ECLI:NL:RBDHA:2021:12775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
09/149968-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor meerdere diefstallen van tassen en goederen

Op 22 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van negen diefstallen van tassen en de inhoud daarvan. De verdachte, geboren in 1965 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel, werd beschuldigd van diefstallen die plaatsvonden in Den Haag, Schiphol en Rijswijk in de periode van juli 2020 tot juni 2021. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 6 september 2021 en 8 november 2021, waarbij de officier van justitie, mr. R.P. Tuinenburg, de vordering tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten heeft gedaan. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.B.M. Nohl, heeft gepleit voor vrijspraak, onder andere op basis van de onbetrouwbaarheid van de herkenningen door verbalisanten.

De rechtbank heeft de bewijsbeslissing genomen op basis van de getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door verschillende verbalisanten betrouwbaar waren, mede door de kwaliteit van de camerabeelden en de specifieke persoonskenmerken die door de verbalisanten werden genoemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen en heeft deze wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4], voor een bedrag van € 234,03, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/149968-21
Datum uitspraak: 22 november 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 6 september 2021 (pro forma) en 8 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg en van hetgeen door de raadsvrouw mr. A.B.M. Nohl naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – kort gezegd – op neer dat de verdachte zich op verschillende tijdstippen in de maand juli 2020 in Den Haag en de maanden maart, mei en juni 2021 in Schiphol, Den Haag en Rijswijk, schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van tassen met inhoud en/of de diefstal van diverse goederen zoals portemonnees met inhoud uit tassen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsvrouw bepleit dat de herkenningen van de verdachte door de verschillende verbalisanten als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt, waardoor niet kan worden uitgesloten dat er sprake is van een persoonsverwisseling. De rechtbank zal – voor zover van belang – bij de bewijsoverwegingen nader ingaan op de specifieke standpunten van de raadsvrouw.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met – behoudens de omstandigheid dat het hele bewijsmiddel voor het bewijs is gebruikt - de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat de aan de verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Toetsing van de herkenningen bij de feiten 2 tot en met 9
Bij het gebruik van herkenningen als bewijs dat het de verdachte is geweest die het hem ten laste gelegde heeft begaan, geldt als uitgangspunt dat hier door de rechter behoedzaam mee moet worden omgegaan. Dit uitgangspunt geldt temeer indien de herkenning het enige bewijsmiddel is op basis waarvan de betrokkenheid van de verdachte bij het hem ten laste gelegde kan worden vastgesteld. Bij het beantwoorden van de vraag of een herkenning betrouwbaar kan worden geacht, zijn onder meer de volgende factoren van belang: de kwaliteit en helderheid van de camerabeelden, de mate waarin de dader op de beelden duidelijk zichtbaar is en of en zo ja, in welke hoedanigheid en frequentie de waarnemer en de dader elkaar eerder hebben getroffen, alsmede of de herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de beelden in deze zaak van voldoende kwaliteit zijn om een herkenning mogelijk te maken. Het gaat immers om heldere kleurenbeelden waarop het gezicht en de kleding van de vermeende dader goed te zien zijn. Daarnaast is de herkenning van de verdachte door [verbalisant 2], welke herkenning de rechtbank heeft gebruikt als bewijsmiddel voor de feiten 2 tot en met 9, gebaseerd op specifieke persoonskenmerken van de verdachte, waaronder zijn wenkbrauwen, neus en oren. Tot slot overweegt de rechtbank dat de verdachte op basis van sommige beelden (bij de feiten 4, 6 en 7) door meerdere verbalisanten is herkend, wederom op basis van voldoende specifieke persoonskenmerken.
De rechtbank heeft op grond van het voorgaande de overtuiging gekregen dat de verdachte de persoon is die in de processen-verbaal betreffende de feiten 2 tot en met 9 op de camerabeelden is te zien.
