ECLI:NL:RBDHA:2021:12629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
09/253248-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van diefstal met geweld en afpersing

Op 17 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en afpersing. De zaak kwam ter terechtzitting op 3 november 2021, waar de officier van justitie, mr. C.M. Offers, de vordering indiende en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.C. Peerik. De tenlastelegging omvatte onder andere het betreden van de woning van het slachtoffer tegen diens wil, het gebruik van een mes, en het mishandelen van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen, waaronder die van het slachtoffer en een medeverdachte, zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer verklaarde dat de verdachte en de medeverdachte de woning binnenkwamen, hem mishandelden en goederen, waaronder zijn paspoort, wegnamen. De medeverdachte bevestigde dat er een worsteling plaatsvond, maar ontkende geweldshandelingen. De verdachte zelf ontkende aanwezig te zijn geweest in de woning en verklaarde dat hij buiten had gewacht. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vordering betrekking had.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-253248-20
Datum uitspraak: 17 november 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] Diemen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 3 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Offers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. G.C. Peerik naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 november 2021 - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 april 2020 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een paspoort, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de woning waar die [slachtoffer] verbleef (tegen diens wil) te betreden en/of
- een (kartel-)mes te pakken uit de keuken en/of bij de hand te houden en/of
- bozig en/of agressief te praten tegen die [slachtoffer] en/of
- te voorkomen dat die [slachtoffer] zich vrij door de woning kon bewegen en/of
- te worstelen met die [slachtoffer] en/of hem bij de nek te pakken en/of
- die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
2
hij op of omstreeks 26 april 2020 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde toebehoorde, door
- de woning waar die [slachtoffer] verbleef (tegen diens wil) te betreden en/of
- een (kartel-)mes te pakken uit de keuken en/of bij de hand te houden en/of
- bozig en/of agressief te praten tegen die [slachtoffer] en/of
- te voorkomen dat die [slachtoffer] zich vrij door de woning kon bewegen en/of
- te worstelen met die [slachtoffer] en/of hem bij de nek te pakken en/of
- die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
subsidiair
hij op of omstreeks 26 april 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 26 april 2020 bevond aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zich in de woning van zijn (toenmalige) vriendin aan het [adres1] te Leiden. Omstreeks 16:50 uur stonden (naar later bleek) de verdachte en [medeverdachte] voor de deur. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij de woning binnen zijn gekomen en dat daar vervolgens een incident heeft plaatsgevonden, waarbij hij is mishandeld en bedreigd en waarbij goederen zijn meegenomen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of kan worden bewezen dat de verdachte zich (al dan niet tezamen en in vereniging met een ander) schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - diefstal met geweld van een paspoort (feit 1) en aan afpersing van sleutels (feit 2 primair). Indien de afpersing van de sleutels niet kan worden bewezen, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of kan worden bewezen dat de verdachte zich (al dan niet tezamen en in vereniging met een ander) schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] .
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.4.
Vrijspraak
De rechtbank acht de onder 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
[slachtoffer] heeft – kort en zakelijk weergegeven – verklaard dat beide verdachten de woning binnen zijn gekomen nadat hij de deur open had gedaan, dat [medeverdachte] vervolgens een mes uit een la heeft gepakt en het paspoort van [slachtoffer] in zijn broekzak heeft gedaan, dat vervolgens bovenaan de trap een worsteling ontstond met [medeverdachte] , waarna ze samen van de trap zijn gevallen en dat hij – onderaan de trap – is geslagen door zowel [medeverdachte] als de verdachte, waarna hij uiteindelijk zijn sleutels aan [medeverdachte] heeft afgegeven.
[medeverdachte] heeft bevestigd dat hij met [slachtoffer] van de trap is gevallen. Geweldshandelingen en bedreigingen ontkent [medeverdachte] . Bij de politie heeft [medeverdachte] verklaard dat de verdachte het paspoort en de sleutels van [slachtoffer] heeft gepakt, en dat de verdachte deze kennelijk had meegenomen en vervolgens uit de auto had gegooid nabij het station. Over eventuele afspraken vooraf of communicatie in de woning met de verdachte, heeft [medeverdachte] niet verklaard.
De verdachte heeft verklaard dat hij een uur lang voor de voordeur heeft gewacht en dat hij niets heeft meegekregen van hetgeen in de woning heeft plaatsgevonden.
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en [medeverdachte] acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte niet in de woning is geweest. Dat verdachte zelf goederen heeft weggenomen, zoals [medeverdachte] verklaart, vindt geen steun in het dossier.
Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd, nu alleen [slachtoffer] hierover heeft verklaard en niet kan worden uitgesloten dat het geconstateerde letsel tenminste ten dele is veroorzaakt door de val van de trap.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het dossier te weinig informatie bevat met betrekking tot de bijdrage van de verdachte aan de tenlastegelegde feiten om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking in het kader van de tenlastegelegde feiten. Uit het dossier volgt weliswaar dat de verdachte in de woning aanwezig is geweest en zich niet heeft gedistantieerd van hetgeen daar plaatsvond, maar van een vooropgezet plan dan wel een (al dan niet stilzwijgend) afgesproken taakverdeling is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.

4.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 15.683,23, en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 10.683,23 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.216,61 met de gevorderde wettelijke rente en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering nu de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft de raadsman afwijzing van de vordering bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien de verdachte van de feiten waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.C. Berg, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort, rechter,
mr. S.E. van den Brink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2021.