6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een paspoort en aan afpersing. Op 26 april 2020 heeft de verdachte samen met een vriend aangebeld bij de woning van zijn (ex-)vriendin, [naam] . De aanleiding voor het bezoek aan de woning lijkt te zijn het feit dat [naam] de dag ervoor haar profielfoto van Whatsapp had veranderd in een waar ook [slachtoffer] op afgebeeld was. De verdachte wilde haar daarop kennelijk bij haar thuis aanspreken. Nadat werd opengedaan door aangever [slachtoffer] , de nieuwe vriend van [naam] , zijn de verdachte en zijn vriend [medeverdachte] de woning in gegaan. De verdachte heeft het paspoort van [slachtoffer] in zijn broekzak gestopt, heeft geworsteld met [slachtoffer] , heeft [slachtoffer] bij zijn nek vastgepakt, ze zijn samen van de trap gevallen, de verdachte heeft op agressieve wijze tegen [slachtoffer] gesproken en hij heeft [slachtoffer] belet zich vrij door de woning te begeven. Kennelijk om te bewerkstelligen dat [slachtoffer] niet meer van de woning gebruik kon maken heeft de verdachte vervolgens gevraagd om de sleutels van de woning en heeft hij [slachtoffer] op niet mis te verstane wijze duidelijk gemaakt dat hij zijn spullen diende te pakken en de woning diende te verlaten.
De verdachte heeft met zijn handelen [slachtoffer] , die zich bevond in een woning waar hij zich veilig moest kunnen voelen, de stuipen op het lijf gejaagd, zonder enig respect voor diens eigendommen en diens lichamelijke integriteit. Het geheel heeft ongeveer een uur geduurd. [slachtoffer] heeft zich door het handelen van de verdachte ernstig bedreigd gevoeld en heeft daar ook nadien nog last van gehad, hetgeen blijkt uit de door hem opgestelde schriftelijke slachtofferverklaring. Dat de verdachte zich alleen maar door zijn ongenoegen laat leiden en daarbij [slachtoffer] onderwerpt aan een bedreigende situatie waarin hij geweld tegen [slachtoffer] niet schuwt, neemt de rechtbank de verdachte ernstig kwalijk. Bovendien draagt het handelen van de verdachte bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Positief is dat het paspoort terug is bij [slachtoffer] nadat de verdachte het kennelijk kort na het verlaten van de woning had weggegooid en door een voorbijganger die het gevonden had bij de politie is ingeleverd.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 27 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Deze veroordelingen hebben echter langer dan vijf jaar geleden plaatsgevonden, zodat de rechtbank deze niet meeweegt bij het bepalen van de straf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het diagnostisch beeldvormingsverslag van [naam1] d.d. 22 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte sedert vijftien jaar woonachtig is bij [naam1] , een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. De verdachte heeft een indicatie vanuit de Wet Langdurige Zorg, hetgeen aangeeft dat hij zijn hele leven aangewezen zal zijn op begeleiding en ondersteuning. De verdachte is niet capabel om zelfstandig in de samenleving te functioneren en heeft op meerdere levensgebieden ondersteuning nodig. De verdachte is zeer beïnvloedbaar en is onvoldoende weerbaar tegen negatieve invloeden van buitenaf. Een positief vangnet van familie of anderen heeft de verdachte niet.
[naam2] , de begeleider van de verdachte bij [naam1] , heeft ter terechtzitting een toelichting gegeven en heeft de bevindingen uit voornoemd verslag bevestigd.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op de binnen de rechterlijke macht ontwikkelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. In geval van een woningoverval, wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar als passend beschouwd. Het bezoek aan de woning door de verdachte met zijn vriend [medeverdachte] was echter niet ingegeven door het opzet om diefstal te gaan plegen, en ook het verloop van het bezoek staat los van de intentie om vermogen te vermeerderen. Dit oriëntatiepunt kan dan ook niet werkelijk richting gevend zijn voor deze zaak.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet komt tot een bewezenverklaring van diefstal met geweld, zij het bestanddeel ‘in vereniging’ in beide feiten niet bewezen acht en nu zoals hiervoor omschreven sprake is van een kwetsbare verdachte, zal de rechtbank de verdachte - ondanks de ernst van de feiten en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer - geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
De rechtbank acht alles overwegend een taakstraf voor de duur van 200 uren passend en geboden. De rechtbank zal de verdachte tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opleggen, met een proeftijd van 3 jaren om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Voor oplegging van een contactverbod, zoals verzocht door het slachtoffer, ziet de rechtbank geen aanleiding nu de verdachte en het slachtoffer sinds het tenlastegelegde geen contact meer met elkaar hebben gehad en er ook geen reden is om aan te nemen dat dit contact in de toekomst wel zal plaatsvinden.