De raadsvrouw heeft nog aangevoerd dat de verdachte op 17 juli 2020 gedetineerd zat, waardoor hij zich niet schuldig gemaakt kán hebben aan het onder feit 5 ten laste gelegde. Nog los van het feit dat deze stelling niet nader onderbouwd is door de verdediging en geen steun vindt in het dossier of het strafblad van de verdachte, wordt deze stelling weerlegd door de herkenning van de verdachte op basis van de camerabeelden. De rechtbank gaat daarom voorbij aan dit verweer van de verdediging.
Modus operandi
De rechtbank overweegt voorts dat er op belangrijke punten overeenkomsten zijn in de modus operandi bij de feiten 2 tot en met 9. In de eerste plaats zijn alle slachtoffers dames, terwijl een aanzienlijk deel van deze dames al op leeftijd is. Daarnaast hebben alle feiten plaatsgevonden in supermarkten of schoenenwinkels, waar de verdachte de slachtoffers enige tijd in de gaten heeft gehouden en is gevolgd, waarna hij op een onbewaakt ogenblik de tas of iets uit de tas van de slachtoffers heeft weggenomen. Deze modus operandi is weliswaar niet uitzonderlijk specifiek, maar toch in die mate specifiek dat deze, in combinatie met de herkenningen, bijdraagt aan de overtuiging dat het in alle gevallen de verdachte is geweest die de onder 2 tot en met 9 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde diefstallen heeft gepleegd.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
feit 1:
hij op 7 juni 2021 te Schiphol een rugtas met inhoud (te weten een paspoort en een verblijfsdocument en 650 euro) die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2:
hij op 2 maart 2021 te ’s-Gravenhage een handtas en een portemonnee met inhoud (te weten 90 euro en een verzekeringspas en een
ov-kaart) die toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3:
hij op 8 maart 2021 te ’s-Gravenhage een portemonnee met inhoud (te weten een bankpas en een identiteitskaart) die toebehoorde aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4:
hij op 19 maart 2021 te Rijswijk een portemonnee met inhoud (te weten 50 euro en een identiteitskaart en een bankpas en een zorgpas) die toebehoorde aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5:
hij op 17 juli 2020 te ’s-Gravenhage een pakje shag en een portemonnee met inhoud (te weten een zorgpas en een ziekenhuispas en een ooievaarspas en een rijbewijs en een bankpas en een identiteitskaart) die toebehoorden aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6:
hij op 20 juli 2020 te ’s-Gravenhage een portemonnee met inhoud (te weten een identiteitskaart en een bankpas) die toebehoorde aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 7:
hij op 25 juli 2020 te ’s-Gravenhage een tas en een mobiele telefoon en 1,50 euro die toebehoorden aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 8:
hij op 3 juli 2020 te ’s-Gravenhage een portemonnee met inhoud (te weten een rijbewijs en een zorgpas en een bankpas en een
ov-jaarkaart) die toebehoorde aan [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 9:
hij op 23 mei 2021 te ’s-Gravenhage een tas met
inhoud(te weten een portemonnee en 15 euro en twee verblijfsvergunningen en een museumkaart en een verzekeringspas en een fles en een bankpas) die toebehoorde aan [slachtoffer 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert de in het dictum genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verschillende omstandigheden aangevoerd op basis waarvan zij heeft bepleit dat de door de officier van justitie geëiste straf gematigd dient te worden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van bijna een jaar schuldig gemaakt aan in totaal negen diefstallen, waarbij hij op brutale wijze de tassen en/of portemonnees met inhoud uit de tassen van zijn slachtoffers heeft gestolen. De verdachte heeft hierbij stelselmatig gehandeld, door de feiten (op één na) telkens te begaan in supermarkten en winkels in Den Haag en Rijswijk, waarbij hij zijn slachtoffers telkens op een soortgelijke manier is gevolgd en heeft benaderd, om vervolgens op een onbewaakt moment de tassen te stelen of uit die tassen portemonnees en andere goederen van de slachtoffers te stelen. De rechtbank acht het ook bijzonder kwalijk dat de verdachte voornamelijk oudere en deels kwetsbare vrouwen tot slachtoffer heeft gemaakt. Ook bij het wegnemen van de tas op Schiphol heeft de verdachte brutaal gehandeld. In plaats van respect te tonen voor de eigendommen van zijn slachtoffers, heeft de verdachte kennelijk slechts oog gehad voor zijn eigen financiële belangen. Daarbij komt dat de verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 oktober 2021. Hieruit volgt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat hij al meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder zakkenrollerij. Ook heeft de verdachte op 12 september 2018 de maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD-maatregel) opgelegd gekregen vanwege het veelvuldig plegen van soortgelijke strafbare feiten. Dat de verdachte zich nu wederom schuldig heeft gemaakt aan dit soort feiten weegt de rechtbank in zijn nadeel mee bij de straftoemeting.