ECLI:NL:RBDHA:2021:12610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
3197041 RL EXP 21-6001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na stormschade en misleiding door verzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen 1e Noord Hollandsche Vastgoedmaatschappij B.V. (ENHV) en Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (NN) over stormschade aan een onroerende zaak. ENHV, eigenaar van een onroerend goed dat als hotel wordt verhuurd, had stormschade geleden op 9 februari 2020 en vorderde schadevergoeding van NN, haar opstalverzekeraar. NN had echter geweigerd dekking te verlenen, onder andere omdat ENHV onjuiste informatie zou hebben verstrekt over de staat van het dak voor de storm. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2021 werd duidelijk dat ENHV geen aanvang had gemaakt met herstelwerkzaamheden, wat volgens de verzekeringsvoorwaarden noodzakelijk was voor schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat ENHV opzettelijk had misleid door onjuiste informatie te verstrekken over de herstelwerkzaamheden en dat dit invloed had op de beoordeling van de schadevergoeding. De vorderingen van ENHV werden afgewezen, terwijl NN in reconventie een bedrag van € 3.500,- aan onderzoekskosten toegewezen kreeg, omdat ENHV onterecht informatie had verstrekt. De proceskosten werden aan ENHV opgelegd, terwijl de kosten in reconventie tussen partijen werden verdeeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/c
Rolnr.: 3197041 RL EXP 21-6001
16 november 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
1e Noord Hollandsche Vastgoedmaatschappij B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Almere,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: ENHV,
gemachtigde: mr. E.M. Horssius (Stichting Ombudsman Schadeverzekeringen Nederland),
tegen
de naamloze vennootschap
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: NN,
gemachtigde: mevr. mr. M. den Haan (NN Advocaten).

1.Het procesverloop

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 25 maart 2021 met zeven producties (nrs. 1 tot en met 7);
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van 17 juni 2021 met 15 producties (geletterd A tot en met P);
  • de brief van de gemachtigde van NN van 25 augustus 2021 met een aanvullende productie (Q);
  • de akte uitlating vooruitlopende op de comparitiezitting van 7 september 2021 tevens conclusie van antwoord in reconventie, binnengekomen bij de griffie op 1 september 2021;
  • de akte uitlating en overlegging productie n.a.v. comparitiezitting van 7 september 2021 van 21 september 2021 aan de zijde van ENHV met een productie (nr. 1);
  • de antwoordakte aan de zijde van NN van 19 oktober 2021.
1.2
Op 7 september 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij is namens ENHV de heer [betrokkene 1] verschenen alsmede de gemachtigde van ENHV en is namens NN verschenen mevr. [betrokkene 2] alsmede de gemachtigde van NN. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Een schikking is niet bereikt.
1.3
Uiteindelijk is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
ENHV is sinds augustus 2011 eigenaresse van een onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] (hierna: het opstal).
2.2
ENHV heeft het opstal verhuurd aan de heer [X 1] en anderen, die in het opstal een hotel, hotel “De Ark”, exploiteren.
2.3
ENHV heeft het opstal voor (onder meer) stormschade verzekerd bij NN op een verzekeringspolis met nummer 9001368489 (hierna: de polis).
2.4
Op de verzekering zijn de algemene verzekeringsvoorwaarden, alsmede bepaalde bijzondere polisvoorwaarden van toepassing (voorwaarden BB-MKB-2016C).
2.5
Op 9 februari 2020 is als gevolg van een hevige storm storm- en waterschade ontstaan aan (onder meer ) een plat dak aan het opstal, dat als gevolg van de storm werd opgetild, en waarbij verbindingen werden losgeslagen en hoeveelheden water het opstal zijn binnengekomen.
2.6
De schade is door ENHV aan NN gemeld.
2.7
NN heeft een voorschot van € 5.000,00, als voorschot op de herstelkosten, uitgekeerd aan ENHV.
2.8
Door aannemer [Z] Bouw B.V. te Nieuwersluis zijn noodreparaties uitgevoerd. Daarnaast heeft [Z] Bouw in een ‘open begroting’ geoffreerd de schade voor een bedrag van € 27.704,00 (excl. BTW) te herstellen.
