ECLI:NL:RBDHA:2021:12649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
C/09/618655 / KG RK 21-1174
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in een civiele procedure inzake insolventie

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 15 november 2021 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. R.G.C. Veneman, rechter in een civiele procedure. Verzoekster, die zich presenteerde als gevolmachtigde van twee belanghebbenden, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster niet als partij kon worden aangemerkt volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat zij geen geldige volmacht kon overleggen. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 september 2021 had verzoekster zich als 'begunstigde' gepresenteerd, maar de rechter had haar niet als partij erkend. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster niet kon worden ontvangen in haar verzoek, omdat zij niet voldeed aan de vereisten om als partij te worden beschouwd. De beslissing om verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen zonder inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/70
zaak- /rekestnummer: C/09/618655 / KG RK 21-1174
Beslissing van 15 november 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te: onbekend,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. R.G.C. Veneman,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
[belanghebbende 1] ,
adres: [adres] te [woonplaats] ,
[belanghebbende 2] ,
adres: [adres] te [woonplaats] ,
S. BEEREN-AMESNAOU h.o.d.n. SALDO BEWINDVOERING,
beschermingsbewindvoerder van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ,
te De Meern,
PLANGROEP t.a.v. W. SCHOONEN,
schuldhulpverlener van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ,
te Alphen aan den Rijn,
DOPPIO EXPRESSO HOLDING B.V.,
p/a mr. D.F.P. van Arkel,
te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 30 september 2021, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter, ingekomen op 13 oktober 2021;
- een e-mailbericht met bijlagen, vanaf het emailadres van [e-mailadres] , afkomstig van een ‘begunstigde’, van
8 oktober 2021;
- een e-mailbericht, vanaf eerdergenoemd emailadres, van ‘ [tenaamstelling e-mailadres] ’ van 13 oktober 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- een persoon die ter zitting heeft meegedeeld dat zij [aanwezige ter zitting wrakingskamer] heet en die de wrakingskamer als verzoekster heeft beschouwd;
- de rechter;
- W.P. Schoonen namens Plangroep.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummers FT RK 21-195, 21-196, 21-197, 21-198 (hierna: de hoofdzaak) waarin de dwangverzoeken en (subsidiair) de WSNP-verzoeken van [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] aan de orde zijn. Nadat [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] niet waren verschenen op de zitting van 10 juni 2021, heeft de rechter de behandeling van de verzoeken aangehouden tot de zitting van 30 september 2021. Op die zitting zijn [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] volgens het proces-verbaal van die zitting wederom niet verschenen. Wel zijn verschenen [A] , [B] en twee personen blijkens het proces-verbaal van die zitting in hun hoedanigheid van ‘begunstigers’: ‘ [verzoekster] ’ en ‘ [C] ’. Verzoekster heeft ter zitting het woord gevoerd en heeft verklaard dat zij als gevolmachtigde optrad voor [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] . Toen de rechter heeft aangekondigd dat mevrouw de gevolmachtigde de zittingszaal moest verlaten omdat haar naam niet nader bekend was, heeft verzoekster de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de hoofdzaak van 30 september 2021 het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd:
‘U bent partij in deze zaak. U heeft de documenten die ik heb gestuurd niet beantwoord. Daardoor bent u inhoudelijk akkoord met het instrument. Daarop heb ik aan de [president van de rechtbank Den Haag] een onder ede verklaring gestuurd en daar is ook niet op gereageerd en daardoor bent u partij. Vervolgens zijn alle vorderingen die op de naam van de persoon staan geregistreerd nietig verklaard en op basis van onrechtmatige daad zijn de vermeende schuldeisers aangeschreven en aansprakelijk gesteld en daar is een schadevergoeding voor ingediend. De schuldenaars zijn alle geïnformeerd en er is niet op gereageerd, dus er is een stilzwijgend akkoord. Als je binnen 4 dagen een document binnenkrijgt volgt een stilzwijgend akkoord en niemand heeft gereageerd dus er zijn geen vorderingen op deze persoon. Ik vraag u een dwangakkoord voor de schuldeisers. Ik ben nu crediteur en zij moeten mij 10% van het bedrag betalen.’
2.3.
Verzoekster heeft het wrakingsverzoek bij de mondelinge behandeling van de wrakingskamer op 1 november 2021 nader toegelicht en 27 pagina’s aan stukken overgelegd.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer beschouwt de persoon die zich ter zitting heeft voorgesteld als [aanwezige ter zitting wrakingskamer] als verzoekster in deze wrakingsprocedure. De wrakingskamer gaat er tevens vanuit dat verzoekster de emailberichten van 8 en 13 oktober 2021 aan de wrakingskamer heeft verstuurd, gezien het door de verzender van die berichten gebruikte emailadres. De wrakingskamer neemt die berichten daarom mede in aanmerking bij zijn beoordeling.