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf voorts rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafmodaliteit en strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de hoeveelheid feiten en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 284,03, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding en hij heeft daarbij gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij de vordering onvoldoende heeft onderbouwd en dat de vordering om die reden afgewezen dan wel gematigd dient te worden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 4 bewezenverklaarde feit. De verdachte heeft immers de portemonnee met inhoud van de benadeelde partij gestolen. Bij de vaststelling van de hoogte van het schadebedrag zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de goederen zoals genoemd in de aangifte. Omdat de benadeelde partij in de aangifte heeft verklaard dat zij niet twee, maar slechts één biljet van 50 euro in haar portemonnee had toen deze werd weggenomen, zal de rechtbank daarvan uitgaan. De rechtbank acht het overige deel van de in de vordering genoemde posten voldoende onderbouwd. Dit betekent dat een bedrag van € 234,03 aan materiële schade voor toewijzing in aanmerking komt. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 maart 2021, omdat vast is komen te staan het strafbare feit op die datum is gepleegd en dat de schade dus op dat moment is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 234,03, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 maart 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4] . Indien het verschuldigde bedrag niet wordt betaald of kan worden verhaald, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 4 dagen. Toepassing van de gijzeling heft de opgelegde betalingsverplichting niet op.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:diefstal;
ten aanzien van feit 2:diefstal;
ten aanzien van feit 3:diefstal;
ten aanzien van feit 4:diefstal;
ten aanzien van feit 5:diefstal;
ten aanzien van feit 6:diefstal;
ten aanzien van feit 7:diefstal;
ten aanzien van feit 8:diefstal;
ten aanzien van feit 9:diefstal;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] deels toe tot een bedrag van € 234,03, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 maart 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 234,03, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 maart 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 4 (vier) dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Sno, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.R. van der Klugt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 7 juni 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een rugtas met inhoud (te weten een paspoort en/of een verblijfsdocument en/of 650 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 2 maart 2021 te ’s-Gravenhage een handtas en/of een portemonnee met inhoud (te weten 90 euro, althans enig geldbedrag en/of een verzekeringspas en/of een ov kaart), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te ’s-Gravenhage een portemonnee met inhoud (te weten een bankpas en/of een identiteitskaart), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 19 maart 2021 te Rijswijk een portemonnee met inhoud (te weten 50 euro, althans enig geldbedrag en of een identiteitskaart en/of een bankpas en/of een zorgpas), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op of omstreeks 17 juli 2020 te ’s-Gravenhage een pakje shag en/of een portemonnee met inhoud (te weten een zorgpas en/of een ziekenhuispas en/of een ooievaarspas en/of een rijbewijs en/of een bankpas en/of een identiteitskaart), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op of omstreeks 20 juli 2020 te ’s-Gravenhage een portemonnee met inhoud (te weten een identiteitskaart en/of een bankpas), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7
hij op of omstreeks 25 juli 2020 te ’s-Gravenhage een tas en/of een mobiele telefoon (Motorola G6 plus) en/of 1,50 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8
hij op of omstreeks 3 juli 2020 te ’s-Gravenhage een portemonnee met inhoud (te weten een rijbewijs en/of een zorgpas en/of een bankpas en/of een ov jaarkaart), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
9
hij op of omstreeks 23 mei 2021 te ’s-Gravenhage een tas met innhoud (te weten een portemonnee en/of 15 euro, althans enig geldbedrag en/of twee/een verblijfsvergunning(en) en/of een museumkaart en/of een verzekeringspas en/of een fles en/of een bankpas), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal met de volgende nummers:
- PL27RP/21-039269 (hierna: proces-verbaal A), van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Politie & Beveiliging;
- PL1500-2021059873 (hierna: proces-verbaal B), van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid;
- PL1500-2021066016 (hierna: proces-verbaal C), van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid;
- PL1500-2021077802 (hierna: proces-verbaal D), van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft;
- PL1500-2020210736 (hierna: proces-verbaal E), van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid;
- PL1500-2020214414, (hierna: proces-verbaal F), van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid;
- PL1500-2020220203, (hierna: proces-verbaal G), van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West;
- PL1500-2020193847, (hierna: proces-verbaal H), van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West;
- PL1500-2021148398, hierna: proces-verbaal I), van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid.