2.9
NN heeft Dekra Forensic Experts opdracht gegeven de schade nader te onderzoeken. Dekra heeft een interview gehouden met de heer [betrokkene 1] , gevolmachtigde van de bestuurster van ENHV, en Dekra heeft dat interview in een rapport van 10 september 2020 vastgelegd. Daarnaast het Dekra een interview gehouden met de heer [y] , een van de uitbaters van het opstal. Dekra heeft dat interview in een rapport van 30 september 2020 vastgelegd.
2.1
Bij brief van 15 februari 2021 heeft NN ENHV laten weten vooralsnog geen dekking onder de polis te zullen verlenen, voornamelijk vanwege het feit dat het dak reeds voor de stormschade aan vervanging toe zou zijn.

3.De vordering in conventie en het verweer daartegen

3.1
In conventie vordert ENHV bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: (a.) NN te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis ook daadwerkelijk over te gaan tot het verlenen van dekking onder de verzekeringsovereenkomst, door uitkering aan ENHV van de schade die ENHV lijdt door de schade, ten bedrag van € 21.715,00; en (b.) NN te veroordelen om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis ook daadwerkelijk over te gaan tot het verlenen van dekking onder de verzekeringsovereenkomst, door uitkering aan ENHV van de schade die ENHV heeft geleden door de zijnerzijds gemaakte expertisekosten, ten bedrage van € 4.050,00; en (c.) NN te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis ook daadwerkelijk over te gaan tot het verlenen van dekking onder de verzekering, door uitkering aan ENHV de zijnerzijds gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, conform het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en vervolgens gemodereerd ten bedrag van primair € 235,00; alles met dien verstande dat de hierboven, onder a., b. en c. genoemde bedragen € 25.000,00 niet zullen overschrijden; en (d.) NN te gebieden de verwerkingen van de personalia/gegevens van ENHV, binnen 14 dagen na de datum van de uitspraak, althans binnen 2 dage na betekening van het vonnis, de EVI-code in verband met schade bij de naam van ENHV te doen verwijderen uit het Centraal Informatiesysteem van in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen, onder beheer van Stichting CIS; en (e.) NN te gebieden de verwerkingen van de personalia/gegevens van ENHV en haar bestuurder, binnen 14 dagen na de datum van de uitspraak, althans binnen 2 dagen na betekening van het vonnis, de negatieve aanduiding of connotatie in verband met de schade bij de naam van hen te doen verwijderen uit het Interne Informatiesysteem, onder beheer van NN; en (f.) NN te veroordelen tot betaling aan ENHV van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hierboven gevorderde schade, te rekenen vanaf de dag der dagvaarding; en NN te veroordelen in de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van de uitspraak in dezen en indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening van de uitspraak; en (g.) NN te veroordelen in de kosten van het onderhavige geding, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van de uitspraak in deze en indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening van de uitspraak.
3.2
Aan haar vordering in conventie legt ENHV ten grondslag dat het opstal bij NN is verzekerd tegen (onder meer) stormschade en dat het verzekeringsrecht vereist dat partijen zich naar (hoge) normen van redelijkheid en billijkheid dienen te gedragen. ENHV heeft op geen enkele wijze aanleiding gegeven te veronderstellen dat zij ten opzichte van NN niet alle relevante informatie met betrekking tot de staat van onderhoud van het opstal aan NN heeft verstrekt, als gevolg waarvan NN de schade aan het opstel dient te vergoeden.
3.3
NN voert verweer tegen de vordering in conventie van ENHV. Zij stelt dat ENHV NN opzettelijk heeft misleid door het geven van onjuiste inlichtingen en/of onjuiste bescheiden , met name met betrekking het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden aan het dak en met betrekking tot de staat van het dak voorafgaand aan de storm op 9 februari 2020.