3.2.
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering luidt als volgt:
‘Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.’
3.3.
Het recht om te verzoeken om wraking is volgens de wet dus toegekend aan een partij. Het gaat hier om een procespartij, daaronder begrepen de opgeroepen en verschenen verzoeker en belanghebbenden in een rekestprocedure.
3.4.
Daarmee moet de wrakingskamer eerst beoordelen of verzoekster partij is in de zaak waarin zij het wrakingsverzoek heeft ingediend. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat de rechter verzoekster niet als partij heeft aangemerkt omdat zij zich ter zitting als gevolmachtigde presenteerde, maar geen volmacht kon overleggen.
3.5.
Tegen deze achtergrond overweegt de wrakingskamer als volgt. Verzoekster is volgens de rechter door de bode aangekondigd als [verzoekster] , en heeft zich op de zitting van 30 september 2021 gepresenteerd als de ‘begunstigde’. In verband met het vervolg van het verloop van de zitting heeft verzoekster de wrakingskamer in de vorm van een ‘affidavit’ een ‘correctie’ van het proces-verbaal van 30 september 2021 doen toekomen. De wrakingskamer stelt vast, gegeven de gedetailleerde weergave van het verloop van de zitting blijkens dit stuk, dat verzoekster de zitting kennelijk en zonder toestemming van de rechter heeft opgenomen. Dit is in strijd met de huisregels van de rechtbank. Wat van die gang van zaken zij in de hoofdzaak, in het kader van het wrakingsverzoek acht de wrakingskamer van belang dat uit dit stuk volgt dat verzoekster zelf van mening is dat zij op de vraag van de rechter of zij [aanwezige ter zitting wrakingskamer] was, ontkennend heeft geantwoord en gezegd heeft “
ik ben een begunstigde en een derde partij” en dat zij vervolgens niet heeft willen zeggen wat haar naam is. Verzoekster heeft blijkens haar ‘correctie’ gesteld dat zij gevolmachtigde was en heeft op een vraag van de rechter verwezen naar een stuk op de eerste pagina van een voor de zitting overgelegde map met stukken. De rechter heeft volgens de ‘correctie’ vervolgens over dat stuk geoordeeld dat het niet kan worden beschouwd als een volmacht. Verzoekster heeft verder ter zitting een paspoort getoond en daarover opgemerkt dat zij deze persoon
nietis, maar dat het de persoon [belanghebbende 2] is en dat zij deze persoon vertegenwoordigt.
3.6.
Verzoekster is tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op
1 november 2021 gebleven bij haar standpunt dat zij als
gevolmachtigdeis verschenen op de zitting van 30 september 2021.
3.7.
Bij deze stand van zaken zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat verzoekster het wrakingsverzoek ter zitting van 30 september 2021 heeft ingediend als een procespartij of belanghebbende of rechtsgeldig vertegenwoordiger daarvan in de procedure van [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] . De wrakingskamer volgt verzoekster overigens niet in haar stelling dat stilzwijgend een rechtsgeldige volmacht kan worden verleend. Dit alleen al omdat deze niet objectief verifieerbaar is.
3.8.
De inhoud van de door verzoekster overgelegde stukken van 27 pagina’s leidt voor de wrakingskamer niet tot een ander oordeel. Ook hieruit kan niet worden afgeleid dat sprake is geweest van een rechtsgeldige volmacht van [belanghebbende 2] en/of [belanghebbende 1] aan verzoekster.
3.9.
Uit het vorenstaande volgt dat verzoekster niet kan worden ontvangen in haar wrakingsverzoek.
3.10.
Ten overvloede merkt de wrakingskamer op dat zij niet uitsluit dat verzoekster [belanghebbende 1] is, oftewel de op 11 november 1981 geboren verzoekster uit de hoofdzaak zoals vermeld in het proces-verbaal van de zitting van 30 september 2021. Of dit zo is, is evenwel geen onderwerp van geschil in de wrakingsprocedure.
3.11.
Nu verzoekster niet kan worden ontvangen in het verzoek tot wraking, komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster;
verzoekers in de hoofdzaak:
• [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] , adres: [adres] te [woonplaats] ,
verweerders in de hoofdzaak:
• S. BEEREN-AMESNAOU h.o.d.n. SALDO BEWINDVOERING,
beschermingsbewindvoerder van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ,
te De Meern,
• PLANGROEP t.a.v. W. SCHOONEN,
schuldhulpverlener van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ,
te Alphen aan den Rijn,
• DOPPIO EXPRESSO HOLDING B.V.,
p/a mr. D.F.P. van Arkel, te Rotterdam,
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, C.M. van der Kleijn en R.E. Perquin, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Noorlander en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.