De processen-verbaal zijn, inclusief bijlagen, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 190.
Feit 1:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 7 juni 2021, inclusief goederenbijlage, proces-verbaal A, voor zover inhoudende (p. 33, 34 en 36):
Op 7 juni 2021 zat ik op het terras van het Burger King restaurant op de luchthaven Schiphol. Ik zat daar met mijn trolley met daarop mijn bagage en mijn rugtas. Ik zag vervolgens een man met mijn tas om zijn schouder weglopen richting de uitgang naar buiten. De man die mij erop attendeerde dat de man er met mijn rugzak vandoor ging was ook achter de man aangerend en heeft hem bij zijn armen vastgepakt. Ik zag dat daarna een beveiligingsbeambte van Securitas ook aankwam en de man ook vastpakte en deze meenam naar het politiebureau.
Goederenbijlage: rugtas, paspoort, verblijfsdocument, bankbiljet totale waarde: 650 EUR.
2. Het proces-verbaal van verhoor [getuige] , opgemaakt op 7 juni 2021, proces-verbaal A, voor zover inhoudende (p. 37):
Op het moment dat ze uit elkaar gingen zag ik dat een van de mannen een tas pakte van een bagagekar. Ik zag dat dit niet zijn tas was, omdat hij al die tijd zonder tas stond. Ik zag dat hij met zijn rechterhand een zwarte tas pakte en direct om zijn schouder deed. Ik zag nadat hij de tas om zijn schouder deed direct weg liep richting de uitgang van de luchthaven. Ik zei tegen mijn vriend dat een man een tas steelt van een passagier. Ik wees de vermoedelijke dader aan, waarop mijn vriend opstond en direct achter hem aan ging en hem vast pakte. Ik zag dat de Marechaussee ter plaatse kwam en de man die verdacht werd van diefstal meenam naar het bureau.
3. Het proces-verbaal, opgemaakt op 7 juni 2021, proces-verbaal A, p. 40:
12:07:40 camera PC012: verdachte zie je duidelijk zonder tas
bovenaan het beeld lopen, langs de linker zijde, van de Starbucks Coffee.
12:07:42 camera PC012: verdachte zie je een tas pakken en om
zijn linker schouder hangen.
12:07:49 camera PC012: twee burgers rennen richting de verdachte en wijzen hem duidelijk aan.
12:07:49 camera PC012: De verdachte ziet dat hij achterna gezeten word en zet de eerder benoemde tas op de grond
12:07:51 camera PC012: verdachte word staande gehouden.
Feit 2:
4. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 2 maart 2021, proces-verbaal B, voor zover inhoudende (p. 41):
Ik ben eigenaar van een zwarte dames handtas. In mijn damestas had ik onder andere mijn portemonnee met daarin een verzekeringspas, een persoonlijke OV-pas en ongeveer 90 euro contant geld. Op 2 maart 2021 bevond ik mij in de supermarkt Albert Heijn te Stede in Den Haag. Ik hing vervolgens mijn handtas aan het metalen haakje bovenop de winkelkar. Op een gegeven moment merkte ik dat mijn handtas van de winkelwagen verdwenen was. Ik begreep van de medewerker dat hij mijn handtas bij de groenteafdeling terug had gevonden. Ik keek toen in mijn tas en ik zocht mijn portemonnee. Ik zag dat mijn portemonnee niet meer in mijn tas zat.
5. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , opgemaakt op 1 april 2021, proces-verbaal B, voor zover inhoudende (p. 45 en 46):
Ik zag dat er een man een winkelmand pakte en door de klaphekjes heen de winkel in liep. Ik zag dat hij naar de zwarte handtas keek die voorin het winkelwagentje stond. Ik zag dat hij een paar stappen van het fruiteiland wegliep en om zich heen keek. Ik zag dat de man weer naar de zwarte handtas in het winkelwagentje keek en hierna wegliep.
Ik zag dat de man een winkelmandje vasthad met daarin een zwarte handtas. Ik zag dat de man de mand met daarin de handtas direct rechts in het gangpad neerzette en daarna doorliep in de richting van de kassa’s.
6. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , opgemaakt op 4 april 2021, proces-verbaal B, pagina’s 47 t/m 49.
Feit 3:
7. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 8 maart 2021, inclusief goederenbijlage, proces-verbaal C, voor zover inhoudende (p. 76 en 79):
Ik doe aangifte namens mijn moeder [slachtoffer 3] . Op 8 maart 2021 werd ik gebeld door mijn moeder. Ik hoorde van haar dat haar portemonnee tijdens het doen van boodschappen was weggenomen. Ik hoorde van mijn moeder dat ze op 8 maart 2021 boodschappen was doen bij een filiaal van de Albert Heijn, gevestigd in Den Haag. Ik hoorde van haar dat ze haar tas aan de voorzijde van de rollator had gehangen. In de tas had ze haar portemonnee opgeborgen en de tas was afgesloten met een rits. Ik hoorde van mijn moeder dat ze een klein stukje van haar rollator afstond. Ik hoorde van haar dat toen ze zich omdraaide zag dat de rits van haar tas openstond.
Bijlage goederen: portemonnee, bankbescheiden (pas) en ID-kaart.
8. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , opgemaakt op 8 maart 2021, proces-verbaal C, voor zover inhoudende (p. 80):
Ik zag om 11:36:07 op camera 3 een vrouw met een rollator, mij bekend als slachtoffer. Ik zag dat zij bij het koelschap stond. Tevens zag ik een man, hierna te noemen verdachte, bij een ander schap staan. Ik zag dat de vrouw wegliep, het beeld uit. Ik zag dat de verdachte naar haar keek. Ik zag dat de verdachte achter haar aan liep. Ik zag dat als de vrouw stopte met lopen, de verdachte ook stopte met lopen, en dat als de vrouw weer begon te lopen, de verdachte ook weer begon te lopen. Ik zag om 11:37:13 op camera 4 dat de vrouw weg keek van de verdachte. Ik zag dat de verdachte een stap naar voren zette, licht hurkte, en met zijn arm richting het tasje van de vrouw ging. Ik zag dat zijn rechterhand bij het tasje van de vrouw zat. Ik zag om 11:38:48 dat de man weer met zijn rechterhand in de tas van de vrouw ging. Ik zag dat de man een witte portemonnee uit de tas haalde. Ik zag dat de man in versneld tempo weg liep.
9. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , opgemaakt op 4 april 2021, proces-verbaal B, pagina’s 47 t/m 49.
Feit 4:
10. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , opgemaakt op 19 maart 2021, proces-verbaal D, voor zover inhoudende (p. 82):
Op 19 maart 2021 was ik in de Albert Heijn te Rijswijk. Toen ik wilde afrekenen bij de kassa zag ik dat mijn portemonnee niet meer in mijn jute tas zat. Mijn jute tas hing aan een haakje aan de achterkant in mijn winkelwagen. In mijn portemonnee zat een briefje van 50 euro, mijn ABN Amro bankpas, mijn ziekenhuispas en ID-kaart.
11. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] , opgemaakt op 26 maart 2021, proces-verbaal D, voor zover inhoudende (p. 92 en 93):
Ik zag dat er een man met een winkelwagentje door het klaphekje de winkel in liep. Ik zag de man naar de winkelwagen kijken die de vrouw bij zich had. Ik zag dat de man voor het winkelwagentje stopte en weer in het winkelwagentje keek. Ik zag de man stil blijven staan bij de winkelwagen van de vrouw. Ik zag de man met zijn arm de winkelwagen van de vrouw in gaan. Ik zag dat de man naar de vrouw keek en vervolgens zijn arm terughaalde uit de winkelwagen. Ik zag de man met een versnelde pas naar de ingang van de winkel lopen. Ik zag de man toen de winkel uitlopen.
12. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , opgemaakt op 24 maart 2021, proces-verbaal D, pagina 88.
13. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , opgemaakt op 4 april 2021, proces-verbaal B, pagina’s 47 t/m 49.
Feit 5:
14. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , opgemaakt op 17 juli 2020, proces-verbaal E, voor zover inhoudende (p. 94):
Ik ben de rechtmatige eigenaar van een nieuw pakje shag van het merk Rancho en de zwarte portemonnee met daarin de volgende goederen: zorgpas, HAGA ziekenhuis Westeinde pas, ooievaarspas, rijbewijs, bankpas en ID-kaart. Mijn portemonnee en pakje shag zijn gestolen terwijl ik boodschappen aan het doen was. Op 17 juli 2020 liep ik supermarkt Albert Heijn in, gelegen aan het Gouverneurplein in Den Haag. Ik pakte een winkelwagen en zette mijn boodschappenkar op het rek van de winkelwagen. Ik kan u vertellen dat de rits van mijn boodschappenkar dicht zat. In een voorvak van mijn boodschappenkar zaten mijn portemonnee en pakje shag. Ook dit voorvak had ik dicht geritst. Toen ik even later bij de kassa aankwam en wilde afrekenen, opende ik de rits van het voorvak van mijn boodschappenkar. Ik keek en voelde in het voorvak en zag en voelde dat mijn portemonnee en pakje shag hier niet meer in lagen en geheel waren weggenomen.
15. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , opgemaakt op 1 april 2021, proces-verbaal E, voor zover inhoudende (p. 99 en 100):
Ik zag dat er op 14:12:42 een vrouw in beeld verscheen, hierna te noemen: aangever. Ik zag dat er op 14:12:45 een man in beeld verscheen, hierna te noemen: verdachte. Ik zag om 14:13:25 dat de rits van de kar van aangever openstond. Ik zag dat de verdachte in de richting van de kar bleef kijken. Ik zag dat, toen aangever een stap weg deed van haar kar de verdachte weer richting haar kar stapte. Ik zag dat de verdachte niets in zijn handen vast had. Ik zag dat de verdachte een halve slag draaide en met zijn rechterzijde weer bij de kar ging staan. Ik zag dat de verdachte iets door zijn benen heen zakte en met zijn rechterhand een beweging naar beneden maakte. Ik zag dat de verdachte zich vervolgens weer omdraaide en iets overgaf van zijn linker naar zijn rechterhand. Ik zag dat de verdachte een blauw pak met wit vlak in zijn handen had, vermoedelijk shag. Ik zag dat onder het pak shag nog een donker voorwerp zat. Ik zag op camera 1 dat de verdachte om 14:14:09 de winkel verliet met de goederen in zijn linkerhand.
16. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , opgemaakt op 4 april 2021, proces-verbaal B, pagina’s 47 t/m 49.
Feit 6:
17. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , opgemaakt op 20 juli 2020, proces-verbaal F, voor zover inhoudende (p. 102):
Ik doe aangifte van diefstal van mijn portemonnee. Op 20 juli 2020 ging ik naar de Albert Heijn op het Lorentzplein te ’s-Gravenhage om boodschappen te doen. Ik had in mijn karretje mijn tas gedaan, waarin ik onder andere mijn portemonnee had. Toen ik bij de zelfscankassa kwam, wilde ik afrekenen en zag ik dat mijn portemonnee niet meer in mijn tas zat. In mijn portemonnee zat verder geen geld maar wel mijn ID-kaart en mij bankpas.
18. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , opgemaakt op 21 juli 2020, proces-verbaal F, voor zover inhoudende (p. 105 en 106):
Ik zag op camera 1 de datum 20 juli 2020 staan. Ik zag om 15:57 uur aangever onder in beeld verschijnen. Ik zag dat er een man om 15:57 uur onderin het beeld verscheen. Ik zag dat de man op korte afstand achter de aangever aanliep. Ik zag dat de man alle keren dat de aangever met haar winkelwagen stil stond, kennelijk aandachtig in de richting van de tas van de aangever keek. Ik zag dat de aangever om 16:00 uur met haar winkelwagen stil stond en dat de man dicht tegen het winkelwagentje aan ging staan. Ik zag dat de man om zich heen keek, waarna hij zijn rechterhand in de tas van de aangever stak. Ik zag dat hij vervolgens een donkerkleurig voorwerp uit de tas van de aangever pakte. Ik zag dat de man hierna in de richting van de ingang van de supermarkt liep.
19. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , opgemaakt op 5 augustus 2020, proces-verbaal F, pagina’s 109 en 110.
20. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , opgemaakt op 4 april 2021, proces-verbaal B, pagina’s 47 t/m 49.
Feit 7:
21. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , opgemaakt op 5 augustus 2020, proces-verbaal G, voor zover inhoudende (p. 112):
Op 25 juli 2020 begaf ik mij in de schoenenzaak Nolten aan de Spuistraat te ’s-Gravenhage. Links van mij stond een bankje waar ik mijn handtas op zette. Ik bukte me even naar beneden om een paar schoenen aan te trekken. Hierdoor had ik heel kort, ik denk twee seconden, geen zicht op mijn tas die naast mij stond. Ik zag en hoorde dat er een verkoopster naar mij toe kwam en vroeg of ik mijn tas nog had. Ik keek links naast mij en ik zag dat mijn tas niet meer op het bankje stond. De verkoopster vertelde mij dat zij had gezien hoe een man met mijn tas voor zich houdende, de winkel was uitgelopen. Inmiddels heb ik mijn tas weer terug. Ik zag dat behalve mijn mobiele telefoon en een klein geldbedrag van ongeveer 1,50 euro, alles nog in mijn tas zat.
22. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] , opgemaakt op 13 augustus 2020, proces-verbaal G, voor zover inhoudende (p. 115 en 116):
14.16.48 uur: Op een bank onder in beeld zit een blanke vrouw met blond haar tot op haar schouder schoenen te passen. Naast haar op de bank ligt een blauwe tas. Dit blijkt aangeefster te zijn.
14.17.45 uur: de verdachte komt de winkel binnenlopen.
14.23.33 uur: de verdachte pakt (de rechtbank begrijpt: de tas)
van de aangeefster en verdwijnt onder in beeld van de camera.
14.23.35 uur: verdachte verschijnt in beeld van de camera. Hij heeft nu een tas voor zijn lichaam. Hij pakt deze over in zijn rechterhand en loopt richting uitgang.
23. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] , opgemaakt op 16 augustus 2020, proces-verbaal G, pagina 123.
24. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , opgemaakt op 4 april 2021, proces-verbaal B, pagina’s 47 t/m 49.
Feit 8:
25. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , opgemaakt op 3 juli 2020 inclusief goederenbijlage, proces-verbaal H, voor zover inhoudende (p. 126 en 128):
Op 3 juli 2020 was ik in de Albert Heijn gelegen aan het Kleine Loo te ’s-Gravenhage. Ik liep achter een winkelwagentje en mijn handtas, die afgesloten was middels een rits, had ik op het kinderzitje van de winkelwagen gezet. Toen ik als laatste appels pakte en deze in de winkelwagen legde zag ik dat mijn handtas openstond, de rits was opengemaakt en ik zag dat mijn portemonnee niet meer in mijn handtas zat.