4.De vordering en het verweer daartegen in reconventie

4.1
In reconventie vordert NN om ENHV te veroordelen om € 8.500,-- aan NN te voldoen althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.000,-- vanaf de betaaldatum van het voorschot (15 april 2020) respectievelijk € 3.500,-- vanaf de vervaldatum van de factuur althans vanaf de dag der dagvaarding, met veroordeling van ENHV in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, een en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
4.2
Aan haar vordering in reconventie legt NN ten grondslag dat als gevolg van het feit dat ENHV onjuiste inlichtingen aan NN heeft verschaft met betrekking tot de status van de herstelwerkzaamheden en de omvang van de schade is ENHV toerekenbaar tekort geschoten in haar verplichtingen onder de polis, als gevolg waarvan ENHV de kosten van onderzoek, die zij heeft gemaakt, alsmede het reeds betaalde voorschot aan NN terug dient te betalen.
4.3
Het verweer van ENHV tegen de vordering in reconventie van NN luidt dat zij betwist dat NN zich bij haar stelling dat ENHV onjuiste inlichtingen verschaft zou hebben baseert op onderzoeksrapporten, die eenzijdig tot stand zijn gekomen en daarmee op onjuiste informatie berusten. Bij gebreke van deugdelijke rapportages blijft NN gehouden de schade te vergoeden en is er geen grond ENHV verantwoordelijk te houden voor de onderzoekskosten. Ook is er geen grond het voorschot van € 5.000,00 terug te vorderen.

5.De beoordeling

Opmerking vooraf
5.1
Voorafgaand en tijdens de mondelinge behandeling is tussen partijen debat gevoerd over een mogelijke cessie van de vordering van ENHV op NN aan een procesfinancier, waarbij NN stelt dat ENHV wellicht niet langer vorderingsgerechtigd is. Bij akte van 21 september 2021 heeft ENHV een akte van cessie met T.F.K. Beheer B.V. als cessionaris overgelegd. Uit deze akte van cessie blijkt dat ENHV haar vordering op NN, voor zover deze een bedrag van € 25.000,-- overschrijdt heeft gecedeerd aan T.F.K. Beheer B.V., maar haar vordering op NN tot een bedrag van € 25.000,-- heeft behouden. Bij akte van 19 oktober 2021 heeft NN laten weten haar verweer op het punt van de cessie te laten varen.
5.2
Het overleggen van de akte van cessie stelt de kantonrechter ook in de gelegenheid te beoordelen of hij bevoegd is van de vordering van ENHV op NN kennis te nemen. Omdat de kantonrechter kan vaststellen dat de vordering van EHNV op NN maximaal € 25.000,-- beloopt, omdat het meerdere is gecedeerd aan T.F.K. Beheer B.V. is de kantonrechter op de voet van artikel 93 onder a. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd op het voorliggende geschil te beslissen.
In conventie
5.3
Bij de beoordeling van het voorliggende geschil zal de kantonrechter van drie elementen uitgaan, die niet tussen partijen in discussie zijn. Dat zijn (1) dat ENHV het opstal bij NN heeft verzekerd tegen (onder meer) stormschade, (2) dat op 9 februari 2020 een storm heeft gewoed, die schade aan het (platte) dak van het opstal heeft veroorzaakt en (3) dat de schade nog niet door is gerepareerd, anders dan dat enkele noodreparaties zijn uitgevoerd.
