ECLI:NL:RBDHA:2021:12679
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 oktober 2021 een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging voor een vrouw, geboren in 1958 in Suriname. De officier van justitie had verzocht om deze machtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De vrouw, die momenteel verblijft in een zorginstelling, heeft in het verleden te maken gehad met ernstige psychische problemen, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde zij dat het goed met haar gaat en dat zij niet tegen de zorgmachtiging verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de verzoeken van de officier van justitie grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele vormen van zorg die niet noodzakelijk werden geacht. De zorgmachtiging is verleend tot en met 29 oktober 2022, en de beschikking is uitgesproken in het openbaar.