Bijlage goederen: portemonnee, rijbewijs, zorgpas, bankbescheiden (pas) en reisdocument (jaarkaart).
26. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 9] , opgemaakt op 26 maart 2021, proces-verbaal H, voor zover inhoudende (p. 131 en 132):
Foto 1 te 14:23:44 uur zag ik dat de NN verdachte de Albert Heijn supermarkt binnen liep. Foto 2 te 14:23:57 uur zag ik dat de verdachte zijn focus al had gericht op het slachtoffer. Ik herken het slachtoffer van haar beschrijving uit de aangifte. Foto 7 te 14:26:01 uur: zag ik dat het slachtoffer bij de groenteafdeling was aangekomen. Ik zag dat ook de verdachte zijn slachtoffer achterna was gelopen tot bij de groenteafdeling. Zowel slachtoffer en de verdachte raken hier buiten het zicht van de beveiligingscamera’s. Ik verbalisant, kon het winkelwagentje van het slachtoffer niet zien. Ik kon wel vermoeden waar het winkelwagentje zich zou bevinden. Ik zag het hoofd en het bovenlichaam van de verdachte. Ik zag dat de verdachte snelle bewegingen maakte rondom de vermoedelijke positie van het winkelwagentje van het slachtoffer. Foto 8 te 14:26:31 uur zag ik dat de verdachte met grote haast wegliep van de groenteafdeling. Foto 9 te 14:26:34 uur zag ik dat de verdachte een zwart object uit zijn winkelmandje pakte. Dit object had voor mij, verbalisant, alle kenmerken van een donkerkleurige portemonnee met een metaalkleurig embleem. Foto 10 te 14:26:35 uur zag ik dat de verdachte met grote haast richting de kassa’s liep. Ik zag dat de verdachte de portemonnee met zijn rechterhand in zijn rechter achterzak van zijn broek deed.
27. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , opgemaakt op 4 april 2021, proces-verbaal B, pagina’s 47 t/m 49.
Feit 9:
28. Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , opgemaakt op 27 mei 2021 inclusief goederenbijlage, proces-verbaal I, voor zover inhoudende (p. 146 en 148):
Op 23 mei 2021 was ik met mijn zoon in de Van Haren, gevestigd te ’s-Gravenhage. Mijn handtas in de vorm van een uil, zette ik even naast mij, zodat ik wat meer ruimte had om mijn zoontje te helpen. Ik had mijn tas steeds dicht tegen mij aan staan. Op een gegeven moment voelde ik mijn tas niet meer tegen mij aan staan en keek direct op. Ik zag mijn tas niet meer. Mijn tas was verdwenen. Ik hoorde van omstanders dat een man van veertig a vijftig jaar oud, weg rende bij mij vandaan.
Bijlage goederen: tas, portemonnee, geld EUR 15,00, verblijfsvergunning op naam van [naam 2] , verblijfsvergunning op naam van [slachtoffer 9] , museumkaart, verzekeringspas, fles en bankbescheiden (pas).
29. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 10] , opgemaakt op 3 juni 2021, proces-verbaal I, voor zover inhoudende (p. 153 t/m 155):
Op 3 juni 2021 heb ik de aangeleverde camerabeelden van Van Haren gevestigd te Den Haag uitgekeken en verwerkt. Ik zag dat in de camerabeelden de datum 23 mei 2021 zichtbaar was.
13:20:21 uur: VD buigt naar voren bij de zitplaatsen.
13:20:22 uur: VD pakt een donkerkleurige tas beet die op de zitplaatsen staat.
13:20:23 uur: VD draait zich om in de richting van de trap met de tas in zijn rechterhand.
13:40:07 uur: VD loopt beeld in. VD heeft een zwarte tas over zijn rechterschouder. VD loopt richting de uitgang.
30. De gehele inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , opgemaakt op 7 juni 2021, proces-verbaal I, pagina 159.