5.4
Het feit dat in deze procedure is komen vast te staan dat het platte dak van het opstal nog niet is gerepareerd staat op zich reeds aan toewijzing van de vordering in conventie, althans voor zover het betreft de betaling van de herstelkosten, in de weg. Artikel 6.3 van de toepasselijke Bijzondere voorwaarden Gebouwen bepaalt namelijk over de regeling van de schade het volgende:
Verzekerde heeft de vrijheid te kiezen om de schaderegeling te laten plaatsvinden op basis van herbouwen of niet-herbouwen. Deze beslissing omtrent de keuze dient binnen zes maanden na de schadedatum kenbaar te worden gemaakt aan de verzekeraar. Indien de verzekerde zijn keuze niet binnen de gestelde termijn kenbaar heeft gemaakt, vindt de schaderegeling plaats op basis van niet-herbouwen. •Bij herbouwen wordt de helft van de naar herbouwwaarde berekende schadevergoeding bij aanvang van het herbouwen uitgekeerd en de andere helft nadat het herbouwen of het herstel is voltooid., met dien verstande dat de schadevergoeding niet meer zal bedragen dan de werkelijke bestede kosten. (….) •Bij partiële schade zullen de herstelkosten worden vergoed, mits tot herstel wordt overgegaan. Mocht niet tot herstel worden overgegaan, dan zal de schadevergoeding op basis van de verkoopwaarde plaatsvinden, tenzij de begrote herstelkosten lager zijn dan de op basis van de verkoopwaarde vastgestelde schadevergoeding . In dit geval zullen de herstelkosten worden vergoed.
5.5
Uit het hiervoor geciteerde artikel uit de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden vallen drie relevante elementen te destilleren, namelijk (1) dat binnen zes maanden na de schadedatum gekozen moet worden voor herbouwen of niet-herbouwen, (2) dat de schadevergoeding nooit meer zal bedragen dan de werkelijke kosten van herbouw/herstel en (3) dat schade-uitkering eerst (gedeeltelijk) plaatsvindt, nadat met het herstel een aanvang is gemaakt.
5.6
In deze procedure kan in het midden blijven of ENHV tijdig een keuze heeft gemaakt voor herbouwen en kan ook in het midden blijven of sprake is van ‘herbouwen’ of van ‘partiële schade’(en herstel daarvan). Vast staat namelijk dat, anders dan dat zekere noodreparaties zijn verricht, geen aanvang is gemaakt met het herstel van het beschadigde platte dak van het opstal. In dat licht dient reeds het in het petitum in conventie onder (a.) gevorderde te worden afgewezen.
5.7
In conventie onder (b.) vordert ENHV een bedrag aan expertisekosten ad € 4.050,-. Uit punt 3.28 blijkt dat ENHV een eigen schade-expert heeft benoemd, Krantz & Polak Resolve, naast de reeds door NN benoemde schade-expert Dekra (Onderzoek) Forensic. Niet alleen onderbouwt ENHV niet op grond waarvan de kosten van de eigen benoemde schade-expert door NN vergoed zouden meten worden, ook staat artikel 6.21 van de algemene (verzekerings)voorwaarden aan vergoeding van de kosten van de eigen benoemde schade-expert in de weg. Het genoemde artikel geeft een regeling voor het benoemen van experts. Indien een verzekerde dat wenst kan de omvang van de schade worden vastgesteld worden door ofwel een door NN benoemde (en betaalde) expert, of door een panel van drie experts. Het genoemde artikel biedt geen ruimte voor een eigen door de verzekerde benoemde expert en evenmin voor een vergoeding van de kosten daarvan. Dat element van de vordering van ENHV zal dus ook worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
5.8
Vanaf hier zal de kantonrechter de overige vorderingen van ENHV in conventie en de vorderingen van NN in reconventie gezamenlijk behandelen, omdat deze vorderingen over en weer een zekere samenhang vertonen. In conventie vordert ENHV namelijk nog verwijdering van de ‘zwarte lijsten’, terwijl in reconventie NN betoogt dat ENHV zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke misleiding door ENHV, niet alleen doordat ENHV NN onjuist zou hebben voorgelicht omtrent de staat van onderhoud van het platte dak, maar ook door het inzenden van een drietal facturen van aannemer [Z] , die suggereren dat herstel van het platte dak reeds heeft plaatsgevonden. Daarbij beroept NN zich op artikel 7:941 lid 5 BW.
