ECLI:NL:RBDHA:2021:12628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
09/837522019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en dwang met bedreiging in Turkije

Op 17 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en dwang. De verdachte, geboren in 1997, heeft in de periode van 3 augustus 2019 tot en met 29 augustus 2019 in Turkije en Nederland verschillende mishandelingen gepleegd op zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster op meerdere momenten heeft mishandeld, waaronder het gooien van een telefoon tegen haar gezicht, het slaan, schoppen en het dichtknijpen van haar keel, wat resulteerde in ernstig letsel, waaronder een gebroken rib en een hersenschudding. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als gedetailleerd en consistent beoordeeld, en heeft het verweer van de verdediging verworpen dat de aangeefster zichzelf letsel zou hebben toegebracht.

Daarnaast heeft de verdachte de aangeefster gedwongen om met hem mee te gaan naar Turkije door te dreigen naaktfoto's en seksfilmpjes naar haar ouders te sturen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de feiten gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 106 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade en de verplichting opgelegd om een bedrag van € 2.851,78 te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/837522-19
Datum uitspraak: 17 november 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] Den Haag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 3 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.D. Winter naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
l.
hij in of omstreeks de periode van 3 augustus 2019 tot en met 29 augustus 2019 te Istanboel en/of Bodrum en/of Malatya, althans in (een) plaatsten) gelegen in Turkije, in elk geval in Turkije, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk (meermalen ) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een telefoon tegen het oog, althans in/tegen het gezicht te gooien en/of
- aan de haren vast te pakken en/of te trekken en/of
- met vuisten in het gezicht en/of tegen de slaap te slaan en/of
- in/tegen het gezicht te schoppen en/of
- kleding in de mond te stoppen en/of
- op die [slachtoffer] te zitten (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] geen lucht kreeg) en/of
- de keel dicht te knijpen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] geen lucht kreeg) en/of
- met een waterkoker tegen de schenen te slaan en/of
- tegen de ribben te slaan en/of te schoppen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] een gebroken rib heeft opgelopen) en/of
- met een telefoon tegen de mond, althans in het gezicht te slaan en/of
- aan een arm te trekken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 juli 2019 tot en met 3 augustus 2019 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , door enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten met verdachte meegaan met de auto naar Turkije, door te dreigen met het sturen van naaktfoto's en/of een naakt /seksfi1mpje van die [slachtoffer] naar haar familie.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 1 september 2019 heeft [slachtoffer] bij de politie aangifte gedaan en verklaard dat de verdachte haar op verschillende momenten in Turkije heeft mishandeld. Tevens heeft zij verklaard dat de verdachte heeft gedreigd om seksfoto’s en filmpjes naar haar familie te sturen indien zij niet met hem naar Turkije zou reizen. Voornoemde handelingen zijn ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling (feit 1) en dwang (feit 2). De verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Op specifieke standpunten zal de rechtbank hierna, waar relevant, nader ingegaan.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 (poging zware mishandeling)
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat het bewijs enkel is gestoeld op de verklaring van aangeefster, die niet betrouwbaar is. Daar tegenover staat de ontkennende verklaring van de verdachte, die tevens heeft verklaard dat aangeefster in Turkije bij diverse vechtpartijen letsel heeft opgelopen en dat zij op de laatste avond in Turkije tevens zichzelf letsel heeft toegebracht. Dit door de verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario is volgens de raadsman een aannemelijke verklaring voor het bij aangeefster geconstateerde letsel.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank acht de verklaringen die aangeefster zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris heeft afgelegd met betrekking tot de verschillende mishandelingen door de verdachte gedetailleerd en consistent. Eventuele jaloezie van de zijde van aangeefster, die zelf ook heeft toegegeven dat zij een zwak heeft voor de verdachte en ondanks alles graag bij hem wil zijn, maakt haar verklaring naar het oordeel van de rechtbank niet minder betrouwbaar, nu haar verklaring steun vindt in het bij aangeefster geconstateerde letsel. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat aangeefster dergelijk ernstig letsel, zoals zichtbaar is op de foto’s die zich in het dossier bevinden en zoals blijkt uit de geneeskundige verklaring die in het dossier zit, bij zichzelf zou toebrengen.
