ECLI:NL:RBDHA:2021:12552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
NL 21.13179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel en de status van de Filipijnen als veilig derde land

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 15 januari 2021 een aanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 augustus 2021 als niet-ontvankelijk was verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, dat op 6 september 2021 ter zitting is behandeld. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was de verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de zitting gesloten en onmiddellijk na sluiting mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte de Filipijnen als veilig derde land voor eiser heeft aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat er een gedegen onderzoek moet plaatsvinden naar de situatie in het derde land en dat de persoonlijke omstandigheden van eiser in de beoordeling moeten worden betrokken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onvoldoende inzichtelijk had gemaakt hoe de persoonlijke omstandigheden van eiser in de besluitvorming waren meegenomen. Eiser kan alleen naar de Filipijnen terugkeren als zijn echtgenote met hem meereist, wat niet realistisch is gezien haar huidige verblijf in Qatar. De rechtbank heeft verweerder opgedragen binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13179
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 6 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P.C. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 15 januari 2021 tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Op 16 augustus 2021 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ook was op de zitting aanwezig J. Labban, tolk in de Arabische taal
.De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank onmiddellijk na sluiting van het onderzoek op de zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.

Motivering

1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de Filipijnen als veilig derde land voor eiser kan worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] moet verweerder als hij een veilig derde land aanwijst, een gedegen onderzoek doen. Verweerder moet bij dit onderzoek naar en de beoordeling van een veilig derde land informatiebronnen betrekken bij zijn beoordeling over de algemene situatie in de Filipijnen en deze bronnen moet verweerder ook inzichtelijk betrekken in zijn besluitvorming. Dat is in deze zaak niet gebeurd. Verweerder stelt op de zitting dat hij dit onderzoek heeft gedaan, maar de rechtbank ziet dit niet in het bestreden besluit terugkomen. Op de zitting heeft verweerder erkend dat dit een gebrek in de motivering is. Verweerder heeft dit geprobeerd te herstellen door op de zitting alsnog landeninformatie te geven en te beoordelen. De rechtbank acht dit ten eerste te laat, maar bovendien is dit een onjuist toetsingskader. Immers, pas nadat verweerder onderzoek heeft gedaan naar de vraag of de Filipijnen een veilig derde land voor eiser is, kan de vraag aan de orde komen of verweerder van eiser kan vragen om terug te reizen naar de Filipijnen. Het lijkt er echter op dat verweerder deze vraag als eerste heeft beantwoord. Dat is dus onjuist. Maar ook deze redelijkheidstoets heeft verweerder niet juist toegepast. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser naar voren gebrachte omstandigheden onvoldoende inzichtelijk en onvoldoende zorgvuldig kenbaar betrokken zijn in het bestreden besluit. Uit het dossier is immers gebleken dat eiser alleen toegang heeft tot de Filipijnen als zijn echtgenote met hem mee teruggaat naar de Filipijnen. De echtgenote heeft schriftelijk verklaard dat zij woont en werkt in Qatar en niet terugwil naar de Filipijnen. Het standpunt van verweerder dat gevraagd kan worden van eisers echtgenote dat zij desondanks met eiser meereist naar de Filipijnen, is onvoldoende gemotiveerd en acht de rechtbank vergezocht. Daarnaast heeft de rechtbank in eisers dossier geen andere aanwijzingen gezien dat op een andere manier sprake is van een band van eiser met de Filipijnen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder onzorgvuldig en ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers band met de Filipijnen zodanig is dat het redelijk is om van hem te vragen om terug te keren. [2]
2. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,-, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. E.D. Dalman mr. A.K. Mireku
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3378.
2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:122.