5.9
De kantonrechter acht het kwalijk dat ENHV in eerste instantie NN, maar in tweede instantie ook de kantonrechter in de dagvaarding onjuist heeft voorgelicht omtrent de uitvoering van de herstelwerkzaamheden. Ten opzichte van NN heeft ENHV door het indienen van een drietal facturen van aannemer [Z] (overgelegd onder Productie H bij conclusie van antwoord) de indruk gewekt dat de herstelwerkzaamheden daadwerkelijk waren uitgevoerd en heeft zij aanspraak gemaakt op een uitkering tot het door de aannemer gefactureerde bedrag. Uit de facturen komt een beeld naar voren dat de herstelwerkzaamheden in de periode tussen 11 maart 2020 (datum van de eerste factuur) en 30 maart 2020 (datum van de derde en laatste factuur) zouden zijn uitgevoerd. In de laatste factuur van 30 maart 2020 staat zelfs met zoveel woorden
complete oplevering van het werk, daarmee aangevende dat de werkzaamheden ook zouden zijn opgeleverd.
5.1
In haar conclusie van antwoord heeft NN het verweer gevoerd dat de herstelwerkzaamheden nog niet waren uitgevoerd en tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2021 is van de zijde van ENHV ook erkend dat de werkzaamheden nog niet waren en thans nog steeds niet zijn uitgevoerd. Met deze erkenning van de zijde van ENHV blijkt ook dat ENHV in de dagvaarding de kantonrechter onjuist heeft voorgelicht, omdat ENHV in de dagvaarding aanspraak maakt op betaling van (het niet gecedeerde gedeelte van) de herstelkosten, terwijl zij zich ervan bewust moest zijn dat zij daarmee NN wilde bewegen tot betaling van schade, voor het herstel waarvan zij nog geen betalingen heeft verricht. Daaruit volgt dat ENHV de kantonrechter in strijd met artikel 21 Rv onjuist en in ieder geval onvolledig heeft voorgelicht.
5.11
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft ENHV door het indienen van de facturen van aannemer [Z] de bedoeling gehad NN te bewegen tot het verstrekken van een uitkering, waarop zij bij het verstrekken van de juiste informatie nog geen recht zou hebben gehad. Daarbij staat het voorgaande bovendien los van de vraag of ENHV, als gevolg van mogelijk achterstallig onderhoud aan het platte dak, wel uitkering van de volledige herstelkosten kan verlangen. In de toelichting bij artikel 7:941 lid 5 BW in T&C wordt deze wijze van onjuist voorlichten gezien als een opzettelijke misleiding in de zin van dat artikellid. De kantonrechter acht daarmee voldoende onderbouwd dat sprake is van
opzettelijkemisleiding in de zin van het betreffende artikellid. Tegelijkertijd is de kantonrechter van oordeel dat de uitzonderingssituatie van het laatste zinsdeel van het artikellid zich voordoet, waardoor het recht op uitkering niet geheel is komen te vervallen. De reden waarom de kantonrechter deze uitzonderingssituatie aan de orde acht, is dat uitgangspunt is dat het dak van het opstal als gevolg van een storm is beschadigd en dat het nog niet te laat is om de werkelijke schadeomvang vast te stellen.
5.12
Voor zover de kantonrechter kan overzien heeft nog geen (technische) opname van de staat van onderhoud van het betreffende platte dak plaatsgehad. Weliswaar heeft Dekra Experts in opdracht van NN een interview gehouden met de uitbater van het hotel, die in het opstal gevestigd is en blijkt uit dat rapport en de verklaringen van de uitbater dat wellicht sprake zou kunnen zijn van achterstallig onderhoud. Maar dat rapport is, gelet op de betwisting van de inhoud daarvan door ENHV, niet als doorslaggevend te beschouwen ten aanzien van de vraag of inderdaad sprake was van een slechte staat van onderhoud en/of achterstallig onderhoud. Naar het oordeel van de kantonrechter dient/dienen alsnog op de voet van artikel 6.21 van de algemene (verzekerings)voorwaarden een (of meerdere) expert(s) te worden benoemd die de omvang van de schade gaan vaststellen. Weliswaar is sinds de schadedatum enige tijd verstreken, maar daartegenover staat dat herstel nog niet heeft plaatsgevonden. Daarom moet het mogelijk zijn aan hetgeen thans de feitelijke staat van het dak conclusies te verbinden wat betreft de technische staat op 9 februari 2020. Indien en voor zover de schade, gelet op het tijdsverloop, thans onnauwkeuriger kan worden vastgesteld dan kort na het schade evenement, zou dat in verband met hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de onjuiste informatieverschaffing door ENHV naar het oordeel van de kantonrechter in haar nadeel moeten uitwerken.
