Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoekschrift op grond van artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) met producties 1 tot en met 15, ingekomen op 15 februari 2021;
- het verweerschrift met 2 producties, ingekomen op 11 juni 2021;
- het e-mailbericht van de zijde van [verzoeker] van 18 juni 2021, met daarbij gevoegd productie 16;
- het e-mailbericht van de zijde van [verzoeker] van 22 juni 2021, met daarbij gevoegd (nogmaals) productie 16 en productie 17 en 18;
- de brief van de zijde van [verzoeker] van 23 juni 2021, met daarbij gevoegd een proceskostenspecificatie tot de dag van de mondelinge behandeling;
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2021. Hierbij zijn verschenen: [verzoeker] in persoon bijgestaan door mr. Y. Ersoy voornoemd (vergezeld door mr. G. Grujic) en namens Achmea mr. J.L.S.M. van Esser voor mr. G.S.E. van Helden voornoemd.
2.De feiten
A [ [verzoeker] ] wisselde van rijstrook”. Op het (voorblad van het) aanrijdingsformulier is de volgende situatieschets te zien:
Maatschappelijke klasse : verkeersongeval met uitsluitend materiele schade.
Partij A [ [verzoeker] ] wisselde met lagere snelheid van rijstrook zonder richting aan te geven plotseling vlak voor voertuig B [ [betrokkene] ]. B moest hierdoor remmen maar kon botsing niet vermijden.”
Mijn opmerkingen’ heeft ingevuld “Ik reed rechtdoor en ben plotseling aangereden”. Op het formulier heeft [verzoeker] de volgende situatieschets gemaakt:
110+” km/u reed. Bij de vraag of tijdig richtingverandering werd aangegeven, heeft [verzoeker] “
nvt” ingevuld. Bij de vraag wie er aansprakelijk is, heeft [verzoeker] ingevuld: “
Tegenpartij is aansprakelijk, deze heeft mij voluit van achteren aangereden, terwijl ik rechtdoor aan het rijden was. Ik ben plotseling van achteren aangereden. Na aanrijding is de tegenpartij nog doorgereden en [heeft] mij ingehaald.”
Ik reed in een [auto 1] op de A4, op de derde rijstrook vanaf rechts gezien. Er waren in totaal vier rijstroken. Twee rijstroken aan de linkerkant gaan naar Amsterdam en de rechtertwee gaan naar Zoetermeer. (…) Ik reed richting Amsterdam. Ik schat dat ik twintig á dertig seconden reed op de rijstrook.
Er waren ter plekke vier rijstroken. Vanuit de rechterkant gezien reden wij op de derde rijstrook. Ik was de bijrijder, [verzoeker] was de bestuurder van de auto. We reden bijna twintig of dertig minuten op de snelweg. We kwamen uit Den Haag en we reden naar Zoetermeer. We reden ongeveer vijf a zes minuten op die derde rijstrook vanaf de rechterkant gezien. Plotseling werden wij van achteren aangereden, dat voelde ik en ik hoorde ook de klap. De auto die ons aanreed heeft ons vervolgens ingehaald en was voor ons gaan rijden. Ik zei daarop tegen [verzoeker] : “wat is er gebeurd?”. We zijn naar de zijkant van de rijbaan gereden en uitgestapt. Ik zag dat we van achteren in het midden van de auto waren aangereden. (…) Ik heb niet gesproken met de bestuurder van de andere auto. Ik heb gezien dat de politie kwam en daar was ik bij. Er zijn ook formulieren ondertekend door [verzoeker] en de andere bestuurder. Ik sprak apart met één van de politieagenten. Dat was een man. Dat was achter onze auto en [verzoeker] sprak met een andere politieagent en hij was toen in de ambulance. (…) Het was ten tijde van de aanrijding niet druk op de weg. Links en rechts van onze auto reed er niemand. Voor ons reden er ook geen auto’s. Er reed veel verder achter ons nog wel een andere auto. Toen wij aan de kant stonden na het ongeval, was het een beetje druk. Daarmee bedoel ik dat er soms één a twee auto’s passeerden. (…)
Ik ken meneer [verzoeker] niet. (…) Ik ben voor het eerst in aanraking met [verzoeker] gekomen, op de dag van de aanrijding. Ik heb toen niet met hem gesproken. Daarvoor heb ik hem nooit ergens gezien. Ik wist dus ook niet dat het meneer [verzoeker] was. Ik heb alleen de aanrijding zelf gezien. Ik was in Den Haag en ging naar Amsterdam via de Boogaard. Ik reed op de A4 en daar heb ik de aanrijding gezien. Ik reed zelf in een auto, ook een busje, een [auto 3] . Ik was de bestuurder en mijn vrouw zat naast mij.
De volgende dag belde meneer [betrokkene] mij op en vertelde hij dat hij een aanrijding met die auto heeft gehad. Verder vertelde hij niet veel. Ik heb hem toen gevraagd of hij naar mijn vriendin kon komen om het haar zelf te vertellen. Toen hij kwam was ik er ook bij. Hij vertelde dat hij op de grote weg richting Amsterdam reed en dat er schuin voor hem een busje reed met een veel lagere snelheid dan hij. Dit busje kwam zonder richting aan te geven op zijn rijstrook rijden en deed dit met een veel lagere snelheid. [betrokkene] deed nog een poging om er niet tegenaan te rijden, maar de afstand tussen beide auto’s was te klein om een ongeval te voorkomen. (…). Ik heb de verklaring van de tegenpartij gelezen die bij het verzoekschrift zit en volgens mij klopt dit niet.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Behandeling in deelgeschil
“De bestuurder van de [auto 2] reed ongeveer 110 km/h. Hij zag schuin rechts voor hem de [auto 1] bus rijden. Deze reed een stuk langzamer. De [auto 1] wisselde onverwachts van rijstrook 3 naar 2. Hierbij is de [auto 2] vol in de remmen gegaan, maar aangezien het snelheidsniveau van beide voertuigen te groot was, is de [auto 2] achter op de [auto 1] gebotst”.
tegenstrijdige verhalen van de bestuurders”(zie 2.7) maakt dit niet anders. Die tegenstrijdigheden hebben de politie er immers niet van weerhouden een vermoedelijke toedracht te beschrijven.
donker, grijs/bruin” en later “
groen”. Bovendien heeft hij verklaard dat er een andere auto tussen hem en [verzoeker] reed en dat hij circa 100 à 150 meter achter het ongeval reed, zodat onaannemelijk is dat hij – als hij al op dat moment ter plaatste is geweest – goed zicht heeft gehad op het ongeval. Gelet op al het voorgaande heeft de rechtbank zulke sterke twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 2] , dat zij daar verder geen acht op slaat.