Over het scenario dat aangeefster in Turkije letsel zou hebben opgelopen bij diverse vechtpartijen, bevat het dossier verschillende (getuigen)verklaringen waaruit geen eenduidig beeld naar voren komt, terwijl objectief bewijs (zoals een proces-verbaal van de plaatselijke politie) ontbreekt. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat aangeefster op door de verdediging geschetste manier letsel heeft opgelopen.
De verklaring van aangeefster vindt ten slotte steun in de beschrijving van de camerabeelden in hotel Titanic in Istanboel, waarop te zien is dat aangeefster kennelijk in paniek de gang op rent, daar een vrouw probeert aan te klampen, vervolgens tegen de muur aanleunt en hierna verder naar het einde van de gang strompelt. Uiteindelijk wordt ze door de verdachte aan haar arm weer in de richting van de hotelkamer getrokken. Aan haar beweging, namelijk in tegengestelde richting en het vastgrijpen van een hoek, is te zien dat zij zich verzet tegen de verdachte en niet met hem mee terug wil naar de hotelkamer.
De rechtbank acht gelet op het vorengaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster in Turkije op diverse momenten heeft mishandeld, zoals omschreven in de tenlastelegging.
Met betrekking tot de vraag of het handelen van de verdachte kwalificeert als poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte aangeefster met twee handen bij de keel heeft vastgepakt, tegen het matras heeft geduwd en de keel van aangeefster enige tijd met kracht heeft dichtgeknepen en gehouden, met ademnood bij aangeefster als gevolg. Gelet op de verklaring van aangeefster en het in de hals van aangeefster waarneembare letsel stelt de rechtbank vast dat dit met kracht is gebeurd. Hierbij overweegt de rechtbank dat naar algemene ervaringsregels het met kracht dichtknijpen van de keel en het strottenhoofd en het enige tijd dichtgeknepen houden hiervan een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Deze gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dat dan de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. Contra-indicaties daarvoor zijn niet gebleken. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich, door het dichtknijpen van de keel van aangeefster, schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Dit geldt tevens voor het schoppen tegen de ribben van aangeefster. Blijkens de verklaring van aangeefster heeft de verdachte haar op haar rug gestampt toen zij plat op haar buik op de grond lag. Dat de verdachte met kracht heeft geschopt of getrapt, blijkt uit het feit dat aangeefster als gevolg hiervan een gebroken rib heeft opgelopen. Door op deze wijze te schoppen of trappen tegen de ribben van aangeefster, een plek van het lichaam waar zich vitale delen bevinden, heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij aangeefster hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De verdachte heeft, door zo te handelen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Feit 2 (dwang)
De raadsman heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot feit 2 en heeft hiertoe aangevoerd dat het bewijs enkel is gestoeld op de verklaring van aangeefster. De telefoon van de verdachte kon niet worden onderzocht.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe dat de verklaring van aangeefster dat zij van de verdachte via whatsapp berichten kreeg waarin hij dreigde naaktfoto’s en seksfilmpjes naar haar ouders te sturen indien zij niet met hem naar Turkije zou reizen, steun vindt in de whatsapp gesprekken die zich in het dossier bevinden. De verklaring van de verdachte dat aangeefster deze berichten via zijn telefoon naar haar eigen telefoon moet hebben gestuurd, acht de rechtbank gelet op de inhoud van de berichten, de veelheid van de berichten en de lange periodes waarin over en weer whatsapp berichten zijn verstuurd, niet aannemelijk. Ook acht de rechtbank het niet aannemelijk dat aangeefster zomaar, zonder reden, eerst met haar zus met het vliegtuig naar Turkije is gereisd en de volgende dag weer naar Nederland is gevlogen om kort daarna met de verdachte met de auto naar Turkije te reizen. Een dergelijke onlogische reisbeweging past naar het oordeel van de rechtbank veeleer bij de door aangeefster gevoelde noodzaak om met de verdachte mee te reizen, omdat zij bang was dat de verdachte anders de foto’s en filmpjes naar haar ouders zou sturen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder 2 tenlastegelegde dwang wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
l.
