ECLI:NL:RBDHA:2021:12554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
NL21.6085
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Nigeriaanse moeder en haar minderjarige kinderen met Spaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, een Nigeriaanse vrouw, haar asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft ook haar minderjarige kinderen, die de Spaanse nationaliteit bezitten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Spaanse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres op basis van de Dublinverordening. Eiseres had op 23 december 2020 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de staatssecretaris weigerde deze in behandeling te nemen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de aanvraag. Eiseres voerde aan dat zij slachtoffer was van mensenhandel en dat haar kinderen niet naar Spanje konden worden overgedragen vanwege hun nationaliteit.

De rechtbank heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, waardoor eiseres niet aan Spanje mocht worden overgedragen. Na aanvullend onderzoek door de staatssecretaris bleek dat de kinderen van eiseres de Spaanse nationaliteit hebben, waardoor de Dublinverordening niet op hen van toepassing is. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres gegrond was en vernietigde het bestreden besluit voor zover dit betrekking had op de kinderen. Tevens werd bepaald dat de asielaanvraag voor de kinderen niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6085
V-nummers: [V-nummer 1], [V-nummer 2], [V-nummer 3] en [V-nummer 4]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres,

mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam kind 1],
[naam kind 2]en
[naam kind 3],
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

In een besluit van 21 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Dit besluit heeft mede betrekking op de minderjarige kinderen van eiseres.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet aan Spanje mag worden overgedragen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.6086, plaatsgevonden op 14 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Daudu. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Het verzoek om voorlopige voorziening is bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 mei 2021 toegewezen.
De rechtbank heeft het onderzoek in het beroep ter zitting aangehouden in afwachting van nader onderzoek van verweerder naar de nationaliteit van de kinderen van eiseres. Na ontvangst van het resultaat van dit onderzoek, alsmede van (nadere) reacties van partijen, heeft de rechtbank het onderzoek in deze zaak, zonder nadere mondelinge behandeling gesloten op 9 november 2021.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum eiseres] en bezit de Nigeriaanse nationaliteit. Zij heeft op 23 december 2020 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Op basis van haar verklaringen kon worden vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van haar aanvraag. De Spaanse autoriteiten zijn op 3 februari 2021 gevraagd om eiseres over te nemen op grond van artikel 13, tweede lid, van de Dublinverordening. [1] Zij hebben hiermee ingestemd op 11 februari 2021.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [2] In wat eiseres heeft aangevoerd heeft verweerder geen aanleiding gezien om haar asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken.
3. Eiseres voert aan dat zij in het verleden weliswaar een geldige verblijfsstatus had in Spanje, maar dat dit niet langer het geval is. Volgens haar had verweerder haar aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moeten trekken, omdat zij slachtoffer is geworden van mensenhandel. Eiseres stelt verder dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom overdracht in haar geval niet getuigt van onevenredige hardheid, en dat zij verschillende keren tevergeefs heeft geprobeerd om bescherming te krijgen van de Spaanse autoriteiten. Eiseres voert ten slotte aan dat haar kinderen de Spaanse nationaliteit hebben, en daarom niet (gedwongen) kunnen worden overgedragen aan Spanje.
4. De rechtbank stelt vast dat uit het claimakkoord van 11 februari 2021 blijkt dat de Spaanse autoriteiten de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag van eiseres op zich nemen omdat zij een geldige verblijfstitel heeft aldaar. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag ervan worden uitgegaan dat de Spaanse autoriteiten de Nederlandse autoriteiten van juiste informatie voorzien. De enkele stelling van eiseres dat zij onbekend is met haar verblijfstitel in Spanje, is geen reden om hiervan af te wijken. Het is aan haar om hierover navraag te doen bij de Spaanse autoriteiten. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat Spanje de verantwoordelijke lidstaat is.
5. Verweerder heeft verder voldoende onderbouwd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de verantwoordelijkheid voor de behandeling de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. De rechtbank stelt hierbij voorop dat verweerder in dit verband over beoordelingsruimte beschikt. De rechtbank moet deze beoordeling van verweerder terughoudend toetsen. Voor zover eiseres stelt dat zij in Spanje slachtoffer is geworden van mensenhandel, heeft verweerder hierin geen aanleiding hoeven zien om gebruik te maken van voornoemde bevoegdheid. Verweerder heeft hierbij kunnen overwegen dat niet is gebleken dat de Spaanse autoriteiten eiseres niet kunnen of willen beschermen tegen problemen met derden in Spanje.
6. In beroep is – na aanvullend onderzoek door verweerder – gebleken dat de minderjarige kinderen van eiseres de Spaanse nationaliteit hebben. Gelet hierop is de Dublinverordening niet op hen van toepassing en kunnen zij dan ook niet ter uitvoering daarvan worden overgedragen. Een en ander volgt uit artikel 3, eerste lid, van de Dublinverordening en de definitie van 'onderdaan van een derde land' in artikel 2 van de Dublinverordening.
7. Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, voor zover dit besluit mede ziet op de kinderen van eiseres.
8. Niet is gebleken van een van de situaties die worden genoemd in artikel 1, aanhef en onder a tot en met d, van Protocol nr. 24 inzake Asiel voor Onderdanen van Lidstaten van de Europese Unie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin een asielaanvraag van een onderdaan van een lidstaat door een andere lidstaat in aanmerking wordt genomen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien, door te bepalen dat de aanvraag voor zover gedaan namens de kinderen van eiseres niet-ontvankelijk wordt verklaard.
9. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit, voor zover dit besluit mede ziet op de kinderen van eiseres; -bepaalt dat de asielaanvraag voor zover gedaan namens de kinderen van eiseres nietontvankelijk wordt verklaard;
-bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van (het vernietigde gedeelte van) het bestreden besluit;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 november 2021
Mr. J.F.I. Sinack
Rechter
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
M.I.P. Buteijn
Griffier
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Documentcode: DSR18098890

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Vreemdelingenwet 2000.