In deze zaak heeft eiseres, die eerder een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft ontvangen wegens seksueel misbruik in 1995, een aanvullende uitkering aangevraagd omdat haar klachten zijn verergerd. In het primaire besluit van 20 april 2020 werd haar een uitkering van € 1.200,- toegekend. Na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 2.500,-. Eiseres was echter niet tevreden met deze uitkering en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 2 november 2020.
De rechtbank heeft de zaak op 19 oktober 2021 behandeld. Eiseres stelt dat zij ten onrechte geen vergoeding heeft gekregen voor het verlies van arbeidsvermogen en doet een beroep op de hardheidsclausule. De rechtbank overweegt dat uitkeringen voor immateriële schade tot 14 oktober 2014 konden worden aangevuld met uitkeringen voor financiële schade, maar dat dit beleid is gewijzigd. Sinds 15 oktober 2014 geldt een all-in beleid waarbij slachtoffers geen bewijsstukken meer hoeven te overleggen voor financiële schade.
De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft overwogen dat de omstandigheden van eiseres niet meebrengen dat er van het beleid afgeweken moet worden. Eiseres heeft in totaal al meer dan € 10.000,- ontvangen, wat hoger is dan het bedrag dat onder het nieuwe beleid zou zijn toegekend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.