hij in de periode van 3 augustus 2019 tot en met 29 augustus 2019 te Istanboel en Bodrum en Malatya, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk meermalen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
haar
- een telefoon tegen het oog heeft gegooid en
- aan de haren heeft vastgepakt en getrokken en
- met vuisten in het gezicht heeft geslagen en
- in/tegen het gezicht heeft geschopt en
- kleding in de mond heeft gestopt en
- op die [slachtoffer] heeft gezeten en
- de keel dicht heeft dicht geknepen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] geen lucht kreeg en
- met een waterkoker tegen de schenen heeft geslagen en
- tegen de ribben heeft geschopt ten gevolge waarvan die [slachtoffer] een gebroken rib heeft opgelopen en
- met een telefoon tegen de mond heeft geslagen en
- aan een arm heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij omstreeks de periode van 30 juli 2019 tot en met 3 augustus 2019 te ‘s-Gravenhage een ander, te weten [slachtoffer] , door bedreiging met enige feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten met verdachte meegaan met de auto naar Turkije, door te dreigen met het sturen van naaktfoto's en een naakt
-/seksfi1mpje van die [slachtoffer] naar haar familie.
In de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zijn (inmiddels ex-)vriendin tijdens een vakantie in Turkije op meerdere momenten fors mishandeld. Hij heeft onder meer een telefoon tegen haar oog gegooid en tegen haar mond geslagen, haar aan haar haren getrokken, met vuisten in haar gezicht geslagen, kleding in haar mond gestopt zodat ze geen geluid zou maken, met een waterkoker tegen haar schenen geslagen, tegen haar ribben geschopt en haar keel dichtgeknepen. De laatste twee handelingen kwalificeert de rechtbank als een poging tot zware mishandeling. Door het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer onder meer fors letsel in haar gezicht, een hersenschudding en een gebroken rib opgelopen. De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook het vertrouwen in anderen en het gevoel van veiligheid dat bij uitstek in een relatie mag worden verwacht, wordt door het handelen van de verdachte ondermijnd.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan dwang door te dreigen naaktfoto’s en seksfilmpjes naar de ouders van het slachtoffer te sturen, indien zij niet met hem naar Turkije zou reizen. De verdachte heeft zich door zo te handelen zeer dwingend, manipulatief en controlerend opgesteld.
Ter terechtzitting heeft de verdachte op geen enkele wijze blijk gegeven van inzicht in het kwalijke van zijn gedrag en het ernstige letsel dat hij aangeefster heeft toegebracht. Integendeel, hij heeft volhard in zijn stelling dat aangeefster dit bij zichzelf zou hebben gedaan, en dat hij het slachtoffer is van het complot dat zij en haar familie tegen hem zouden hebben beraamd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Strafoplegging
De rechtbank acht, alles afwegende een taakstraf van 120 uren, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.
De rechtbank acht daarnaast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Gelet op de ernst van het door de verdachte veroorzaakte letsel zal het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf van langere duur zijn dan geëist door de officier van justitie.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 45.751,00, en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 3.751,00 aan materiële schade, € 24.500,00 aan immateriële schade en € 17.500,00 aan affectieschade. Daarnaast vordert zij vergoeding van proceskosten ter hoogte van € 300,00.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.851,78 (€ 184,89 vliegticket Turkije – Amsterdam; € 466,89 vliegticket Turkije – Eindhoven; € 200,- extra verblijf hotel en € 2.000,- immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde affectieschade moet worden afgewezen en voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de benadeelde partij, gelet op zijn pleidooi strekkende tot integrale vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering af te wijzen.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering niet voldoet aan het criterium dat de rechtbank op eenvoudige wijze de gegrondheid daarvan moet kunnen vaststellen. Ook om die reden dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard dan wel dient de vordering te worden afgewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schadeposten reiskosten
(€ 184,89 vliegticket Turkije – Amsterdam; € 466,89 vliegticket Turkije – Eindhoven) en extra verblijfkosten (€ 200,- hotel), is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de voornoemde schadeposten toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.000,00. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van €2.851,78, bestaande uit €851,78 aan materiële schade en €2.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 29 augustus 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. Omdat de gevorderde proceskosten van € 300,00 onvoldoende zijn onderbouwd, begroot de rechtbank deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor de bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.851,78, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 augustus 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 284 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
106 (honderdzes) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
90 (negentig DAGEN), niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
120 (honderdtwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (zestig) DAGEN;
wijst de vordering tot materiële schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 851,78 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 augustus 2019 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot materiële schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 2.000,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 augustus 2019 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.851,78, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 augustus 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 38 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. F.C. Berg, rechter,
mr. S.E. van den Brink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2021.