5.13
Terwijl naar het oordeel van de kantonrechter de onjuiste informatieverschaffing door ENHV niet zodanig is dat daarmee het recht op uitkering is komen te vervallen, acht de kantonrechter de gedragingen van ENHV wel zodanig ernstig dat NN terecht de aantekeningen in het Centraal Informatiesysteem, onder beheer bij de Stichting CIS en in haar eigen Intern Informatiesysteem gehandhaafd kunnen blijven. De vorderingen in conventie van ENHV die gericht zijn op het doorhalen van die inschrijvingen zullen derhalve worden afgewezen.
5.14
In reconventie vordert NN van ENHV een bedrag van € 5.000,- aan een voorschot voor (nood)herstellingen en een bedrag van € 3.500,- aan gemaakte onderzoekskosten. Omdat het thans nog te vroeg is om te kunnen oordelen dat de totale schade aan het dak een bedrag van € 5.000,- niet zal overschrijden kan deze vordering van NN, die gebaseerd is op onverschuldigde betaling, niet worden toegewezen. Of uiteindelijk een bedrag aan onverschuldigde betaling door ENHV dient te worden terugbetaald kan pas worden bepaald nadat de totale omvang van de schade aan het platte dak is komen vast te staan. In zoverre zal de vordering van NN worden afgewezen.
5.15
Daartegenover zal de vordering van NN voor gemaakte onderzoekskosten wel worden toegewezen. In artikel 6.1, laatste bullit punt, van de algemene verzekeringsvoorwaarden staat dat zelfs indien
de verzekeraar niet geschaad is in een redelijk belang, zij
niettemin de extra kosten die de verzekeraar heeft moeten maken op de uitkering in mindering mag brengen. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval sprake. Uit het voorgaande is gebleken dat ENHV NN onjuist heeft voorgelicht. Een en ander is aan het rollen gekomen nadat NN opdracht had gegeven de uitbater van het opstal te interviewen. Als ENHV NN van meet af aan juist had geïnformeerd had NN deze kosten niet moeten maken en waarschijnlijk ook niet gemaakt. In dat licht zijn de kosten van het onderzoek in feite onnodig gemaakte kosten, die NN van ENHV terug kan claimen. Over het bedrag van € 3.500,- zal de wettelijke rente, als gevorderd, worden toegewezen vanaf de vervaldatum van de betreffende factuur van Dekra, 9 maart 2020.
De proceskoten
5.16
In conventie wordt ENHV in deze procedure is alle elementen van haar vorderingen in het ongelijk gesteld. Haar (neven)vorderingen voor buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente en proceskosten volgen in zoverre de afwijzing van haar hoofdvorderingen. In dat licht zal ENHV worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van NN, begroot op € 996,00 ( 2 punten à € 498,00).
5.17
In reconventie wordt NN gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. Met het oog daarop zal de kantonrechter de proceskosten in reconventie zodanig tussen partijen te verdelen dat iedere partij de eigen proceskosten in reconventie draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
- wijst de vorderingen van ENHV af;
- veroordeelt ENHV in de proceskosten in conventie aan de zijde van NN, begroot op € 996,00,
In reconventie
- veroordeelt ENHV om € 3.500,- aan NN te voldoen, ter vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2020 tot de dag van algehele voldoening;
- verdeelt de proceskosten in reconventie zodanig tussen partijen dat elke partij de eigen proceskosten draagt,
In conventie en in reconventie
- verklaart dit vonnis wat betreft de betalingsverplichtingen van ENHV in conventie (voor de proceskosten) en in reconventie (voor de hoofdsom en wettelijke rente) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.