ECLI:NL:RBDHA:2021:12643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
C/09/619051 / KG RK 21-1218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in een voorlopige voorzieningenprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de rechter, ingediend door verzoekster op 11 oktober 2021. Het wrakingsverzoek was gegrond op feiten en omstandigheden die zich tijdens een zitting op 27 of 28 september 2021 hebben voorgedaan. Verzoekster stelde dat de rechter niet onpartijdig was geweest tijdens de behandeling van haar zaak, waarin voorlopige voorzieningen werden gevraagd met betrekking tot de zorg voor de kinderen en alimentatie. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend, aangezien het verzoek dertien of veertien dagen na de zitting was ingediend. De door verzoekster aangevoerde omstandigheden waren onvoldoende om dit tijdsverloop te rechtvaardigen, vooral gezien het spoedeisende karakter van de procedure. De wrakingskamer verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek en bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/71
zaak- /rekestnummer: C/09/619051 KG RK 21-1218
Beslissing van 1 november 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. Z. Benguedda te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mr. A.M.M. Vingerling,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.A. Kazzaz-de Hoog.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 11 oktober 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 22 oktober 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 28 september 2021 [1] , met daaraan gehecht de aantekeningen van de griffier.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van de wrakingskamer zijn verschenen:
- verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. Z. Benguedda;
- de rechter, vergezeld van haar teamvoorzitter, mr. H.M. Boone;
- de advocaat van de belanghebbende, mr. E.A. Kazzaz-de Hoog.
1.3.
Na schorsing van de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer zich in raadkamer teruggetrokken. Na hervatting van de zitting heeft de wrakingskamer direct mondeling uitspraak gedaan. De mondelinge uitspraak is neergelegd in deze schriftelijke beslissing.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer FA RK 21-5946 / C/09/617332 tussen verzoekster en belanghebbende. In deze voorlopige voorzieningenprocedure heeft verzoekster onder meer verzoeken gedaan met betrekking tot de (voorlopige) toevertrouwing van de beider kinderen van verzoekster en belanghebbende, zorgregeling en kinder- en partneralimentatie.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals – mede bij monde van haar advocaat – toegelicht bij de mondelinge behandeling ten overstaande van de wrakingskamer, het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. Volgens verzoekster is er door de opstelling en de beslissingen van de rechter tijdens de mondelinge behandeling geen sprake geweest van een onpartijdige behandeling. Verzoekster heeft daartoe aangevoerd dat de skype zitting als gevolg van verbindingsproblemen bij de belanghebbende, twintig minuten te laat is begonnen. De rechter heeft vervolgens nagelaten om verzoekster de gelegenheid te geven om op het verweerschrift en zelfstandige verzoekschrift van de belanghebbende te reageren. Daarnaast leek de rechter tijdens de zitting veel begrip voor de belanghebbende te hebben en heeft zij hem – in tegenstelling tot verzoekster – uitgebreid de gelegenheid gegeven om het woord te voeren. Verzoekster heeft daarentegen van de rechter onvoldoende de gelegenheid gekregen om haar kant van het verhaal te vertellen. Daarnaast heeft de rechter geen aandacht besteed aan een door verzoekster overgelegd financieel stuk, terwijl dat van groot belang was in het kader van het vaststellen van de voorlopige alimentatie. Verzoekster voelde zich hierdoor onvoldoende gehoord en onheus bejegend door de rechter. Uit deze gang van zaken kon de – objectief gerechtvaardigde schijn van – partijdigheid van de rechter, in het voordeel van de belanghebbende, worden opgemaakt.
2.3.
Verzoekster en haar advocaat hebben ter zitting desgevraagd toegelicht dat zij het verzoek tot wraking pas op 11 oktober 2021 hebben ingediend omdat tijd nodig was om de gang van zaken ter zitting te laten bezinken en te komen tot een weloverwogen en zorgvuldig vormgegeven wrakingsverzoek.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna – voor zover – nodig besproken.
2.4.
De advocaat van de belanghebbende heeft ter zitting gereageerd op het wrakingsverzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2
Een verzoek tot wraking van de zittingsrechter kan worden gedaan totdat (eind)uitspraak is gedaan. Een na de sluiting van het onderzoek schriftelijk ingediend wrakingsverzoek is in beginsel tijdig gedaan indien het voorafgaande aan de uitspraak bij het gerecht is ingekomen en wel op een zodanig tijdstip dat de betrokken rechter daarvan redelijkerwijs nog kennis kon nemen. In het eerste lid van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is verder bepaald dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan
zodrade omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.4.
Het wrakingsverzoek in deze zaak is gegrond op feiten en omstandigheden die zich op de zitting van 27 of 28 september 2021 hebben voorgedaan. Het wrakingsverzoek is op 11 oktober 2021 ingekomen bij de griffie van deze rechtbank, derhalve dertien of veertien dagen na bovengenoemde zitting.
3.5.
Voor het tijdsverloop van dertien of veertien dagen is door verzoekster de volgende verklaring gegeven. Na afloop hebben verzoekster en haar advocaat de gang van zaken tijdens de zitting – waaraan zij beiden een naar gevoel hadden overgehouden – uitvoerig besproken. Om niet lichtzinnig tot wraking over te gaan en om te voorkomen dat vanuit emotie zou worden gehandeld, hebben zij de gebeurtenissen enige tijd laten bezinken. Uiteindelijk is na een zorgvuldige afweging, mede gelet op het belang van de door de rechter te nemen voorlopige beslissingen in het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure en de wijze waarop verzoekster zich ter zitting onderdrukt heeft gevoeld, (op principiële gronden) tot wraking overgegaan.
3.6.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster op de zitting 27 of 28 september 2021 bekend is geworden met de feiten en omstandigheden die aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggen. Op die zitting heeft verzoekster geen aanleiding gezien een mondeling wrakingsverzoek te doen, noch heeft zij kort na de zitting een schriftelijk verzoek ingediend, terwijl zij op de zitting al een naar gevoel had. Verzoekster heeft vervolgens dertien of veertien dagen gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek. De door verzoekster genoemde omstandigheden zijn onvoldoende om dit tijdsverloop te rechtvaardigen. Dit geldt te meer nu de onderhavige voorlopige voorzieningenprocedure een spoedprocedure betreft waarin binnen een korte termijn een beslissing moet volgen. De wrakingskamer is onder voornoemde omstandigheden derhalve van oordeel dat het verzoek niet anders kan worden gezien dan als een tardief verzoek. Het verzoek is te laat ingediend en verzoekster kan hierin dan ook niet worden ontvangen. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster p/a haar advocaat mr. Z. Benguedda;
• verweerder in de hoofdzaak p/a mr. A. Kazzaz-de Hoog;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, C.M. van der Kleijn en R.E. Perquin, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Noorlander en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal is van 28 september 2021, maar in de stukken wordt er ook melding van gemaakt dat de zitting op 27 september 2021 zou hebben plaatsgevonden. Het is de wrakingskamer onduidelijk gebleven op welke dag de zitting heeft plaatsgevonden.