Bijlage 1: bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-201924409 van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 317). De inhoud is steeds zakelijk weergegeven.
Feit 1 (poging tot zware mishandeling)
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 1 september 2019, voor zover inhoudende (p. 31 tot en met 34):
Op 3 augustus 2019 ben ik met [verdachte] met de auto naar Turkije gereden. Wij kwamen daar op 5 augustus 2019 aan. (…)
Op mijn hotelkamer in Bodrum, zat [verdachte] in mijn telefoon naar dingen te zoeken, maar hij kon niks vinden en ik zei dat er niks in staat. Toen gooide [verdachte] uit frustratie mijn telefoon tegen mijn linkeroog aan. De punt van mijn telefoon kwam op mijn linker onderooglid terecht, mijn oog was gelijk dik en blauw, ik geef u hier foto’s van. Dit deed onwijs pijn. Mijn oog heeft in het oogwit hiervan een bloeduitstorting.
Hierna gingen we naar Malatya, daar ging het mis en daar sloeg hij mij in de hotelkamer. Toen begon hij me aan mijn haren te trekken en daarna sloeg hij me met zijn vuisten op mijn gezicht. Hij schopte mij ook in mijn gezicht, ik moest hier ontzettend van huilen en toen duwde hij kleding in mijn mond, zodat ik geen geluid maakte. [verdachte] hield ook mijn neus dicht. Ik lag op mijn rug en [verdachte] zat op mij. Ik dacht dat ik doodging. Ik kreeg geen lucht. Ineens kneep hij mijn keel dicht met twee handen en hij duwde mij tegen het matras aan. Ik kreeg geen lucht. Ik
probeerde [verdachte] van mij af te duwen. Voor mijn gevoel pas bij mijn laatste adem, liet hij los. Ik heb door het dichtknijpen van mijn keel diverse blauwe plekken en bloeduitstortingen op mijn keel en borst. Ik lever hier foto’s van aan.
Op dinsdagavond 27 augustus 2019, zouden we met zijn allen wat gaan eten. Alles begon weer van voren af aan. Toen begon hij me weer te slaan, met zijn vuisten in mijn gezicht, hij sloeg ook met een waterkoker tegen mijn schenen aan. Ook hier stopte hij weer kleding stukken in mijn mond. Ik kreeg weer geen lucht. Hier begon hij mij ook op mijn ribben te slaan en te schoppen. (…)
In de nacht van 28 op 29 augustus 2019 gebeurde ditzelfde weer, ik werd weer
geslagen. Toen sloeg hij mij met mijn telefoon op mijn mond en hierdoor ging mijn tand door mijn lip. Ik rende de voordeur uit, ging de gang op en riep om hulp. Daarna kwam [verdachte] ook achter mij aan. Hij trok aan mijn arm.
De afgelopen nacht van 1 september ben ik naar de spoedeisende hulp van het Haga
ziekenhuis geweest. Mijn zevende linker rib is gebroken, ik voeg de röntgenfoto bij als bijlage bij deze aangifte. Deze breuk is kennelijk ontstaan door het trappen op mijn borstkas door [verdachte] in het [naam] hotel in Istanbul. Verder heb ik meerder blauwe plekken over mijn hele lichaam en bloedinkjes in mijn oogwit. Met mijn
linkeroog zie ik troebel, volgens de dokter is de gel laag in mijn oogbol een beetje
losgekomen, maar dit zal uiteindelijk vanzelf weer herstellen. Mijn gezicht is door de mishandelingen heel erg opgezet en hierdoor kan mijn kaak niet volledig openen. Verder heb ik een hersenschudding en hierdoor heb ik last van duizeligheid.
2. Het proces-verbaal van aangifte met bijlagen, opgemaakt op 30 november 2019, voor zover inhoudende (p. 79 t/m 93):
Foto A (bijlage p. 82) is gemaakt op 30 augustus 2019 in de hotelkamer in Istanboel in het [naam] hotel.
Foto B (bijlage p. 83) is gemaakt op 29 augustus 2019, ook in de hotelkamer.
Foto C (bijlage p. 84) is gemaakt op 31 augustus 2019 in de trein onderweg naar Den Haag.
