ECLI:NL:RBDHA:2021:12693
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Buiten behandelingstelling asielaanvraag en inreisverbod van Marokkaanse eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een Marokkaanse eiser voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser, die zich had bekeerd tot het christendom, had op 31 januari 2020 een asielaanvraag ingediend, maar zijn aanvraag werd op 27 november 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 23 juni 2020 met onbekende bestemming is vertrokken, wat heeft geleid tot de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag en de oplegging van een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen de buiten behandelingstelling ontvankelijk verklaard, maar oordeelde dat de eiser geen verschoonbare redenen had aangedragen voor zijn vertrek uit Nederland. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Staatssecretaris voldoende gemotiveerd had waarom het inreisverbod voor twee jaar werd opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van de eiser niet slaagden en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van het vreemdelingentoezicht en de verantwoordelijkheden van de eiser in het asielproces.
De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.