ECLI:NL:RBDHA:2021:12507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
09-767321-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van wapenhandel na onvoldoende bewijs van overdracht van vuurwapens

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de overdracht van negentien vuurwapens op 3 augustus 2021 in Breda. De zaak kwam voort uit een politieonderzoek naar wapenhandel, waarbij de verdachte in verband werd gebracht met een advertentie in een openbare Telegram-groep. Tijdens het onderzoek werden pseudokopen uitgevoerd, waarbij de vuurwapens aan verbalisanten werden overgedragen.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De raadsman betoogde dat er onvoldoende direct bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overdracht van de wapens. De rechtbank overwoog dat er aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, zoals frequent contact met een medeverdachte en gesprekken die mogelijk betrekking hadden op de overdracht van munitie. Echter, de rechtbank concludeerde dat de tapgesprekken niet specifiek genoeg waren om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de overdracht van de vuurwapens. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven en de rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, in aanwezigheid van griffiers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767321-21
Datum uitspraak: 16 november 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ),
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 2 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsman van de verdachte
mr. G.S.J. van Gestel naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 augustus 2021 te Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen negentien vuurwapens van categorie III van de Wet wapens en munitie te weten achttien semi-automatische pistolen Walther PPQ en/of een semi-automatisch pistool Walther Creed heeft overgedragen.

3.Het oordeel van de rechtbank

3.1
Inleiding
De politie heeft naar aanleiding van een advertentie in een openbare Telegram groep onderzoek gedaan naar wapenhandel. In het kader van dit onderzoek heeft de politie pseudokopen verricht. De in de tenlastelegging vermelde negentien semi-automatische vuurwapens zijn op 3 augustus 2021 in Breda tijdens een pseudokoop overgedragen aan verbalisanten.
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het overdragen van genoemde vuurwapens.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – op gronden zoals verwoord in zijn pleitnota – namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. De raadsman heeft daartoe betoogd dat het dossier geen direct bewijs bevat voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overdracht van de wapens. De raadsman heeft verder aangevoerd dat op basis van het dossier niet blijkt dat de verdachte daadwerkelijk de persoon is geweest die de (getapte) telefoongesprekken met de medeverdachte heeft gevoerd. Zelfs als vastgesteld zou kunnen worden dat de verdachte die telefoongesprekken heeft gevoerd, kan volgens het betoog van de raadsman niet worden vastgesteld dat die tapgesprekken betrekking hadden op de levering van de negentien vuurwapens zoals ten laste gelegd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank overweegt dat zich in het dossier aanwijzingen bevinden dat de verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de overdracht van de in de tenlastelegging genoemde semi-automatische vuurwapens. Zo is er via het telefoonnummer van de verdachte in de periode van 17 juli tot en met 3 augustus 2021 veelvuldig telefonisch contact geweest met het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] . Anders dan de raadsman gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte degene is geweest die deze telefoongesprekken met [medeverdachte] heeft gevoerd. In de telefoongesprekken tussen [medeverdachte] en de verdachte wordt gesproken over het leveren van “die auto’s” en “setjes maken”. Voorts wordt op 3 augustus 2021 gesproken over
ballas,een “tekort aan twee doosjes” en “16 x 19 is 304. En nu hebben we maar 200”. De rechtbank begrijpt dat
ballasgaat om munitie en merkt op dat “16 x 19 is 304” past bij de hoeveelheid munitie die tijdens de pseudokoop van 3 augustus 2021 geleverd zou worden.
Uit de tapgesprekken blijkt echter onvoldoende dat deze specifiek betrekking hadden op de overdracht van de negentien vuurwapens op 3 augustus 2021 zoals ten laste gelegd. Het enkele feit dat er concreet wordt gesproken over een tekort aan munitie, welk tekort rekenkundig past bij het aantal te leveren wapens is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen. In het dossier bevinden zich naast de tapgesprekken onvoldoende bewijsmiddelen op grond waarvan wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte daadwerkelijk tezamen met anderen betrokken is bij de overdacht van de genoemde vuurwapens. Medeplegen van het overdragen van munitie is niet ten laste gelegd.
Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat niet bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde medeplegen van het overdragen van negentien vuurwapens van categorie III van de Wet wapens en munitie op 3 augustus 2021 te Breda.
De rechtbank zal hem dan ook van het ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 3 november 2021 opgeheven.

4.De inbeslaggenomen voorwerpen

4.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage I aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden verbeurdverklaard en dat het onder 2 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen verweer gevoerd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de verdachte van het ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank ten aanzien van beide in beslag genomen voorwerpende teruggave aan de verdachte gelasten.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten: een telefoontoestel, zwart, Apple Iphone 11 PRO en een telefoontoestel, zwart, Huawei.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
mr. S.S.S. Heinerman, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. H.A.F. Tromp en Ö. Aydin, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2021.