ECLI:NL:RBDHA:2021:12732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
SGR 20/7401
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Schadefonds Geweldsmisdrijven ongegrond verklaard

In deze zaak heeft eiseres, die eerder een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft ontvangen wegens seksueel misbruik in 1995, een aanvullende uitkering aangevraagd omdat haar klachten zijn verergerd. In het primaire besluit van 20 april 2020 werd haar een uitkering van € 1.200,- toegekend. Na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 2.500,-. Eiseres was echter niet tevreden met deze uitkering en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 2 november 2020.

De rechtbank heeft de zaak op 19 oktober 2021 behandeld. Eiseres stelt dat zij ten onrechte geen vergoeding heeft gekregen voor het verlies van arbeidsvermogen en doet een beroep op de hardheidsclausule. De rechtbank overweegt dat uitkeringen voor immateriële schade tot 14 oktober 2014 konden worden aangevuld met uitkeringen voor financiële schade, maar dat dit beleid is gewijzigd. Sinds 15 oktober 2014 geldt een all-in beleid waarbij slachtoffers geen bewijsstukken meer hoeven te overleggen voor financiële schade.

De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft overwogen dat de omstandigheden van eiseres niet meebrengen dat er van het beleid afgeweken moet worden. Eiseres heeft in totaal al meer dan € 10.000,- ontvangen, wat hoger is dan het bedrag dat onder het nieuwe beleid zou zijn toegekend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7401

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. El Haddouchi),
en

Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hepping).

Procesverloop

In het besluit van 20 april 2020 (primair besluit) heeft verweerder een aanvullende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven van € 1.200,- toegekend aan eiseres.
In het besluit van 2 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en eiseres een uitkering toegekend van € 2.500,-.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2021 met behulp van een telefonische verbinding op zitting behandeld. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft eerder een uitkering ontvangen uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven wegens seksueel misbruik in 1995. Zij heeft daarna een aantal aanvullende aanvragen ingediend waarbij aanvullende uitkeringen aan haar zijn toegekend. Eiseres heeft opnieuw een aanvraag ingediend, omdat haar klachten zijn verergerd. Zij is nog steeds niet in staat om te werken en een normaal leven te leiden.
2. Verweerder heeft uiteindelijk beslist om eiseres naar aanleiding van de laatste aanvraag een aanvullende uitkering toe te kennen van € 2.500,-, omdat haar letsel is verergerd.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat ze ten onrechte geen vergoeding heeft gekregen voor het verlies van arbeidsvermogen. Zij doet hierbij ook een beroep op de hardheidsclausule.
4.
Verweerder heeft uit coulance naar het nieuwe beleid gekeken en een aanvullende uitkering van € 2.500,- toegekend. Inmiddels heeft eiseres in totaal meer dan € 10.000,- ontvangen. Verweerder ziet geen aanleiding om de uitkering nog verder aan te vullen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1
De rechtbank overweegt dat uitkeringen voor immateriële schade tot 14 oktober 2014 konden worden aangevuld met uitkeringen voor financiële schade zoals verlies van arbeidsvermogen.
5.2
Op 15 oktober 2014 is het all-in beleid van verweerder in werking getreden. Dit betekent dat slachtoffers hun financiële schade niet meer hoeven te onderbouwen met bewijsstukken, maar dat de hoogte van het all-in bedrag wordt bepaald aan de hand van de ernst van het letsel dat zij hebben opgelopen.
5.3
Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht is in lijn met het (overgangs)beleid een bedrag voor verlies aan arbeidsvermogen niet meer aan de orde. Verweerder heeft alsnog gezocht naar een manier om eiseres tegemoet te komen. Dit heeft verweerder gedaan door de arbeidsongeschiktheid van eiseres mee te nemen en tot een hogere letselcategorie te komen. Het maximale bedrag voor die letselcategorie is onder het oude beleid € 6.000,-. Omdat eiseres eerder al een bedrag van € 3.500,- ontving voor immateriële schade, heeft verweerder dit met € 2.500,- aangevuld.
5.4
Ook al zou het hier om een nieuwe aanvraag gaan, zoals eiseres betoogt, dan zou dat eiseres niet baten. Onder het nieuwe beleid geldt voor de letselcategorie van eiseres weliswaar een bedrag van € 10.000,-, maar zij heeft in totaal al een hoger bedrag uitgekeerd gekregen dan dat bedrag.
5.5
Voor zover eiseres betoogt dat zij in een hogere letselcategorie geplaatst had moeten worden, overweegt de rechtbank dat hiervan niet is gebleken.
5.6
De rechtbank heeft verder begrip voor de moeilijke situatie waarin eiseres zich bevindt, maar verweerder heeft op goede gronden overwogen dat de aangevoerde omstandigheden niet meebrengen dat had moeten worden afgeweken van het beleid. Door eiseres een tegemoetkoming toe te kennen en deze meerdere keren aan te vullen, heeft verweerder erkend dat eiseres slachtoffer is van een misdrijf en dat zij ernstig letsel heeft opgelopen. Het toegekende bedrag is een symbolisch bedrag dat niet kan goedmaken wat eiseres is overkomen.
5.7
Verweerder heeft de arbeidsongeschiktheid van eiseres alsnog meegewogen om haar toch tegemoet te komen en tot een hoger bedrag te komen. Gelet hierop heeft verweerder verder geen aanleiding hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2021.
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.