gevangenisstraf van drie jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen zijn verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, subsidiair:poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2, primair:poging tot doodslag;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
mr. C.M.A. de Koning, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter,
mr. A.P. Sno, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.R. van der Klugt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2021.