ECLI:NL:RBDHA:2021:12621

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
NL21.13480 en NL21.13481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Nigeriaanse eisers op grond van ongeloofwaardigheid en gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Nigeriaanse eisers, die hun aanvragen op 20 oktober 2020 indiende. De aanvragen werden op 16 augustus 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De eisers stelden dat zij vreesden voor hun leven vanwege een conflict met een oom van eiser, die hen beschuldigde van de dood van zijn zoon. De rechtbank heeft op 3 november 2021 de zaak behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eisers ongeloofwaardig waren en dat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd om hun vrees voor vervolging aannemelijk te maken. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet in aanmerking kwamen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de aanvragen af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.13480 en NL21.13481

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[Naam 1], eiser,

v-nummer: [Nummer 1]
[Naam 2], eiseres,
v-nummer: [Nummer 2]
hierna gezamenlijk: eisers
mede namens de minderjarige kinderen
Trinity Sundayen
[Naam 4]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 16 augustus 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Umar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [Geb. datum 1] 1993 en [Geb. datum 2] 1996 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Op 20 oktober 2020 hebben zij asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij in Nigeria vrezen voor een oom van eiser. Deze oom en diens zoon zijn op [Datum] 2012 in de auto aangevallen door een bende. De zoon is hierbij om het leven gekomen. De oom beschuldigt eiser ervan hiervoor verantwoordelijk te zijn. Als gevolg daarvan is eiser op [Datum 2] 2012 aangehouden en gevangen genomen. Op [Datum 3] 2014 is hij op borgtocht vrijgelaten. Aan eiser is huisarrest met een meldplicht opgelegd. Begin 2015 is eiser ernstig mishandeld door een groep jongens. Eiser stelt dat zijn oom hiervoor opdracht gegeven heeft. Eiser is vervolgens gevonden door [Naam 5] en naar de stad [Plaatsnaam] gebracht. Met hulp is hij naar Libië gevlucht. Eiseres vreest daarnaast voor [Naam 6], de persoon die borg heeft gestaan voor eiser. Eisers stellen dat [Naam 6] zijn woning is kwijtgeraakt doordat eiser zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden van de borgtocht. Vanwege de vrees voor de oom en [Naam 6] is ook eiseres gevlucht uit Nigeria.
3. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder acht de problemen van eisers met de oom en [Naam 6] ongeloofwaardig. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat eiser daadwerkelijk is beschuldigd door de oom en dat zij tot op heden nog te vrezen hebben voor hem. Verweerder volgt dat eiser in detentie heeft gezeten nu uit het overgelegde kopiedocument van de borgtocht blijkt dat eiser op borgtocht is vrijgelaten maar hieruit blijkt niet waarom eiser gedetineerd is geweest. Eisers hebben verder geen andere bewijsstukken overgelegd ondanks dat eiser werd bijgestaan door een advocaat. De verklaringen van eiser zijn daarnaast op een aantal essentiële punten tegenstrijdig aan de verklaringen van eiseres. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid. Omdat eisers de gestelde problemen met de oom niet aannemelijk hebben gemaakt, volgt verweerder niet dat [Naam 6] zijn huis is kwijtgeraakt doordat eiser de voorwaarden van de borg heeft geschonden. Eiseres heeft verder de problemen met [Naam 6] niet aannemelijk gemaakt. Niet alleen heeft eiseres summier over de problemen verklaard, ook heeft zij heeft na het vertrek van eiser uit Nigeria nog enige tijd zonder problemen in Nigeria verbleven. Eisers hebben tot slot niet aannemelijk gemaakt dat de kinderen in Nederland geworteld zijn en zij daarom bij terugkeer ernstige schade zullen lijden.
4. Op wat eisers daartegen aanvoeren, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eisers verzoeken om wat zij in de zienswijzen hebben aangevoerd als herhaald en ingelast in de gronden van beroep te beschouwen. Nu eisers deze gronden in beroep niet nader hebben onderbouwd en evenmin hebben aangegeven waarom de motivering van de bestreden besluiten op deze punten onjuist is, kan de enkele verwijzing daarnaar niet leiden tot het daarmee door eisers beoogde resultaat.