Foto D (bijlage p. 85) is gemaakt in Turkije, ik weet niet meer precies wanneer, daar had ik die telefoon tegen mijn oog gekregen in de hotelkamer in Bodrum, begin augustus 2019.
Foto E, F, G, (bijlage p. 86, 87 en 88) zijn alle drie kort achter elkaar gemaakt door mijn zus op 31 augustus 2019.
Foto H en I (bijlage p. 89 en 90) is gemaakt op 1 september 2019 op het politiebureau.
Op foto 7 (bijlage, p. 93) rende ik naar die vrouw toe en vroeg om hulp. Waar [verdachte] in de verte staat op foto 7, daar was onze kamer.
3. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 23 december 2019, voor zover inhoudende (p. 109):
De gebroken rib is ontstaan doordat Taylan mij trapte op de linker achterkant van mijn rug. Ik lag plat op de grond op mijn buik en toen trapte hij mij. Ik voelde dat dit geen voetbaltrap was maar dat hij op mijn rug stampte.
4. Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 1 september 2019, voor zover inhoudende (p. 301):
Uitgebreide, meerdere blauwe plekken in gezicht, hals, borst, heupen, armen. Tevens bloedinkjes in het oogwit van beide ogen. Gebroken rib, kneuzing van hand, hersenschudding, duizeligheid, tand door lip. Wisselend tussen weken tot maanden in verwacht herstel.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 november 2019, voor zover inhoudende (p. 203 en 204):
Op woensdag 27 november 2019, bekeek ik, verbalisant, de camerabeelden van het [naam] hotel in Istanboel, Turkije. Deze camerabeelden zijn van de periode 26 augustus 2019 tot en met 29 augustus 2019. (…)
Op foto 6 zie ik aangeefster [slachtoffer] . Ik zag dat zij op de gang rent.
Op foto 7 zie ik aangeefster [slachtoffer] . Ik zag dat zij in paniek was. Ik zag namelijk dat zij zich vastklampt aan een vrouw. Ik zie verderop in de gang [verdachte] in zijn boxershort.
Op foto 8 zie ik aangeefster [slachtoffer] . Ik zie dat zij steunt tegen een muur. Ik zie ernstig aangezicht letsel. (…)
Op foto 19 zag ik dat [slachtoffer] door [verdachte] werd meegetrokken. Door haar beweging, namelijk in tegengestelde richting en het vastgrijpen van een hoek, zie ik dat [slachtoffer] niet mee wil met [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] trekt aan [slachtoffer] haar linkerarm.
Feit 2 (dwang)
6. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 1 september 2019, voor zover inhoudende (p. 31 tot en met 34):
In april 2019 had ik [verdachte] naaktfoto’s gestuurd. Hij vroeg mij hierom. Hij heeft ons ook gefilmd tijdens de sex. (…)
Ongeveer halverwege mei 2019 begon [verdachte] mij te bedreigen. Ik had hem namelijk verteld dat ik in augustus 2019 met mijn zusje [naam1] naar Turkije op vakantie zou gaan. [verdachte] vond dit niet goed. Hij zei bijvoorbeeld: “Als je op vakantie gaat, dan ga ik je foto’s sturen naar je ouders.” Of als ik zei: “Het is klaar”. Dan zei hij: “Okay, met één drukje op de knop ga ik gelijk alles naar je ouders sturen”. Ik wist dan dat hij hier die foto’s of dat filmpje mee bedoelde. Ik voelde me hierdoor afgeperst.
Op 3 augustus 2019 ben ik met [verdachte] met de auto naar Turkije gereden. Wij kwamen daar op 5 augustus 2019 aan. De reden dat ik daadwerkelijk met hem meeging was omdat ik bang was dat als hij echt die foto’s naar mijn ouders stuurt, er onwijze gevolgen kunnen zijn.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 september 2019, voor zover inhoudende (p. 132):
Naar aanleiding van de aangifte werden door mij, verbalisant, 2 telefoonnummers
gevorderd bij de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk. Het
[telefoonnummer] betreft volgens de aangeefster het telefoonnummer van haar (ex)vriend, verdachte [verdachte] .