6. De rechtbank stelt vast dat eisers ter staving van hun asielrelaas een kopiedocument hebben overgelegd waaruit blijkt dat eiser in Nigeria op borgtocht is vrijgelaten. Zij hebben verder geen andere documenten overgelegd. Verweerder heeft de kopie meegenomen in de beoordeling en volgt dat eiser in Nigeria in detentie heeft gezeten. Verweerder oordeelt terecht dat eisers daarmee niet aannemelijk hebben gemaakt dat eiser twee jaar in detentie heeft gezeten juist op verdenking van moord van de zoon van zijn oom. Dat blijkt namelijk niet uit het document. Verweerder heeft van eisers mogen verwachten dat zij andere bewijsstukken konden overleggen nu eiser in de strafzaak is bijgestaan door een advocaat. Nu eisers geen andere stukken hebben overgelegd ter staving van hun asielverzoek zal de aanvraag worden beoordeeld aan de hand van de door hen afgelegde verklaringen.
7. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij problemen hebben met de oom van eiser en dat hij eiser verantwoordelijk houdt voor het overlijden van zijn zoon. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat eiser heeft verklaard dat hij voor het incident nooit problemen heeft gehad met zijn oom en neef. Niet aannemelijk is geworden waarom juist eiser wordt beschuldigd door de oom, terwijl eiser nog andere broers heeft. Dat eiser de oudste zoon is doet hieraan niet af. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte niet aannemelijk geacht dat eiser pas ruim zes maanden na het overlijden van zijn neef in [Plaatsnaam 2] is gearresteerd omdat hij naar eigen zeggen in de tussentijd geen enkele dreiging heeft ondervonden. De verklaring van eiser dat zijn arrestatie pas na enkele maanden plaats vond omdat hij niet in [Plaatsnaam 2] woonde maakt dit niet anders. Immers eiser heeft verklaard dat hij regelmatig eiseres in [Plaatsnaam 2] bezocht. Ook heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat het gegeven dat eiser niet weet hoeveel rechtszittingen er in zijn strafzaak zijn geweest en of hij is veroordeeld, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. Van eiser mag verwacht worden dat hij op de hoogte is van zijn eigen strafproces, temeer omdat hij is bijgestaan door een advocaat. Het standpunt van verweerder dat het vreemd is dat eiser op borgtocht is vrijgelaten terwijl hij wordt verdacht van moord waarop in Nigeria de doodstraf staat, is evenwel onvoldoende gemotiveerd. Het enkele feit dat het misdrijf moord wordt bestraft met de doodstraf maakt niet dat vrijlating op borgtocht per definitie niet mogelijk is. Dit weegt echter niet op tegen de tegenstrijdige verklaringen die eiser heeft afgelegd. Verweerder heeft tot slot niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij zeer summier heeft verklaard over de bedreiging door de oom. Verweerder overweegt daartoe terecht dat eiseres enkel heeft verteld dat de oom haar na de rechtszittingen aansprak en dat hij ervoor zou zorgen dat eiser niet zou vrijkomen. Dit duidt niet op een ernstige dreiging, met name nu eiseres verder geen problemen met de oom heeft ervaren.
8. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser in 2015 door toedoen van zijn oom is aangevallen door een bende en vervolgens door [Naam 5] is gevonden en verzorgd. Verweerder overweegt hiertoe niet ten onrechte dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn oom hier opdracht tot heeft gegeven. Eiser heeft namelijk zelf verklaard dat hij na zijn vrijlating geen contact heeft gehad met zijn oom. Het enkele vermoeden dat zijn oom achter de mishandeling zit is onvoldoende. Verweerder volgt verder, niet ten onrechte, niet dat [Naam 5], nadat hij eiser bewusteloos vond op straat, in [Plaatsnaam] heeft verzorgd in plaats van de hulpdiensten in te schakelen. Eiser en [Naam 5] kenden elkaar namelijk niet en eiser was naar eigen zeggen ernstig gewond. Dat het volgens eiser mogelijk is dat hij is behandeld door een apotheker is slechts een vermoeden van eiser. Verweerder overweegt verder terecht dat eiser op dit punt ook tegenstrijdig verklaard heeft. Hij verklaart namelijk tijdens het aanmeldgehoor dat hij na het incident niet meer bij bewustzijn is geweest en pas in Libië weer bij kwam [2] terwijl hij tijdens het nader gehoor verklaart dat hij in Nigeria al wakker is geworden [3] . De verklaring van eiser dat hij pas in Libië is aangesterkt is hiertoe geen voldoende verklaring en heft de tegenstrijdigheid niet op. Verweerder overweegt verder terecht dat eisers onderling tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over het contact tussen hen na het incident waarbij eiser is mishandeld. Zo verklaart eiser dat hij tijdens zijn verblijf bij [Naam 5] geen contact heeft gehad met eiseres en haar pas in Libië heeft gezien, terwijl eiseres verklaart dat zij eiser in [Plaatsnaam] heeft bezocht. De beroepsgrond dat dit punt geen onderdeel is van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling slaagt niet. De verklaringen gaan over de reden voor eisers om te vluchten uit Nigeria en vormen dan ook een essentieel onderdeel van het asielrelaas.
9. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vrezen voor [Naam 6] nu hij borg stond met zijn woning voor eiser. Verweerder heeft niet ten onrechte de vrees voor [Naam 6] ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft ook terecht aan eisers tegengeworpen dat zij tegenstrijdig hebben verklaard over [Naam 6]. Eiseres heeft verklaard dat [Naam 6] iemand bij de rechtbank was die borg kon staan terwijl eiser heeft verklaard dat [Naam 6] zijn neef is. De beroepsgrond van eiseres dat zij zich wellicht heeft vergist en dat dit punt in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van ondergeschikt belang is volgt de rechtbank niet. De problemen met [Naam 6] vormde voor eiseres de reden om ook te vluchten. Derhalve mag verwacht worden dat eisers op dit punt consistent verklaren. Verweerder heeft verder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres zeer summier heeft verklaard over de gestelde problemen die zij ondervond van [Naam 6]. Eiseres heeft deze problemen niet concreet gemaakt. Ter zitting heeft eiser nog verklaard dat hij heeft begrepen dat [Naam 6] zijn woning is kwijtgeraakt maar ook deze verklaring is niet onderbouwd met stukken. Uit de kopie van de borgtocht is eveneens niet op te maken dat [Naam 6] met zijn woning borg stond en bij het schenden van de voorwaarden zijn woning zou kwijtraken. Eiseres heeft daarnaast na de vlucht van eiser uit Nigeria nog ruim vijf maanden in Nigeria verbleven en niet is gebleken dat zij problemen heeft ondervonden met [Naam 6].
10. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat haar kinderen in Nederland geworteld zijn en bij terugkeer naar Nigeria ernstige schade zullen ondervinden. Zij dienen daarom in aanmerking te komen voor een zelfstandige dan wel afgeleide verblijfsvergunning asiel. Verweerder overweegt hiertoe niet ten onrechte dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de kinderen bij terugkeer ernstige schade lijden en dat de kinderen in Nederland zijn geworteld. Niet aannemelijk is geworden dat de vader – eiser – bij terugkeer weer in de gevangenis terecht zal komen. Daarbij is evenmin aannemelijk gemaakt dat de kinderen ernstige schade zullen ondervinden indien eiseres de kinderen alleen moet opvoeden. Verweerder overweegt daarnaast terecht dat het korte verblijf van de kinderen in Nederland onvoldoende is om hieraan verblijfsrechtelijke gevolgen te verbinden. Tot slot is niet onderbouwd waarom de kinderen in Nederland zouden zijn geworteld. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
11. Verweerder heeft, gelet op wat vorenstaand is overwogen, terecht geconcludeerd dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
12. De aanvragen zijn terecht afgewezen als ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Pagina 12 van het aanmeldgehoor.
3.Pagina 22 van het nader gehoor.