Op het antwoord afdrukrapport van het CIOT is te lezen dat het telefoonnummer [telefoonnummer] toebehoort aan [naam2] van de [adres1] te [woonplaats] . Uit onderzoek in de integrale bevragingssystemen van de politie
bleek dat [naam2] , wonende aan de [adres1] te [woonplaats] , geboren op [geboortedatum1] -1959, de vader is van de [verdachte] . Het is hierdoor zeer aannemelijk dat [verdachte] dit telefoonnummer in gebruik heeft, terwijl het telefoonabonnement staat op naam van zijn vader.
8. Het geschrift, te weten een geselecteerd whatsapp gesprek met [verdachte] , voor zover inhoudende (p. 225):
[23-07-19 14:08:50] [telefoonnummer] : Blijf zo en pak die vliegtuig
[23-07-19 14:08:56] [telefoonnummer] : Ga checken als je niet meer thuis bent na die datum
[23-07-19 14:08:58] [telefoonnummer] : Klaar
[23-07-19 14:09:10] [telefoonnummer] : Tot die dag geniet niemand gaat wat zien of horen DD
[23-07-19 14:10:59] E: Jij maakt me echt ziek
[23-07-19 14:11:14] E: Ik ben gek geworden door jou.
[23-07-19 14:12:06] [telefoonnummer] :
[23-07-19 14:12:23] [telefoonnummer] :
[23-07-19 14:12:34] [telefoonnummer] : Hier kijk nu het nog leuk is, hoe je me smeekte om je te komen neuken heb alle
bewijs erop eraan.
[23-07-19 14:12:36] [telefoonnummer] :
[23-07-19 14:13:23] [telefoonnummer] : Ohja en over drugs enzo en al het vieze wat je doet is er ook allemaal
[23-07-19 14:13:32] [telefoonnummer] : Hoe je mij hebt genaaid bedreigd alles
[23-07-19 14:13:37] [telefoonnummer] : Tot aan mijn familie
[23-07-19 14:13:49] [telefoonnummer] : Gaat jou familie ook hunzelf kkr vies voelen vriend daar draait het om
(…)
[23-07-19 14:19:47] [telefoonnummer] : Heel je familie komt het te weten.
[23-07-19 14:19:51] [telefoonnummer] : Vertel het maar aan hen, niet aan mij.
[7.3-07-19 14:20:01] [telefoonnummer] : Alleen hoe je beeld en geluid gaat ontkennen?
[23-07-19 14:20:10] E: Ik heb je deze dingen in vertrouwen toegestuurd.
[23-07-19 14:20:15] E: Niet zodat je het tegen me kon gebruiken.
[23-07-19 14:20:15] [telefoonnummer] : Ok, verander verhuis
[23-07-19 14:20:18] [telefoonnummer] : Wat gaat veranderen?
[23-07-19 14:20:22] [telefoonnummer] : Iedereen gaat het zien
9. Het geschrift, te weten een afdruk van een whatsappgesprek tussen aangeefster [slachtoffer] en telefoonnummer [telefoonnummer] , voor zover inhoudende (p. 45, 47 en 50):
p. 45
di 30 juli
[slachtoffer] (11.00): Maar ik zit in een kkkrr moeilijke situatie taylan
[verdachte]
Wat moet ik doen
Ik wil je niet kwijt
[telefoonnummer] (11.00): Alleen wat nu anders gaat zijn is je ouders gaan ook zien niet alleen je broer
[telefoonnummer] (11.01): Hoe dan ook ga je problemen krijgen met je familie
(…)
p. 47
di 30 juli
[telefoonnummer] (11.21): Ookal neem je latere vlucht kom ik weer achter
Gaat dan gebeuren
Dus als je tog gaat verspil mn tijd niet
+31628889023 (17.37): Zometeen laatste dingen pakken
heb 10 mensen waar het sowieso naartoe gaat
[slachtoffer] (17.37): [verdachte] nee!!!
[verdachte] ik blijf bij jou alsjeblieft man
Ik blijf bij jou
p. 50
wo 31 juli
[telefoonnummer] (11.25): Ga maar alles uitleggen aan je fam je hebt je best gedaan
Je bent gwn je leven aan het lijden schat
kkr hoer en blijft me verder naaien (…)
[slachtoffer] (13.07): Ik ga haar brengen ik kom weer terug
[telefoonnummer] (13.08): Je weet tog dat je meteen kan landen
met haar en die auto naar je zus of ouders rijden en dan gelijk een vlucht kan nemen? Vluchten zat tientallen per
dag verschillende bedrijven